chat-altchatcrossloginquestion-circlesearchsmileystarthumbup-downwarning
Vlaanderen
Contacteer ons
    Terug naar overzicht Stuur een e-mail

    Stuur een e-mail naar 1700, de informatiedienst voor al uw vragen aan de overheid.
    U ontvangt een kopie van uw bericht.

    Terug naar overzicht Chat met ons
    Uw chatgesprek wordt automatisch gestart zodra er een medewerker beschikbaar is.
    Even geduld, uw positie in de wachtrij wordt bepaald.

    Analyse van de Wet van 17/05/2007 tot wijziging van de wet van 03/07/1967 de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector en van de arbeiders

    • Toepassingsgebied: DVO (voor zover het gaat om diensten die bij KB zijn ondergebracht onder het toepassingsgebied van de wet van 03.07.1967)
    • Uitwerking: 1 juli 2007 (tenzij anders bepaald)
    • Inhoud:

    1) Terminologische aanpassing aan de herstructurering van overheidsdiensten bij de Vlaamse Gemeenschap: de wet van 03.07.1967 kan van toepassing worden verklaard (niet alleen op instellingen van openbaar nut) maar ook op publiekrechtelijke rechtspersonen die onder het gezag, de controle of het toezicht van een Gemeenschap/Gewest vallen;

    2) Het vastbenoemd personeelslid dat gemachtigd is om prestaties te verrichten bij een overheidsdienst die onder de toepassing kan worden/is gebracht van de wet van 03.07.1967, wordt voor arbeids(weg)ongevallen en beroepsziekten tijdens deze prestaties, gelijkgesteld met het vastbenoemd personeel van de overheidsdienst waarbij het deze prestaties verricht. Het kan ook tegen deze overheidsdienst de rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid instellen, bijvoorbeeld bij zwaarwichtige overtreding door deze overheidsdienst van de welzijnsreglementering(zie lager);

    3) De wet van 03.07.1967 kan toepasselijk gemaakt worden op de bedienaars van de katholieke, protestantse, orthodoxe, anglicaanse, israëlitische erediensten, de imams van de islamitische eredienst, de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad, de aalmoezeniers en de moreel consulenten; 
     
    4) Verruiming van het begrip "arbeidsongeval" tot de ongevallen overkomen buiten de uitoefening van de dienst, maar door een derde veroorzaakt wegens het uitgeoefende ambt (het moet niet meer gaan om door derden veroorzaakte ongevallen naar aanleiding van een vroegere handeling tijdens de uitoefening van de dienst);

    Het personeelslid wordt bovendien geacht zich te bevinden op de plaats waar het zijn ambt uitoefent wanneer het:

    1. bij gelegenheid een opdracht in het buitenland volbrengt in het kader van zijn ambt;
    2. een activiteit uitoefent als vakbondsafgevaardigde of vertegenwoordiger van het personeel, zelfs buiten het Belgisch grondgebied, waarvoor het verlof of dienstvrijstelling kreeg;
    3. deelneemt aan de werkzaamheden van de onderhandelings- of overlegorganen terwijl het:
       a) krachtens de arbeidsregeling die het is opgelegd niet verplicht is te werken;
       b) vooraf vakantieverlof heeft gekregen;
       c) niet verplicht is te werken omdat het zijn ambt uitoefent met verminderde prestaties (om welke reden ook, met uitzondering van verminderde prestaties wegens ziekte);
    4. uitdrukkelijk vergunning krijgt om deel te nemen aan beroepsvormingsactiviteiten, zelfs indien het niet verplicht is te werken krachtens de arbeidsregeling die het is opgelegd;
    5. deelneemt aan activiteiten voor vakbondsopleiding waarvoor het verlof of dienstvrijstelling heeft gekregen;
    6. deelneemt aan een vergelijkend examen, een selectie, een examen, een competentiemeting of iedere andere proef, voor zover die deelname is vastgelegd in de bepalingen die op het personeelslid van toepassing zijn, terwijl het krachtens de arbeidsregeling die het is opgelegd niet verplicht is te werken of met verlof is of een dienstvrijstelling kreeg.

