chat-altchatcrossloginquestion-circlesearchsmileystarthumbup-downwarning
Vlaanderen
Contacteer ons
    Terug naar overzicht Stuur een e-mail

    Stuur een e-mail naar 1700, de informatiedienst voor al uw vragen aan de overheid.
    U ontvangt een kopie van uw bericht.

    Terug naar overzicht Chat met ons
    Uw chatgesprek wordt automatisch gestart zodra er een medewerker beschikbaar is.
    Even geduld, uw positie in de wachtrij wordt bepaald.

    Analyse van de Programmawet van 20 juli 2006 (B.S. 28.07.2006-ed.2)

    Titel III - Sociale zaken - Hoofdstuk 1. Solidariteitsbijdrage bedrijfsvoertuigen

    • Toepassingsgebied: DVO
    • Uitwerking: 1 januari 2005
    • Inhoud:
    • De werkgever die een voertuig, dat ook voor andere dan beroepsdoeleinden is bestemd, rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking stelt van zijn werknemer is een solidariteitsbijdrage verschuldigd, ongeacht de eventuele financiële bijdrage van de werknemer in de financiering of het gebruik.
    • De werkgever moet aantonen dat het gebruik voor andere dan louter beroepsdoeleinden uitsluitend gebeurt door een persoon doe niet valt onder de sociale zekerheid voor werknemers of dat het voertuig voor louter beroepsdoeleinden wordt gebruikt.
    • De woon-werkverplaatsing valt onder de definitie van "andere dan louter beroepsdoeleinden".
    • De solidariteitsbijdrage is verschuldigd bij het ter beschikking stellen van een voertuig voor het collectief vervoer van werknemers, behalve in twee gevallen:
      1. een voertuig waarin naast de chauffeur, minstens 2 andere werknemers van de onderneming aanwezig zijn gedurende minstens 80% van het afgelegde traject van en naar de woonplaats van de chauffeur en voor zover de werkgever bewijst dat er geen ander privé-gebruik wordt gemaakt van dit voertuig.
        Als het voertuig minder dan 3 plaatsen bevat of wanneer de ruimte voorbehouden voor het vervoer van personen uit één enkele zitbank of slechts één rij zitplaatsen bestaat, volstaat het dat naast de chauffeur, minstens één andere werknemer aanwezig is gedurende 80% van het traject;
      2. een voertuig met ten minste 5 plaatsen, zetel van de chauffeur niet inbegrepen en maximum 8 plaatsen, onder volgende voorwaarden:
        • naast de chauffeur zijn gewoonlijk minstens 3 werknemers aanwezig gedurende 80% van het afgelegde traject van en naar de woonplaats van de chauffeur.
        • het voertuig moet geïdentificeerd zijn overeenkomstig een door de Koning bepaalde procedure;
    • het bedrag van de solidariteitsbijdrage is afhankelijk van het CO2 - uitstootgehalte

    Berekening gebeurt als volgt:
    Benzinevoertuigen: ((CO2-uitstootgehalte in gram per kilometer X 9 euro) – 768):12
    Dieselmotoren: ((CO2-uitstootgehalte in gram per kilometer X 9 euro) – 600):12

    De minimumbijdrage is 20,83 euro die ook verschuldigd is door voertuigen die elektrisch worden aangedreven.

    Indien er omtrent de CO2uitstoot geen gegevens beschikbaar zijn, wordt deze vastgesteld op 182g/km voor benzinemotoren en 165 g/km voor dieselmotoren.

    Op 1 januari van elk jaar wordt het bedrag aangepast als volgt:
    Basisbedrag X gezondheidsindexcijfer september voorafgaand jaar gedeeld door gezondheidsindexcijfer september 2004.

    • de sanctie voor niet aangeven van alle voertuigen of valse aangiften is gelijk aan het dubbel van de ontdoken bijdragen.

    Deze forfaitaire vergoeding (sanctie) is niet verschuldigd voor de periode van 1 januari 2005 tot 31 maart 2006 als de werkgever ten laatste op 30 juni 2006 de voertuigen heeft aangegeven en de desbetreffende bijdrage heeft betaald.

    naar boven

    Titel III - Sociale zaken - Hoofdstuk 2. Strijd tegen de uitkeringsfraude  

    • Toepassingsgebied: DVO 
    • Uitwerking: 1 april 2007 
    • Inhoud:

    Dit artikel voorziet dat de rechtspersonen die gezinsbijslag moeten betalen aan al of een deel van hun personeel de sociale gegevens moeten integreren in het "kadaster van de kinderbijslag" en dat wordt bijgehouden bij de Rijksdienst voor Kinderbijslag.

    naar boven

    Titel III – sociale zaken – Hoofdstuk 3. Kinderbijslag - verjaringstermijn

    • Toepassingsgebied: DVO  
    • Uitwerking: 1 oktober 2006 
    • Inhoud:

    Voor de terugvordering van ten onrechte betaalde uitkeringen is er in principe een verjaringstermijn van 3 jaar te rekenen vanaf de datum van uitbetaling.

    Deze termijn wordt op 5 jaar gebracht indien het bedrag werd verkregen door bedrieglijke handelingen of valse of opzettelijk onvolledige verklaringen. De termijn wordt 1 jaar indien de onverschuldigde betaling voortvloeit uit een juridische of materiële vergissing van de kinderbijslaginstelling en de per vergissing gecrediteerde persoon niet wist of kon weten dat hij geen of niet langer recht had.

    naar boven