Gedaan met laden. U bevindt zich op: WB 2 - BVR 16 maart 2007 Overzicht wijzigende besluiten VPS

WB 2 - BVR 16 maart 2007

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, wat betreft de integratie van de administratieve loopbaan en het geldelijk statuut

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 1 en § 3, vervangen bij de wet van 8 augustus 1988;

Gelet op het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op artikel 67, § 2;

Gelet op het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden, inzonderheid op artikel 12, derde lid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 januari 1997 houdende statuut en organisatie van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen en de regeling van de rechtspositie van het personeel, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2006;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 30 juni 2000 houdende de regeling van de rechtspositie van het personeel van sommige Vlaamse openbare instellingen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2006;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2002 houdende organisatie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 31 januari 2003, 24 oktober 2003, 20 februari 2004, 19 november 2004, 13 januari 2006 en 27 januari 2006;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 19 juli 2006;

Gelet op het protocol nr. 241.781 van 15 januari 2007 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op het advies 42.169/3 van de Raad van State, gegeven op 13 februari 2007 met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme;

Na beraadslaging,

BESLUIT:

Artikel 1. In artikel I 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid van 13 januari 2006 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in punt 1° vijfde gedachtestreep, worden tussen het woord "SERV" en de woorden ", hierna" de woorden "en van de MORA" ingevoegd;

2° punt 16° wordt vervangen door wat volgt:

"personeelsfunctie: ofwel de entiteiten in het beleidsdomein Bestuurszaken ofwel de managementondersteunende dienst, hierna te noemen MOD, die conform haar taakstelling het personeelsbeleid van een bepaalde entiteit, raad of instelling aanstuurt of uitvoert.";

3° punt 19°, wordt vervangen door wat volgt:

"19° selector:
- het professioneel orgaan dat advies geeft aan de lijnmanager over het selectiegebeuren;
- de lijnmanager in de gevallen zoals bepaald in dit besluit.".

Art. 2. In artikel I 3 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:

"De bevoegdheden die bij dit besluit aan een lijnmanager worden toegewezen kunnen door de lijnmanager worden gedelegeerd aan het hoofd van de managementondersteunende diensten.
De aldus toegewezen of via delegatie overgedragen bevoegdheden worden tevens uitgeoefend door de personeelsleden die met de waarneming van de functie belast zijn of die de titularis vervangen bij tijdelijke afwezigheid of verhindering."

Art. 3. In artikel I 4, § 2, 3°, van hetzelfde besluit wordt de laatste zin vervangen door wat volgt:

"De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, stelt in overleg met de functioneel bevoegde minister(s) per entiteit, raad of instelling de lijst vast van de contractuele functies die ressorteren onder de bijkomende of specifieke opdrachten, vermeld in punt c), alsmede de aan die bijkomende of specifieke opdrachten verbonden geldelijke regeling voor zover die niet door dit besluit of een andere reglementering wordt geregeld.
De indienstnemende overheid bepaalt bij tewerkstelling in contractuele betrekkingen, de soort en de duur van de arbeidsovereenkomst, tenzij deze werd bepaald in dit besluit of een andere reglementering."

Art. 4. In artikel I 5, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in § 1, 1°, worden de woorden "overeenkomstig artikel VI 5" geschrapt;

2° in § 1, 1°, wordt de zin "De procedures gebeuren volgens het statuut bepaald in artikel VI 1 van dit besluit onverminderd de bepalingen van dit besluit." geschrapt;

3° in § 1, wordt punt 2° vervangen door wat volgt:

"2°

via aanwerving vanuit de externe arbeidsmarkt, in combinatie met horizontale mobiliteit en bevordering van geslaagden voor loopbaanexamens of bekwaamheidsproeven voor de graad in kwestie.";

4° in § 2 wordt het eerste lid opgeheven;

5° in § 2 worden het zesde tot en met achtste lid vervangen door wat volgt:

