Gedaan met laden. U bevindt zich op: Deel VI. De administratieve loopbaan Deel VI. De administratieve loopbaan

Deel VI. De administratieve loopbaan

Titel 7. De IT-mandaten en tijdelijke aanstellingen

Titel 7 bevat Art. VI 68 tot en met Art. VI 103

Hoofdstuk 1. De IT-mandaten - opgeheven

Hoofdstuk 1 omvat Art. VI 68 tot en met Art. VI 73 [2][63]

Art. VI 68 tot en met Art. VI 73

- Opgeheven[63]

Hoofdstuk 2. De projectleiders

Hoofdstuk 2 bevat Art. VI 74 tot en met Art. VI 85

Afdeling 1

- Opgeheven[9]

Art. VI 74

Een projectleider is een ambtenaar of een contractueel personeelslid, tijdelijk belast met de leiding van een project voor een beleidsdomein of voor alle beleidsdomeinen. De duur van het project bedraagt ten hoogste vijf jaar en is eenmalig verlengbaar met een periode van maximum een jaar.[23]

Zowel de projecten voor een beleidsdomein als de projecten voor alle beleidsdomeinen worden opgestart door het hoofd van een bepaalde entiteit, raad of instelling na voorafgaandelijk akkoord van respectievelijk de functioneel bevoegde minister(s) en de Vlaamse Regering.[23]

Art. VI 75

§ 1. De projectleidersfuncties worden vacant verklaard en bekendgemaakt aan alle ambtenaren en contractuele personeelsleden die in aanmerking komen volgens de scopebepaling van artikel VI 1.[23]

Alleen ambtenaren en contractuele personeelsleden die geslaagd zijn voor een objectief wervingssysteem met algemene bekendmaking vermeld in deel III, hoofdstuk 2, van dit besluit kunnen kandideren voor een projectleidersfunctie.[23]

§ 2. De selector organiseert de selectie voor een functie in overleg met de lijnmanager.[32]

De lijnmanager kan bijzondere vereisten in overeenstemming met de functiebeschrijving en het competentieprofiel, en na overleg met de selector, vaststellen.[32]

De selector sluit, in overleg met de lijnmanager, de kandidaten die niet voldoen aan de statutaire voorwaarden of de voorwaarden van het selectiereglement uit van deelname aan de selectie.[32]

De selector beoordeelt, in overleg met de lijnmanager, de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie, rekening houdend met de specifieke behoeftes van de (sub)entiteit.[32]

Elke selectie kan uit verschillende testen bestaan. De kandidaten worden op de hoogte gebracht van de motivering van een eventuele uitsluiting op basis van een test of selectie.[32]

§ 3. De selector stelt, in overleg met de lijnmanager, per selectie een selectiereglement vast.[32]

Het selectiereglement regelt minstens welke diploma’s, studiegetuigschriften, ervaringsbewijzen of toegangsbewijzen toegang geven tot de selectieprocedure, de datum waarop aan de voorwaarden moet voldaan zijn, het aantal en de aard van de testen, en de criteria op basis waarvan de geschiktheid of het geslaagd zijn beoordeeld worden.[32]

Het selectiereglement regelt in voorkomend geval ook:
1° een mogelijke voorselectie (naargelang het aantal kandidaten);
2° een mogelijke beperkte procedure;
3° de samenstelling van de jury, waarvan de lijnmanager bij interne selectietesten minstens deel uitmaakt;
4° de regels rond de rangschikking;
5° de geldigheidsduur van de reserve;
6° het verlies en behoud van een plaats in de reserve;
7° de mogelijkheid om een bijkomende test te organiseren voor de vervulling van een bijkomende vacature voor dezelfde of een vergelijkbare functie.[32]

Bij het agentschap Opgroeien en het agentschap Opgroeien regie kan de lijnmanager vermeld in het derde lid, 3°, in de jury zitten voor beide agentschappen.[60]

§ 4. De lijnmanager kiest uit de geschikte kandidaten de kandidaat die volgens hem het meest geschikt is voor de functie, of hij kiest uitzonderlijk niet, als hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten. De gemotiveerde selectiebeslissing houdt rekening met:

1° de kandidaatstelling;
2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel;
3° de beoordeling van de eventuele selectietest(en).[32]

Het hoofd van de entiteit, raad of instelling stelt de meest geschikte kandidaat aan die als projectleider belast wordt met een project voor een beleidsdomein of voor alle beleidsdomeinen.

