chat-altchatcrossloginquestion-circlesearchsmileystarthumbup-downwarning
Vlaanderen
Contacteer ons
    Terug naar overzicht Stuur een e-mail

    Stuur een e-mail naar 1700, de informatiedienst voor al uw vragen aan de overheid.
    U ontvangt een kopie van uw bericht.

    Terug naar overzicht Chat met ons
    Uw chatgesprek wordt automatisch gestart zodra er een medewerker beschikbaar is.
    Even geduld, uw positie in de wachtrij wordt bepaald.

    Analyse van de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen (B.S. 31.12.2009-ed.3)

    Titel 4 - enig hoofdstuk - Wijzigingen van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector (art. 17-18)

    • Uitwerking: 10 januari 2010 (10 dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad) 
    • Toepassingsgebied: statutairen en contractuelen DVO
    • Inhoud:

    Het betreft een aanpassing van de arbeidsongevallenwet overheidssector aan de nieuwe reglementering inzake adoptie. Meer specifiek gaat het om de renteregeling voor geadopteerde kinderen (gewone adoptie) bij het overlijden van het slachtoffer van een arbeidsongeval of beroepsziekte. Vereist wordt niet meer dat de adoptie voor het overlijden heeft plaatsgehad. De regeling is analoog aan deze die voor arbeidsongevallen in de privésector werd ingevoerd bij wet van 06.05.2009 houdende diverse bepalingen (art. 56-57).

    Titel 8 - Hoofdstuk 3 - Gezinsbijslag

    • Toepassingsgebied: DVO
    • Inhoud:

    De wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen brengt de hierna volgende wijzigingen aan de samengeordende wetten inzake de kinderbijslag voor werknemers

    1. Voor de personen verbonden door een leerovereenkomst en de studerende kinderen onder de voorwaarden van artikel 62 van de samengeordende wetten inzake de kinderbijslag voor loonarbeiders (SWKL) kan slechts kinderbijslag worden betaald als ze reeds ten minste vijf jaar werkelijk in België verblijven op de datum van de indiening van de aanvraag om kinderbijslag.

    Onder de voorwaarden opgesomd in artikel 56 sexies SWKL kan daarvan worden afgeweken.

    Met de hoger vermelde wet van 30 december wordt vanaf 1 maart 2009 aan die mogelijke afwijkingen toegevoegd: de aanvraag voor kinderbijslag voor een kind dat:

    1. onderdaan is van een Staat die behoort tot de Europese Economische Ruimte of, indien dit niet het geval is, dat onderdaan is van een Staat die het Europees Sociaal Handvest of het (Herziene) Europees Sociaal Handvest heeft geratificeerd (daaronder behoren bvb. Albanië, Armenië, Kroatië....).
    2. staatloze of vluchteling is in de zin van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

    2. Wanneer meer dan één rechthebbende het kind bij zich opvoedt, wordt vanaf 1 januari 2010 met de hogervermelde wet in geval van adoptie door personen van hetzelfde geslacht of door één persoon de voorrang van rechthebbende toegewezen aan de oudste.

    3. Bijslagtrekkende

    Volgens de samengeordende wetten krijgt de moeder de kinderbijslag als zij in het gezin is (bijslagtrekkende). Anders de persoon die het kind opvoedt.
    Met de hoger vermelde wet wordt vanaf 1 januari 2010 in geval van volle adoptie van het kind door twee personen van hetzelfde geslacht of in geval van volle adoptie door één persoon van het kind of het adoptiefkind van zijn echtgenoot of samenwonende van hetzelfde geslacht, de kinderbijslag betaald aan de oudste.

    Als beide ouders samen het ouderlijk gezag hebben (co-ouderschap), wordt de kinderbijslag verder betaald aan de moeder, door het kinderbijslagfonds (= voor de Vlaamse ministeries de cel kinderbijslag van AGO en voor sommige agentschappen met rechtspersoonlijkheid de RKW) van de rechthebbende (meestal de vader). Voor de kinderbijslag blijft de situatie dan precies alsof er geen scheiding geweest is.

    Woont het kind officieel bij de vader dan kan de kinderbijslag aan hem betaald worden.