"Als herplaatsing niet mogelijk is, of als het gaat om een contractuele betrekking met een salarisschaal of beginsalarisschaal hoger dan rang A2, wordt de contractuele betrekking ingevuld op een van de volgende wijzen:

1° via de horizontale mobiliteit.
De horizontale mobiliteit is niet toegankelijk voor contractuele personeelsleden die vervangingsopdrachten verrichten en die gedurende minder dan twee jaar ononderbroken in dienst zijn;

2° via aanwerving vanuit de externe arbeidsmarkt, in combinatie met de horizontale mobiliteit.
Bij combinatie van procedures worden de kandidaten onderworpen aan dezelfde functiespecifieke selectie.
Voor de volgende contractuele indienstnemingen is de combinatie van procedures niet verplicht:
- vervangingsopdracht;
- tijdelijke en uitzonderlijke personeelsbehoeften van maximaal één jaar en uitzonderlijk verlengbaar;
- doctoraatsbeurzen;
- hernieuwing of verlenging van bestaande arbeidsovereenkomsten zonder wijziging van betrekking;
- vervanging van een bestaande arbeidsovereenkomst door een andere;
- personeel met buitenlandfuncties;
- startbanen.
De lijnmanager kan als selector optreden voor vervangingsopdrachten, tijdelijke en uitzonderlijke personeelsbehoeften met een arbeidsovereenkomst van maximaal één jaar en uitzonderlijk verlengbaar, startbanen en doctoraatsbeurzen.
De hernieuwing of verlenging van bestaande arbeidsovereenkomsten zonder wijziging van betrekking, en de vervanging van een bestaande arbeidsovereenkomst door een andere, gebeurt zonder selectie, bij beslissing van de indienstnemende overheid.";

6° in § 4 wordt het derde lid vervangen door wat volgt:

"De lijnmanager van de functioneel bevoegde entiteit beslist in overleg met de VDAB en de selector welke personen met een zware arbeidshandicap in aanmerking komen voor een vacature. Als de selector zijn standpunt niet binnen 30 kalenderdagen heeft meegedeeld, mag de procedure worden voortgezet.";

7° er wordt een § 6 toegevoegd, die luidt als volgt:

"§ 6. Onverminderd de bepalingen van dit besluit bepaalt bijlage 4 bij dit besluit voor de vacatures in alle graden of ze via aanwerving en/of bevordering kunnen worden ingevuld met eventuele vermelding van de aanvullende en bijzondere voorwaarden inzake beroepskwalificatie, alsmede voor elke bevorderingsgraad de lijst van graden die er toegang toe verlenen."

Art. 5. In artikel I 6, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "het statuut dat van toepassing is op de entiteit, raad of instelling volgens artikel VI 1" vervangen door de woorden "deel VI, titel 7, hoofdstuk 3".

Art. 6. Aan artikel I 7, § 1, van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

"Wat betreft de provinciale organisatorische entiteiten van het agentschap voor Binnenlands Bestuur kan de provinciegouverneur een aanvullend arbeidsreglement laten vaststellen."

Art. 7. In hetzelfde besluit wordt een artikel I 7bis ingevoegd, dat luidt als volgt:

"Art. I 7bis. Onverminderd de bepalingen van dit besluit, kan de Vlaamse Regering, op voorstel van de functionele minister en na akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken, voor elk van de IVA’s met rechtspersoonlijkheid en EVA’s, vermeld in artikel I 2, voor de administratieve diensten van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs en voor de strategische adviesraad Vlaamse Onderwijsraad volgende bepalingen vaststellen:
1° specifieke graden, de verdeling van die graden over de niveaus en rangen, of ze kunnen worden vervuld via aanwerving en/of bevordering of via mandaat met eventuele vermelding van de aanvullende en bijzondere voorwaarden inzake beroepskwalificatie, alsmede voor elke bevorderingsgraad de lijst van graden die er toegang toe geven;
2° specifieke loopbanen;
3° specifieke salarisschalen, specifieke vergoedingen, toelagen, en sociale voordelen;
4° specifieke regelingen voor specifieke personeelscategorieën;
5° specifieke overgangsbepalingen."