Art. VI 76

De duur van de tijdelijke aanstelling tot projectleider is gelijk aan de duur van het project.

De projectleider heeft voor de duur van het project hiërarchisch gezag over de andere personeelsleden die meewerken aan het project.[2]

Art. VI 77

§ 1.[23] De aanstelling tot projectleider houdt tevens de dienstaanwijzing in voor de betrokken ambtenaar.

De ambtenaar behoudt tijdens de aanstelling de functionele loopbaan in de graad waarin hij werd benoemd. De werkelijke diensten die de ambtenaar als projectleider presteert, worden in aanmerking genomen voor de vaststelling van de schaalanciënniteit in de functionele loopbaan.[2]

§ 2. Het contractuele personeelslid dat aangesteld wordt tot projectleider, krijgt een contract van bepaalde duur in de functie van projectleider voor de duur van het project.[23]

De lopende arbeidsovereenkomst van het contractuele personeelslid wordt voor de duur van de tijdelijke aanstelling geschorst.[23]

Art. VI 78

§ 1. De tijdelijke aanstelling van de ambtenaar wordt ambtshalve beëindigd bij een functioneringsevaluatie die met een onvoldoende wordt besloten, bij een beslissing tot loopbaanvertraging, bij een bevordering of bij een aanwijzing in een mandaat en, in voorkomend geval, bij een wijziging van dienstaanwijzing.[23]

De regeling vermeld in het eerste lid is niet van toepassing in geval van overdracht met toepassing van artikel I 5ter van dit besluit.[27]

De overheid die bevoegd is voor de aanstelling, kan die aanstelling ook beëindigen om functionele redenen, bij langdurige afwezigheid of op verzoek van de functiehouder zelf.[23]

§ 2. De tijdelijke aanstelling van het contractuele personeelslid wordt beëindigd volgens de regels van het arbeidsrecht.[23]

Afdeling 2

- Opgeheven[6]

​​​​​​​Art. VI 79 tot en met ​​​​​​​Art. VI 82

- Opgeheven[6]

Hoofdstuk 3. De waarneming van een hoger ambt

Hoofdstuk 3 bevat Art. VI 83 tot en met Art. VI 85[2]

Art. VI 83 tot en met Art. VI 85

- Opgeheven[23]

Hoofdstuk 4. De preventiefuncties

Hoofdstuk 4 bevat Art. VI 86 tot en met Art. VI 94ter.

Afdeling 1. Definities

(Art. VI 86[20])

Art. VI 86

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

1° lijnmanager:
a) als het gaat om de Gemeenschappelijke Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, hierna GDPB te noemen: de leidend ambtenaar van het Agentschap Overheidspersoneel[55][28];
b) als het gaat om een Interne dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, hierna IDPB te noemen: de lijnmanager van de entiteit, raad of instelling;

2° overlegcomité:
a) als het gaat om de GDPB: het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap – Vlaams Gewest;
b) als het gaat om een IDPB: het bevoegde overlegcomité;

3° comité GDPB: het aansturingscomité van de GDPB.[20]

Afdeling 2. De preventiediensten

(Art. VI 87 [20])

Art. VI 87

Voor de departementen, de IVA’s zonder rechtspersoonlijkheid, de IVA’s met rechtspersoonlijkheid, de raden en de EVA’s, met uitzondering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, de Openbare Psychiatrische Zorgcentra Geel en Rekem en het Agentschap Plantentuin Meise bestaat er een GDPB. De andere diensten van de Vlaamse overheid, de kabinetten van de leden van de Vlaamse Regering en andere instanties binnen de Vlaamse overheidssector kunnen zich ook daarbij aansluiten.[39]

Elk EVA en elke instelling beschikt over een IDPB, tenzij ze zich aansluiten bij de GDPB.[39]

In afwijking van het tweede lid kan het Gemeenschapsonderwijs samen met de scholengroepen aangesloten zijn bij een gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op het werk. Voor de preventieadviseur-coördinator en de preventieadviseurs van het Gemeenschapsonderwijs die werken voor die gemeenschappelijke dienst gelden de richtlijnen voor een IDPB, vermeld in dit besluit.[20]

Afdeling 3. Algemene bepalingen

(Art. VI 88 tot en met Art. VI 92)

Art. VI 88

Een preventieadviseur-coördinator leidt de GDPB.[20]

