Gedaan met laden. U bevindt zich op: Deel IV. De evaluatie in de loopbaan Inhoudstafel statuut

Deel IV. De evaluatie in de loopbaan

Hoofdstuk 1. Basisprincipes van de evaluatie

Hoofdstuk 1 bevat Art. IV 1 tot en met Art. IV 3.

Art. IV 1

§ 1. Onverminderd de evaluatie tijdens of na de proeftijd wordt elk personeelslid dat in de loop van een kalenderjaar gedurende ten minste drie maanden prestaties heeft geleverd, met betrekking tot deze prestaties en de wijze waarop ze geleverd werden, geëvalueerd.

§ 2. De evaluatie heeft betrekking op één kalenderjaar. Evenwel kan in onderling akkoord tussen geëvalueerde en evaluatoren de periode waarover geëvalueerd wordt op maximum 15 maanden worden gebracht.

§ 3. Onverminderd de voorwaarde van ten minste drie maanden prestaties in een kalenderjaar kan het personeelslid dat vrijwillig uit dienst treedt of op rust gesteld wordt in de loop van dat jaar, met zijn akkoord nog geëvalueerd worden vóór zijn uitdiensttreding of opruststelling[9].

§ 4. Het personeelslid kan na de zesde maand die volgt op de kennisgeving van het evaluatieverslag aan het personeelslid worden geëvalueerd met betrekking tot de prestaties en de wijze waarop de prestaties werden geleverd, op voorwaarde dat:

1° het evaluatieverslag dat betrekking had op de vorige evaluatie de einduitspraak onvoldoende bevatte;

2° het personeelslid tijdens de periode die het voorwerp is van de evaluatie gedurende minimaal drie maanden prestaties heeft geleverd. Verloven die zich tijdens deze periode voordoen, schorten deze periode op zolang het personeelslid nog geen drie maanden effectief heeft gepresteerd;

3° de evaluatoren die gebruik willen maken van de evaluatiemogelijkheid vermeld in het eerste lid, dit naar aanleiding van de kennisgeving van het evaluatieverslag aan het personeelslid meedelen..[44]

Als de evaluatie na zes maanden niet werd besloten met een onvoldoende, dan worden de prestaties van het personeelslid en de wijze waarop deze werden geleverd de eerstvolgende keer geëvalueerd bij het begin van het volgende kalenderjaar.[44]

Art. IV 2

De evaluatie gebeurt door een gesprek en een verslag waaraan een tegensprekelijke procedure is gekoppeld, zoals bepaald in dit deel.

De lijnmanager kan beslissen dat in de evaluatie van personeelsleden rekening gehouden wordt met de informatie van categorieën personeelsleden aan wie ze leidinggeven of met wie ze samenwerken.

Art. IV 3

De personeelsleden worden geëvalueerd door ten minste twee functionele chefs, tenzij een afwijking functioneel noodzakelijk is. Tenminste één evaluator is een ambtenaar van een hogere rang of van dezelfde rang met een hogere trap in de functionele loopbaan, dan de geëvalueerde.

De beleidsraad, de strategische adviesraad of het hoogste collectief orgaan in het Gemeenschapsonderwijs bepaalt de evaluatielijnen voor specifieke gevallen waar de algemene regel niet toepasbaar is.

De evaluatoren worden op hun beurt geëvalueerd op hun wijze van evalueren.

Hoofdstuk 2. De procedure

Hoofdstuk 2 bevat Art. IV 4 tot en met Art. IV 7.

Art. IV 4

De evaluatie gebeurt na een gesprek tussen de geëvalueerde en ten minste één evaluator. Het gesprek kan plaatsvinden in de laatste maand van de periode waarover geëvalueerd wordt. De tijdsspanne tussen twee jaarlijkse evaluatiegesprekken moet minstens tien kalendermaanden bedragen.[32]

Op verzoek van de geëvalueerde of een evaluator gebeurt het evaluatiegesprek met twee evaluatoren.

Indien de geëvalueerde afwezig is tijdens de evaluatieperiode, gebeurt de evaluatie indien mogelijk mondeling of anders schriftelijk. Bij een schriftelijke evaluatie maakt een van de evaluatoren een ontwerp van evaluatieverslag op en stuurt dat naar het personeelslid. Het personeelslid kan gedurende vijftien kalenderdagen opmerkingen bezorgen aan de evaluatoren. Het ontwerpverslag bevat in voorkomend geval het voorstel van de einduitspraak “loopbaanvertraging” of “onvoldoende”.[49]

Indien de geëvalueerde van niveau D hier schriftelijk om vraagt, wordt het evaluatiegesprek gevoerd in aanwezigheid van een waarnemer van zijn keuze.