Art. 8. In artikel I 9, § 2, van hetzelfde besluit wordt het laatste streepje vervangen door wat volgt:

"- de weigering van een verlof voor deeltijdse prestaties of een onbetaald verlof dat een gunst is."

Art. 9. In artikel I 10, § 3, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° de woorden "de entiteit in het beleidsdomein Bestuurszaken" worden vervangen door de woorden "het departement Bestuurszaken";
2° de woorden "zijn entiteit" worden vervangen door de woorden "het departement Bestuurszaken".

Art. 10. In artikel I 17, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "overeenkomstig het personeelsstatuut dat van toepassing is op een entiteit, raad of instelling zoals bepaald in dit besluit, en dit voor de toepassing van het aanwervings-, loopbaan- en beloningsbeleid" geschrapt.

Art. 11. Artikel I 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:

"Art. I 18. Zolang voor een entiteit, raad of instelling geen lijst van bijkomende of specifieke opdrachten is vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, met toepassing van artikel I 4, § 2, bestaat de lijst van bijkomende of specifieke opdrachten voor die entiteit, raad of instelling uit de contractuele betrekkingen, vermeld in bijlage 1 bij dit besluit, waarvan de titularis overeenkomstig de migratiebesluiten voor het personeel in het kader van het Beter Bestuurlijk Beleid aan deze entiteit, raad of instelling is toegewezen.
In afwachting van de vaststelling van de lijst van bijkomende of specifieke opdrachten door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, blijft voor de betrekkingen vermeld in het eerste lid, de geldelijke regeling van kracht, zoals vermeld in bijlage 1, en zoals van toepassing overeenkomstig het personeelsstatuut dat geldt op 31 december 2005."

Art. 12. Aan artikel I 21 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt:

"§ 2. In afwijking van artikel I 16, eerste lid, behouden de voorzitter en ondervoorzitter van de sociale dienst van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap het terugkeerrecht naar hun oorspronkelijke functie tot de 1ste dag van de 2de maand volgend op het inwerkingtreden van de nieuwe vzw Sociale Dienst voor het Vlaamse Overheidspersoneel."

Art. 13. In artikel II 2, § 2, van hetzelfde besluit worden het eerste en het tweede lid vervangen door wat volgt:

"Het personeelslid dat in de uitoefening van zijn functie onregelmatigheden vaststelt, brengt zijn lijnmanager hiervan onmiddellijk op de hoogte. Hij kan ook rechtstreeks de Interne Audit van de Vlaamse administratie op de hoogte brengen overeenkomstig artikel 34, § 3, van het kaderdecreet Bestuurlijk Beleid van 18 juli 2003.
Een onregelmatigheid is een nalatigheid, misbruik of misdrijf als vermeld in artikel 3, § 2, eerste lid, van het decreet van 7 juli 1998 houdende instelling van de Vlaamse ombudsdienst."

Art. 14. Aan artikel II 12, § 2 van hetzelfde statuut wordt tussen de tweede en de derde gedachtestreep een gedachtestreep toegevoegd, die luidt als volgt:

"- door de provinciegouverneur voor de personeelsleden van de provinciale organisatorische entiteiten van het agentschap voor Binnenlands Bestuur."

Art. 15. In artikel III 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in punt 1° worden de woorden "bijlage 1" vervangen door de woorden "bijlage 2";
2° in punt 2° wordt de tweede zin vervangen door wat volgt:
"Deze verplichting geldt niet voor contractuele personeelsleden die in dienst genomen worden:
- voor vervangingsopdrachten;
- voor tijdelijke en uitzonderlijke personeelsbehoeften met een arbeidsovereenkomst van maximaal één jaar en uitzonderlijk verlengbaar;
- in startbanen;
- met doctoraatsbeurzen."