Zodra de IDPB uit minstens twee preventieadviseurs bestaat, kan een preventieadviseur-coördinator de dienst leiden.[20]

Art. VI 89

§ 1. Het mandaat van preventieadviseur-coördinator en de tijdelijke aanstelling als preventieadviseur zijn toegankelijk voor ambtenaren onder de hierna bepaalde voorwaarden.[32]

De aanwijzing in het mandaat van preventieadviseur-coördinator of de tijdelijke aanstelling als preventieadviseur kan, in afwijking van artikel I 5, §1, gecombineerd worden met:

1° een overplaatsing via de horizontale mobiliteit;
2° een aanwerving vanuit de externe arbeidsmarkt[39][32]

§ 2. Bij de aanwijzing van een ambtenaar van een andere entiteit, raad of instelling in het mandaat van preventieadviseur-coördinator of de tijdelijke aanstelling als preventieadviseur met overdracht via horizontale mobiliteit wordt de ambtenaar overgeplaatst naar de entiteit, raad of instelling van de vacature en behoudt de ambtenaar tevens de graad waarin hij vastbenoemd is.[32]

Het overplaatsingsbesluit vermeldt de termijn waarbinnen de preventieadviseur of preventieadviseur-coördinator zijn nieuwe functie opneemt.[32]

Bij de aanwijzing van een ambtenaar van dezelfde of een andere entiteit, raad of instelling in het mandaat van preventieadviseur-coördinator of de tijdelijke aanstelling als preventieadviseur zonder overdracht via horizontale mobiliteit behoudt de ambtenaar tevens de graad waarin hij vastbenoemd is. Na afloop van het mandaat of de tijdelijke aanstelling keert de ambtenaar terug naar de entiteit, raad of instelling van herkomst.[32]

De extern via aanwerving[71] geworven ambtenaar wordt benoemd bij de entiteit, raad of instelling van de vacature in een graad van waaruit de aanwijzing in het mandaat of de tijdelijke aanstelling voor een ambtenaar mogelijk is overeenkomstig artikel VI 93, §1.[32]

§ 3. De aanwijzing tot preventieadviseur-coördinator en de tijdelijke aanstelling als preventieadviseur gebeuren voor de duur van zes jaar, en zijn meermaals met dezelfde duur verlengbaar. De verlenging gebeurt stilzwijgend.

De extern via aanwerving [71] geworven ambtenaar wordt benoemd bij de entiteit, raad of instelling van de vacature in een graad van waaruit de aanwijzing in het mandaat of de tijdelijke aanstelling voor een ambtenaar mogelijk is overeenkomstig artikel VI 93, §1.[32]

§ 4. De aanwijzing tot preventieadviseur-coördinator en de tijdelijke aanstelling tot preventieadviseur houden voor de duur van de aanwijzing of de aanstelling de dienstaanwijzing in voor het betrokken personeelslid.[20]

§ 5. Het mandaat van preventieadviseur-coördinator is een mandaatgraad van rang A2.[20]

Art. VI 90

Als de preventieadviseur-coördinator zijn eerste aanwijzing in het mandaat voortijdig beëindigt, kan hij vervangen worden door een kandidaat die voorkomt op een lijst die een bijzondere commissie als vermeld in artikel VI 94, §3 heeft voorgedragen aan de lijnmanager.[20]

Als een preventieadviseur zijn eerste aanstelling voortijdig beëindigt, kan hij vervangen worden door een persoon met een geldige kandidaatstelling.[20]

De vervanger van een preventieadviseur-coördinator of preventieadviseur, vermeld in het eerste en het tweede lid, wordt aangewezen of aangesteld voor de duur van zes jaar, met verlengingsmogelijkheid als vermeld in artikel VI 89, §3.[20]

Art. VI 91

De aanwijzing in het mandaat van preventieadviseur-coördinator GDPB gebeurt voltijds. De aanwijzing in het mandaat van preventieadviseur-coördinator IDPB en de aanstelling van een preventieadviseur gebeuren voor de volledige arbeidsduur of voor een gedeelte ervan.[20]

Artikel V 42, §2, is van toepassing op de houder van een mandaat van preventieadviseur-coördinator.[34]

Art. VI 92

De lijnmanager stuurt de preventieadviseur-coördinator van de GDPB functioneel aan en treedt op als eerste en enige evaluator, na voorafgaandelijke bespreking in het comité GDPB.[20]