    Bij feitelijke scheiding wordt ervan uitgegaan dat er co-ouderschap is. Ook als ouders die niet met elkaar getrouwd waren, uit elkaar gaan, wordt verondersteld dat er co-ouderschap is.

    Met de hoger vermelde wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen wordt voor co-ouderschap een onderscheid gemaakt tussen ouders van verschillend geslacht en ouders van hetzelfde geslacht:

    • Bij ouders van verschillend geslacht krijgt de moeder verder de kinderbijslag. Woont het kind officieel bij de vader dan kan de kinderbijslag aan hem betaald worden. (geen wijziging)
    • Bij ouders van hetzelfde geslacht: de oudste. Woont het kind officieel bij de jongste dan kan de kinderbijslag aan hem/haar betaald worden.

    Titel 8 - Hoofdstuk 4 - afdeling 2 - Werkverwijdering van zwangere vrouwen (art. 40)

    • Uitwerking: m.i.v. 01.01.2010 voor werkverwijderingen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2010
    • Wijziging van de Economische herstelwet van 27 maart 2009
    • Toepassinggebied: statutairen en contractuelen DVO
    • Inhoud:

    Werd er in toepassing van artikel 41 van de Arbeidswet van 16 maart 1971 een arbeidsgeneeskundig risico vastgesteld en nam de werkgever één van de maatregelen zoals bedoeld in artikel 42, §1 van de Arbeidswet (aanpassing arbeidsregeling of arbeidsomstandigheden of schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst), dan hebben de onderstaande zwangere werkneemsters recht op een tussenkomst van de ziekteverzekering ten belope van:

    Zwangere werkneemster

    Tussenkomst

    die aanvaardt om aangepaste arbeid uit te oefenen dat tot loonverlies leidt;

    een moederschapsuitkering die gelijk is aan 60% van het gederfde loon;

    die meerdere activiteiten uitoefent en voor wie de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst slechts betrekking heeft op één of meerdere, maar niet op al die activiteiten;

    een moederschapsuitkering die gelijk is aan 60% van het gederfde loon;

    van wie de uitvoering van de arbeidsovereenkomst is geschorst;

    een daguitkering die gelijk is aan 78,237% van het gemiddelde dagloon;

    Titel 10 - Hoofdstuk 5 - Berekening van verbrekingsvergoeding bij vermindering van prestaties ten gevolge van ouderschapsverlof (art. 90)

    • Uitwerking: 1 januari 2010
    • Wijziging van de Herstelwet van 22 januari 1985
    • Toepassingsgebied: contractuelen DVO
    • Inhoud:

    1. Tijdens een deeltijds verlof voor loopbaanonderbreking moet het contractuele personeelslid worden tewerkgesteld op grond van een deeltijdse arbeidsregeling die voldoet aan de bepalingen vervat in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

    2. Wordt de arbeidsovereenkomst van een personeelslid beëindigd tijdens een deeltijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, dan wordt voor de berekening van de verbrekingsvergoeding onder "het lopend loon" het loon verstaan dat het personeelslid krachtens zijn arbeidsovereenkomst zou hebben verdiend, als hij geen deeltijdse loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof had opgenomen.

    3. Deze nieuwe regeling heeft voor gevolg dat bij beëindiging van de contractuele tewerkstelling gedurende ouderschapsverlof onder de vorm van deeltijdse loopbaanonderbreking, de opzeggingstermijn als volgt wordt berekend:

    • om na te gaan of het gaat om een hogere of een lagere bediende wordt rekening gehouden met het lopend loon voor een voltijdse tewerkstelling;
    • het aantal maanden opzeg wordt voor hogere bediende (formule Claeys) berekend op basis van het lopend loon voor een voltijdse tewerkstelling;
    • in geval van verbreking wordt het aantal maanden opzeg vermenigvuldigd met het lopend loon voor een voltijdse tewerkstelling

    In de rechtsliteratuur is het nog niet duidelijk of andere gevallen van deeltijdse tewerkstelling, zoals gewone deeltijdse loopbaanonderbreking of deeltijdse prestaties wegens ziekte, ook ressorteren onder de nieuwe regeling. Bij de FOD WASO kon dit nog niet worden nagegaan.

    naar boven