Art. 16. In artikel III 3 van hetzelfde besluit wordt § 2 vervangen door wat volgt:

"§ 2. Wie meedingt naar een betrekking via externe aanwerving, wordt vrijgesteld van het generieke gedeelte als hij wat betreft de generieke competenties voor de graad in kwestie al geschikt werd bevonden in het kader van een statutaire of contractuele aanwervingsprocedure met algemene oproep zoals vermeld in artikel III 7, als die procedure werd aangevat ten vroegste vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.
De vrijstelling geldt tot 7 jaar na de datum van die generieke test."

Art. 17. In artikel III 4 van hetzelfde besluit worden de woorden "academisch gericht" geschrapt.

Art. 18. In artikel III 5, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° de woorden "de aanwervende lijnmanager" worden vervangen door de woorden "de selector";
2° de woorden "na overleg met de selector" worden vervangen door de woorden "na overleg met het lijnmanagement".

Art. 19. Artikel III 8, van hetzelfde besluit, wordt vervangen door wat volgt:

"Art. III 8. Het rekruterings- en selectieproces bestaat uit de basisselectie door de selector en de eindselectie door de lijnmanager.
De selector sluit de kandidaten die niet voldoen aan de deelnemingsvoorwaarden uit van deelname aan de basisselectie.
De basisselectie bestaat uit:
1. een generieke selectie of een generiek-specifieke selectie;
2. een functiespecifieke selectie.
Na een generieke selectie of een generiek-specifieke selectie volgt altijd een functiespecifieke selectie.
Een generieke selectie, georganiseerd door de selector, test de generieke competenties die nodig zijn voor de graad in kwestie. De geslaagden worden opgenomen in een reserve.
Een generiek-specifieke selectie, georganiseerd door de selector, test zowel de generieke competenties die nodig zijn voor de graad in kwestie, als de specifieke competenties die nodig zijn voor een functie. De geslaagden worden opgenomen in een reserve.
Een functiespecifieke selectie, georganiseerd door de selector in overleg met de aanwervende lijnmanager, test de specifieke competenties die nodig zijn voor een concrete vacante functie, rekening houdend met de specifieke behoeftes van de (sub)entiteit waar de betrekking vacant is. De lijnmanager kan ervoor opteren de geslaagden voor de functiespecifieke selectie op te nemen in een reserve.
Als de functiespecifieke selectie niet voorafgegaan wordt door een generieke selectie of een generiek-specifieke selectie, test de functiespecifieke selectie eveneens de generieke competenties die nodig zijn voor de graad in kwestie.
Elke selectie kan uit verschillende testen bestaan.
De selector stelt zowel na de generieke of generiek-specifieke selectie, als na de functiespecifieke selectie de lijst van de geslaagden vast, in voorkomend geval met vermelding van hun rangschikking. Daarnaast stelt de selector een lijst vast van geslaagden voor de test van de generieke competenties."

Art. 20. Artikel III 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:

"Art. III 10. Voor de functiespecifieke selectie worden ook kandidaten uit de horizontale mobiliteit, bevordering van geslaagden voor loopbaanexamens of bekwaamheidsproeven voor de graad in kwestie toegelaten overeenkomstig artikel I 5, en de personen met een vrijstelling voor het generieke deel.
De selector sluit, in overleg met de lijnmanager, de kandidaten die niet voldoen aan de statutaire voorwaarden of de voorwaarden in de vacature, uit van deelname aan de functiespecifieke selectie.
Na de basisselectie kiest de lijnmanager de voor hem meest geschikte kandidaat of kiest uitzonderlijk niet, wanneer hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten.
De door de lijnmanager gekozen kandidaat wordt, naargelang hij een interne of externe kandidaat is, aangeworven of bevorderd in de betrekking, of overgeplaatst naar de betrekking via horizontale mobiliteit."

Art. 21. In artikel III 11 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 22. In artikel III 13, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt tussen de woorden "Gemeenschapsonderwijs, of" en de woorden "deelnemen aan" het woord "eenmaal" ingevoegd.