Art. IV 5

§1. De evaluatoren leggen de evaluatie vast in een definitief opgesteld verslag in een van de volgende gevallen:

1° na het evaluatiegesprek;

2° nadat ze bij een schriftelijke evaluatie de opmerkingen hebben ontvangen van het personeelslid bij het ontwerp van evaluatieverslag;

3° nadat de vijftien kalenderdagen, vermeld in artikel IV 4, derde lid, zijn verstreken als het personeelslid geen opmerkingen heeft geformuleerd bij het ontwerp van evaluatieverslag.[49]

Het definitieve verslag bevat, in voorkomend geval, de einduitspraak “loopbaanvertraging” of “onvoldoende”, die loopbaangevolgen heeft conform dit besluit. Het definitieve evaluatieverslag wordt bezorgd aan de geëvalueerde binnen drie maanden nadat de periode verstreken is waarover geëvalueerd wordt.[49]

§2. Indien de twee evaluatoren geen consensus bereiken, bezorgen zij terzelfdertijd de aparte verslagen aan de geëvalueerde.
De evaluatie van de hoogste functionele chef is doorslaggevend of, bij gelijkheid, van de tweede evaluator.

§3. De geëvalueerde kan opmerkingen toevoegen aan het definitieve beschrijvende evaluatieverslag.

Het personeelslid bezorgt het evaluatieverslag met zijn eventuele opmerkingen [23] terug binnen 15 kalenderdagen na het ontvangen van het evaluatieverslag.[9]

Art. IV 6

Alle personeelsleden of personen onder wiens functioneel gezag het te evalueren personeelslid prestaties heeft verricht, kunnen gunstige of ongunstige feiten met betrekking tot het presteren van het personeelslid vaststellen.[6]

Ongunstige feiten worden schriftelijk vastgesteld, indien mogelijk na een gesprek. Het te evalueren personeelslid kan opmerkingen toevoegen aan het document. Het personeelslid bezorgt het document, gebeurlijk met zijn opmerkingen, [23] terug binnen de 15 kalenderdagen na het ontvangen van het document.[18]

Art. IV 7

- Opgeheven [9]

Hoofdstuk 3. Beroep tegen de evaluatie onvoldoende of loopbaanvertraging

Hoofdstuk 3 bevat Art. IV 8 en Art. IV 9.

Art. IV 8

§ 1. Onverminderd de regeling voor het top- en middenkader, kan de ambtenaar van wie het evaluatieverslag wordt besloten met de einduitspraak ‘loopbaanvertraging’ of ‘onvoldoende’[9] daartegen beroep instellen bij de raad van beroep.

Het beroep wordt ingesteld binnen de 15 kalenderdagen na het bezorgen van het evaluatieverslag aan de geëvalueerde[9].

§ 2. De raad van beroep brengt een gemotiveerd advies uit binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van het beroepschrift.

§ 3. Onverminderd artikel I 9, § 1, tweede lid, wordt het dossier vervolgens binnen de 15 kalenderdagen voorgelegd aan de instantie bevoegd voor de definitieve beslissing. Zij beslist binnen de 15 kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad.

De instantie die bevoegd is voor de definitieve beslissing, kan de evaluatie “onvoldoende” al dan niet behouden, of kan de evaluatie “onvoldoende” vervangen door een loopbaanvertraging.[6]

§ 4. Als de raad van beroep unaniem beslist dat de “onvoldoende” ongegrond is, kan hij aansluitend bij eenparigheid van stemmen beslissen om de evaluatie “onvoldoende” te vervangen door de toekenning van een loopbaanvertraging.[6]

§ 5. De in dit artikel vastgestelde termijnen worden opgeschort tussen Kerstmis en Nieuwjaar.[32]

Art. IV 9

Overeenkomstig artikel I 8 bepaalt de beleidsraad, de strategische adviesraad of het Gemeenschapsonderwijs welk collectief orgaan bevoegd is voor de definitieve beslissing inzake de evaluatie.[2]

Hoofdstuk 3bis. - opgeheven

Hoofdstuk 3bis bevat Art. IV 9bis.

Art. IV 9bis

- Opgeheven[32]

Hoofdstuk 4. Overgangsbepaling

Hoofdstuk 4 bevat Art. IV 10 en Art. IV 11.

Art. IV 10

Het personeelslid behoudt in de periode tussen de datum van inwerkingtreding van dit besluit en de datum van toekenning van de eerste evaluatie na deze inwerkingtreding, de evaluatie die hem het laatst werd toegekend.

Art. IV 11

- Opgeheven[9]