chat-altchatcrossloginquestion-circlesearchsmileystarthumbup-downwarning
Vlaanderen
Contacteer ons
    Terug naar overzicht Stuur een e-mail

    Stuur een e-mail naar 1700, de informatiedienst voor al uw vragen aan de overheid.
    U ontvangt een kopie van uw bericht.

    Terug naar overzicht Chat met ons
    Uw chatgesprek wordt automatisch gestart zodra er een medewerker beschikbaar is.
    Even geduld, uw positie in de wachtrij wordt bepaald.

    Analyse van de Programmawet van 22 juni 2012 (B.S. 28.06.2012)

    Titel 6 – Hoofdstuk 1 – Bijzondere sociale zekerheidsbijdrage voor aanvullende pensioenen (artikel 24-27)

    • Toepassingsgebied: alle werkgevers en werknemers
    • Inwerkingtreding: 1 januari 2012
    • Inhoud:

    1. Regeling van 1 januari 2012 tot 31 december 2015

    Wanneer voor een werknemer de som van de stortingen van bijdragen en/of premies van de werkgevers voor de opbouw van een aanvullend pensioen het drempelbedrag van € 30.000 per jaar overschrijdt, is een bijzondere bijdrage van 1,5% verschuldigd.

    Het bedrag van € 30.000 wordt geïndexeerd volgens de wet van 2 augustus 1971(1).

    Indien de premie of bijdrage niet individualiseerbaar is, zal er voor het bepalen van de inningsgrondslag van de bijzondere bijdrage rekening worden gehouden met de aangroei, andere dan door rendement, van de individuele verworven reserves van de aangeslotene, berekend op basis van de pensioentoezegging.

    Elke werkgever gaat voor elk bijdragejaar na of het bedrag aan bijdragen en/of premies die hij voor een werknemer stort in de loop van dat jaar het drempelbedrag overschrijdt. Is dit het geval, dan is de werkgever in het 4de kwartaal van dat jaar de bijzondere bijdrage verschuldigd.

    Vanaf 2013 deelt de VZW Sigedis het bedrag van de bijdragen of premies ontvangen door de pensioeninstellingen voor een bepaalde werkgever aan de inningsinstelling mee, uitgesplitst per pensioentoezegging.

    Deze bijzondere bijdrage is gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage.

    2. Regeling vanaf 1 januari 2016 (artikel 26)

    Wanneer een werkgever ten gunste van een werknemer in het bijdragejaar rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen en/of premies stort voor de opbouw van een aanvullend pensioen, en wanneer op 1 januari van dat jaar voor de betrokken werknemer de som van het wettelijk en aanvullend pensioen de pensioendoelstelling overschrijdt, is de werkgever een bijzondere bijdrage van 1,5% op deze bijdragen en/of premies verschuldigd.

    Voor toepassing van bovenvermelde regeling, definieert men volgende termen:

    • Wettelijk pensioen:
      50% van het brutoloonplafond van een bepaald jaar, vermenigvuldigd met de loopbaanbreuk van toepassing voor de werknemers(2). De loopbaanbreuk is het aantal reeds als werknemer gepresteerde loopbaanjaren gedeeld door 45.
    • Aanvullend pensioen:
      De reëel opgebouwde reserves in een bepaald jaar. Wanneer het aanvullend pensioen is uitgedrukt in een kapitaal dient dit gedeeld te worden door een omzettingscoëfficiënt om een rentebedrag te bekomen.
    • Pensioendoelstelling:
      Is het basisbedrag(3) vermenigvuldigd met de loopbaanbreuk.

    De referentiebedragen voor de bepaling van het basisbedrag en het maximaal wettelijke pensioen worden op 1 januari van elk jaar vastgesteld door de bevoegde pensioendiensten.

    De gegevens betreffende het aantal reeds gepresteerde loopbaanjaren, de bijdragen en/of premies en de reeds opgebouwde reserves worden op 1 januari van elk jaar vastgesteld door Sigedis.

    Voor de berekening van de bijdrage (inningsgrondslag) houdt men rekening met de directe en indirecte stortingen. Het gaat om stortingen voor de vorming van een aanvullend pensioen bij "leven" of "overlijden".

    naar boven


    (1) Wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
    (2) In voorkomend geval vermeerderd met 25% van het brutoloonplafond van een bepaald jaar vermenigvuldigd met de loopbaanbreuk van toepassing voor zelfstandigen.
    (3) Basisbedrag = bedrag vermeld in artikel 39, tweede lid van de wet van 5/8/1978 (niet geïndexeerd = 46.882,74 euro per jaar – vanaf februari 2012 = 73.929,36 euro per jaar)

    naar boven