    5) Specifiëring dat onder "beroepsziekten" worden begrepen: de ziekten die als zodanig zijn aangemerkt ter uitvoering van de artikelen 30 en 30bis van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 30.06.1970;
     
    6) Aanpassing van de reglementering aan de nieuwe regelingen inzake moederschapsverlof: de vergoedingen voor tijdelijke volledige ongeschiktheid worden alleen betaald tussen het begin van de zwangerschap en de 6 (1 kind)/8 (meerling) weken voorafgaand aan de vermoedelijke bevallingsdatum (voorheen 7 weken voorafgaand aan de vermoedelijke bevallingsdatum);
     
    7) De vergoedingen voor tijdelijke ongeschiktheid worden betaald op dezelfde tijdstippen als het gewone loon;
     
    8) De rente voor blijvende ongeschiktheid wordt vastgesteld op grond van de jaarlijkse bezoldiging, weliswaar met inachtneming van een plafondbedrag. Dit plafondbedrag wordt nu verhoogd tot 24.332,08 euro (opmerking: bij KB van 06.05.2003 had reeds een verhoging plaatsgevonden tot 21.257,87 euro (komende van 21.047,40 euro)). Het grensbedrag van 24.332, 08 euro geldt vanaf 01.01.2005;
     
    9) Invoering van:

    • een bijslag wegens verergering van de blijvende arbeidsongeschiktheid na de herzieningstermijn (voor het slachtoffer van een arbeids(weg)ongeval/beroepsziekte);
    • een overlijdensbijslag na de herzieningstermijn (voor de rechthebbenden van een overleden slachtoffer);
    • een schadeloosstelling voor de overnachtingskosten (niet alleen meer de verplaatsingskosten) die het gevolg zijn van een arbeids(weg)ongeval/beroepsziekte (voor het slachtoffer, de echtgenoot, de kinderen, de ouders);

    10) De rente en de verergeringsbijslag kunnen worden gecumuleerd met de bezoldiging en met het rustpensioen (overheidsreglementering). Zolang het slachtoffer de uitoefening van ambten behoudt, mogen de rente voor blijvende ongeschiktheid en de verergeringsbijslag niet hoger liggen dan 25% van de bezoldiging op grond waarvan de rente werd vastgesteld.
    De rente voor blijvende ongeschiktheid en de verergeringsbijslag kunnen slechts met een rustpensioen worden gecumuleerd tot 100% van de laatste bezoldiging (nadat deze in voorkomend geval is aangepast volgens de voor pensioenen geldende regeling).
    Dit maximum kan tot hoogstens 150% worden opgevoerd voor slachtoffers wier toestand de geregelde hulp van een derde vergt. De renten of verergeringsbijslag worden in voorkomend geval tot het passend bedrag verminderd.
    Het slachtoffer dat zijn ambt neerlegt zonder rustpensioen, geniet de totale rente en verergeringsbijslag.
     
    11) Het recht van de kinderen op een tijdelijke rente in geval van overlijden van het slachtoffer van een arbeidsongeval wordt aangepast aan de afstammingsregels (geen vereiste meer dat het wettige kinderen zijn, ook kinderen van de overlevende echtgenoot, geboren of verwekt voor het overlijden (zonder wettig te zijn) komen in aanmerking).
    De tijdelijke rente is voor ieder kind gelijk aan 15% van de jaarlijkse bezoldiging (plafondregeling), zonder dat het totaal de 45% mag overschrijden.
    De rente die wordt toegekend aan de kinderen van de overleden echtgenoot wordt evenwel verminderd met het bedrag van de rente die aan deze kinderen werd toegekend wegens een ander dodelijk arbeidsongeval/beroepsziekte.
     
    Als de afstamming wordt vastgesteld na het overlijden en invloed heeft op de rechten van andere rechthebbenden, heeft ze pas uitwerking vanaf de dag waarop de in kracht van gewijsde gegane beslissing wordt betekend aan de overheid die zich belast met de renten.
     
    Als de rechten van andere rechthebbenden door een beslissing van de overheid/ een gerechtelijke beslissing werden vastgesteld, kunnen zij enkel door een nieuwe beslissing van de overheid/een nieuwe gerechtelijke beslissing worden gewijzigd.

    De renten van overlevende echtgenoot, en van wees, en de overlijdensbijslag kunnen gecumuleerd worden met de weduwen- en wezenpensioenen (overheidsregeling).