Afdeling 4. Aanwijzings- en aanstellingsprocedure

(Art. VI 93 en Art. VI 94)

Art. VI 93

§1. De ambtenaar die wordt aangewezen in het mandaat van preventieadviseur-coördinator, behoort tot de rang A1 of A2.[20]

De ambtenaar die tijdelijk wordt aangesteld tot preventieadviseur, behoort tot de rang A1 of A2, of tot het niveau B, C of D.[20]

§2. - opgeheven[32]

§3. De ambtenaar die wordt aangewezen in het mandaat van preventieadviseur-coördinator of die tijdelijk wordt aangesteld tot preventieadviseur behoudt de functionele loopbaan in de graad waarin hij is benoemd. De werkelijke diensten die de ambtenaar als preventieadviseur-coördinator of preventieadviseur presteert, komen in aanmerking voor de vaststelling van de schaalanciënniteit in de functionele loopbaan.[20]

Art. VI 94

§ 1. De lijnmanager stelt de competenties vast waarover de preventieadviseur-coördinator moet beschikken, in aanvulling op de vereisten die opgelegd zijn door de welzijnsreglementering.[32]

De lijnmanager stelt, in overleg met de preventieadviseur-coördinator, waar hij is aangewezen, de competenties vast waarover de preventieadviseur moet beschikken, in aanvulling op de vereisten die opgelegd zijn door de welzijnsreglementering.[32]

§ 2. De selector organiseert de selectie voor een functie in overleg met de lijnmanager.[32]

De lijnmanager kan bijzondere vereisten in overeenstemming met de functiebeschrijving en het competentieprofiel, en na overleg met de selector, vaststellen.[32]

De selector sluit, in overleg met de lijnmanager, de kandidaten die niet voldoen aan de statutaire voorwaarden of de voorwaarden van het selectiereglement uit van deelname aan de selectie.[32]

Elke selectie kan uit verschillende testen bestaan. De kandidaten worden op de hoogte gebracht van de motivering van een eventuele uitsluiting op basis van een test of selectie.[32]

De selector stelt, in overleg met de lijnmanager, per selectie een selectiereglement vast.[32]

Het selectiereglement regelt minstens welke diploma’s, studiegetuigschriften, ervaringsbewijzen of toegangsbewijzen toegang geven tot de selectieprocedure, de datum waarop aan de voorwaarden moet voldaan zijn, het aantal en de aard van de testen, en de criteria op basis waarvan de geschiktheid of het geslaagd zijn beoordeeld worden.[32]

Het selectiereglement regelt in voorkomend geval ook :

1° een mogelijke voorselectie naargelang het aantal kandidaten;
2° een mogelijke beperkte procedure;
3° de samenstelling van de jury, waarvan de lijnmanager bij interne selectietesten minstens deel uitmaakt;
4° de regels voor de rangschikking;
5° de geldigheidsduur van de reserve;
6° het verlies en behoud van een plaats in de reserve;
7° de mogelijkheid om een bijkomende test te organiseren voor de vervulling van een bijkomende vacature voor dezelfde of een vergelijkbare functie.[32]

§ 3. Een bijzondere commissie beoordeelt de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie van preventieadviseur-coördinator.[32]

Die bijzondere commissie is samengesteld als volgt:

1° een vertegenwoordiger van een gespecialiseerd extern bureau;
2° twee vertegenwoordigers van het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest als het gaat om de GDPB en de lijnmanager als het gaat om een IDPB;
3° een selectiedeskundige.[32]

De bijzondere commissie legt aan de lijnmanager de lijst voor van de kandidaten die over de vereiste competenties en andere vereisten voor de uitoefening van de functie van preventieadviseur-coördinator beschikken.[32]

§ 4. De selector beoordeelt, in overleg met de lijnmanager, de competenties en andere vereisten die overeenkomstig de functiebeschrijving nodig zijn voor de functie van preventieadviseur, rekening houdend met de specifieke behoeftes van de (sub)entiteit.[32]

§ 5. De lijnmanager draagt de kandidaat die volgens hem het meest geschikt is voor de functie van preventieadviseur-coördinator en preventieadviseur en die aan de voorwaarden voldoet, voor aan het overlegcomité. Hij draagt uitzonderlijk geen kandidaat voor als hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten. De gemotiveerde beslissing houdt rekening met:

1° de kandidaatstelling;
2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel;
3° de beoordeling van de eventuele selectietest(en).[32]

§ 6. Als het overlegcomité een akkoord bereikt, wijst de lijnmanager een persoon aan in het mandaat van preventieadviseur-coördinator of stelt hij iemand aan tot preventieadviseur.[20]

§ 7. Als het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest geen akkoord bereikt over een aanwijzing of aanstelling bij de GDPB, neemt de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, na afloop van de wettelijk voorgeschreven verzoeningsprocedure een beslissing, met behoud van de toepassing van de specifieke bepalingen in de welzijnsreglementering over de aanstelling van een preventieadviseur psychosociale aspecten.