    12) De renten voor blijvende ongeschiktheid (slachtoffer), de renten voor overlevende echtgenoot/wees/rechthebbende in een andere hoedanigheid (overlijden), de bijkomende vergoedingen voor gerregelde hulp aan derden, de verergerings- en overlijdensbijslagen worden vermeerderd/verminderd overeenkomstig de wet van 01.03.1977 (index) (uitzondering: renten indien de blijvende ongeschiktheid geen 16% bereikt).
     
    13) Een rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid kan nu ook worden ingesteld door het slachtoffer/zijn rechthebbenden:

    • tegen de gemachtigden van de werkgever die het arbeidsongeval/beroepsziekte opzettelijk hebben veroorzaakt (niet alleen meer tegen het personeelslid dat het ongeval opzettelijk heeft veroorzaakt);
    • tegen de overheidswerkgever, zijn personeel/gemachtigden wanneer het gaat om een arbeidswegongeval;
    • tegen de overheidswerkgever/zijn personeel wanneer het gaat om een verkeersongeval;
    • tegen de overheidswerkgever die de welzijnsreglementering bij de uitvoering van het werk zwaarwichtig heeft overtreden en daardoor het personeel aan het arbeidsongevallen-/beroepsziektenrisico heeft blootgesteld. Voorwaarde in dit geval is wel dat de overheidswerkgever door de ambtenaren die toezicht houden op de toepassing van de welzijnsreglementering, schriftelijk werd gewezen op onder meer het gevaar voor de personeelsleden en de gepleegde overtredingen.

    14) De renten, bijslagen, en vergoedingen toegekend aan het personeel van Gemeenschappen/Gewesten, en aan bedienaars der erediensten/moreel consulenten vallen ten laste van de Schatkist.
     
    De renten bijslagen en vergoedingen toegekend aan het personeel van publiekrechtelijke rechtspersonen/openbare instellingen die onder het gezag, de controle of het toezicht van Gemeenschappen/Gewesten vallen, moeten door de betrokken rechtspersonen zelf worden gedragen.

    15) Behalve wanneer zij slechts op de betaling van de rente, de verergeringsbijslag of de overlijdensbijslag slaat, wordt de rechtsvordering, ingeleid door het personeelslid van een Gemeenschap/Gewest, uitsluitend gericht tegen de Gemeenschap/het Gewest.
    Deze bepaling sluit het betrekken van de staat in de zaak uit, maar tast het recht van de staat niet aan om in een lopende procedure tussen te komen.
     
    16) Vorderingen tot betaling van de verergeringsbijslag/overlijdensbijslag verjaren na 3 jaar vanaf de eerste dag van de betalingsperiode waarop zij betrekking hebben, voor zover de verjaringstermijn van een eventuele hoofdvordering tot betaling van de op deze periode betrekking hebbende vergoedingen niet is verstreken.
     
    17) Wanneer de consolidatum van de lichamelijke letsels ingevolge een arbeidsongeval met terugwerkende kracht wordt vastgesteld, mag die terugwerkende kracht het slachtoffer niet benadelen, noch verplichtingen met zich meebrengen ten laste van het slachtoffer.
     
    18) De elektronische uitwisseling van sociale gegevens met betrekking tot de arbeidsongevallen en met het oog op de toepassing van de sociale zekerheid gebeurt overeenkomstig de wet van 15.01.1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, door tussenkomst van het Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO) als beheersinstelling van een secundair netwerk.
     
    19) In de arbeidsongevallenwet van 03.07.1967 wordt een toezichtsregeling ingevoerd. De sociaal inspecteurs, de sociaal controleurs en de geneesheren van het FAO houden toezicht op de naleving van de wet van 1967 en haar uitvoeringsbesluiten. Wanneer de overheid weigert om een ongeval als arbeidsongeval te erkennen, informeert zij daarover tegelijk het FAO en het slachtoffer/zijn rechthebbenden.

    20) Voor elke verergering na de herzieningstermijn en voor 01.07.2007, is de verergeringsbijslag verschuldigd ten vroegste vanaf 01.01.2006.
     
     De overlijdensbijslag is verschuldigd voor elk overlijden na 31.12.2005.

    naar boven