Als het bevoegde overlegcomité geen akkoord bereikt over een aanwijzing of aanstelling bij een IDPB neemt de[39] de raad van bestuur voor het EVA en de instelling na afloop van de wettelijk voorgeschreven verzoeningsprocedure een beslissing, met behoud van de toepassing van de specifieke bepalingen in de welzijnsreglementering over de aanstelling van een preventieadviseur psychosociale aspecten.[20]

Afdeling 5. Beëindigingsregels

(Art. VI 94bis en Art. VI 94ter[20])

Art. VI 94bis

De ambtenaar met de functie van preventieadviseur-coördinator of preventieadviseur kan op eigen verzoek het mandaat of de tijdelijke aanstelling beëindigen als hij een met de lijnmanager overeen te komen opzeggingstermijn in acht neemt.[20]

Art. VI 94ter

De lijnmanager kan na akkoord van het overlegcomité om functionele redenen of om organisatorische redenen, met inachtname van de welzijnsreglementering, de aanwijzing van de preventieadviseur-coördinator of de aanstelling van de preventieadviseur beëindigen.[20]

Hoofdstuk 5 - opgeheven

Hoofdstuk 5 bevat Art. VI 95 tot en met Art. VI 100

Art. VI 95 tot en met Art. VI 100

- Opgeheven[9]

Hoofdstuk 6. De huisbewaarders

Hoofdstuk 6 bevat Art. VI 101 tot en met Art. VI 103[2]

Art. VI 101

De lijnmanager stelt de huisbewaarder aan.[2]

Art. VI 102

§ 1. De oproep tot de kandidaten voor een aanstelling als huisbewaarder wordt gericht tot de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid.

§ 2. Als huisbewaarder kunnen alleen de personeelsleden worden aangesteld die aan de onderstaande voorwaarden voldoen:

ze werken bij voorkeur in het gebouw waarvoor een huisbewaarder gezocht wordt;
ze behoren bij voorkeur tot de entiteit, raad of instelling waarvan de diensten het gebouw bezetten;
ze behoren bij voorkeur tot niveau D;
ze hebben op de dag van de kandidatenvoordracht geen onvoldoende op hun evaluatie.

Bij gelijke geschiktheid van kandidaten van hetzelfde niveau, wordt prioriteit gegeven aan de statutaire kandidaat.

§ 3. Bij gebrek aan kandidaten of als geen kandidaten beantwoorden aan de functiebeschrijving en het gewenste profiel, kan een persoon contractueel aangesteld worden die niet tot de diensten van de Vlaamse overheid behoort.[2]

Art. VI 103

§ 1. De aanstelling van de huisbewaarder eindigt:

bij zijn pensionering;
als hij ontslag neemt of afgezet wordt;
als de bevoegde overheid de functie van huisbewaarder afschaft;
bij het overlijden van de huisbewaarder;
ingeval van een tekortkoming die de beëindiging van zijn aanstelling rechtvaardigt.

§ 2. De tekortkoming, vermeld in § 1, 5°, wordt vastgesteld door de gebouwverantwoordelijke of bij gebrek aan gebouwverantwoordelijke, door de ambtenaar met de hoogste graad in dat gebouw. Na de huisbewaarder te hebben gehoord, stuurt die onverwijld zijn verslag met de eventuele schriftelijke opmerkingen van de huisbewaarder aan de verantwoordelijke van de personeelsfunctie van het beleidsdomein. Hij bezorgt een afschrift van zijn verslag aan de lijnmanager.

De beslissing tot ontslag wordt genomen door de lijnmanager.

§ 3. Als een huisbewaarder zijn functie wil beëindigen, moet hij de lijnmanager ten minste drie maanden van te voren met een beveiligde zending[34] daarvan op de hoogte brengen, behalve in geval van overmacht.[2]