Art. 23. Artikel III 15, van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:

"Art. III 15. § 1. Onverminderd de grenzen van het arbeidsrecht bepaalt de lijnmanager de voltijdse duur van de proeftijd voor het personeelslid als volgt:
- niveau D: 4 maanden;
- niveau C en B: minimaal 4 en maximaal 9 maanden;
- niveau A: minimaal 6 en maximaal 12 maanden.
De lijnmanager beslist of de proeftijd deeltijds kan worden uitgevoerd. In geval van deeltijdse proeftijd wordt de duur van de proeftijd pro rata verlengd.
De lijnmanager beslist eveneens over de mogelijkheid van een eindevaluatie voor de niveaus A, B en C vóór het verstrijken van de maximumduur van de proeftijd.

§ 2. De ambtenaar op proef beschikt over een bonus aan werkdagen afwezigheid die niet meetelt bij het berekenen van de duur van de proeftijd, zoals hierna vermeld naast de duur van de proeftijd:
- meer dan 9 en minder of gelijk aan 12 maanden: 25 werkdagen;
- meer dan 6 en minder of gelijk aan 9 maanden: 20 werkdagen;
- meer dan 4 en minder of gelijk aan 6 maanden: 15 werkdagen;
- 4 maanden: 10 werkdagen.
Die bonus kan in één keer of gefractioneerd gebruikt worden.
In die bonus aan werkdagen wordt geen rekening gehouden met de jaarlijkse vakantie.

§ 3. Afwezigheid boven de bonus, vermeld in § 2, zelfs de afwezigheid die met dienstactiviteit gelijkgesteld wordt, heeft schorsing van de proeftijd tot gevolg.

§ 4. Tijdens de schorsing van de proeftijd behoudt de ambtenaar op proef zijn hoedanigheid van ambtenaar op proef."

Art. 24. Artikel III 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:

"Art. III 16. § 1. De lijnmanager bepaalt bij de aanvang van de proeftijd de inhoud van het programma en de evaluatiecriteria van de proeftijd in overleg met de functiehouder, de begeleider en de personeelsfunctie.
Voor specifieke personeelscategorieën kan het programma van de proeftijd tevens voorzien in het slagen voor een bekwaamheidsproef en/of het afleggen van praktische proeven.

§ 2. Ten minste op het einde van de proeftijd wordt een evaluatiegesprek gehouden.
Op basis van een evaluatie vóór het verstrijken van de proeftijd voor niveau A, B en C kan de benoemende overheid de beslissing nemen tot ontslag of tot vaste benoeming van de ambtenaar op proef.
Op basis van de eindevaluatie neemt de benoemende overheid de beslissing tot ontslag of tot vaste benoeming van de ambtenaar op proef.

§ 3. De benoemende overheid deelt haar beslissing mee binnen 30 kalenderdagen na de (eind)evaluatie aan het personeelslid, zoniet wordt de proeftijd geacht gunstig te zijn voor het personeelslid."

Art. 25. In artikel III 18 van hetzelfde besluit worden § 1 en § 2 vervangen door wat volgt:

"§ 1. De benoemende overheid betekent de beslissing tot ontslag aan de ambtenaar en de indienstnemende overheid betekent de beslissing tot ontslag aan het contractueel personeelslid.

§ 2. De ambtenaar op proef kan tegen de ontslagbeslissing beroep instellen bij de raad van beroep binnen 15 kalenderdagen na de betekening van de beslissing."

Art. 26. In artikel III 19 van hetzelfde besluit wordt de eerste zin vervangen door wat volgt:

"Met ingang van de eerste werkdag die volgt op het verstrijken van de termijn voor het instellen van beroep of op de beslissing tot ontslag, wordt met de ambtenaar op proef een arbeidsovereenkomst afgesloten voor een bepaalde duur van drie maanden."

Art. 27. In deel III van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 4bis, bestaande uit artikel III 21bis, ingevoegd, dat luidt als volgt:

"Hoofdstuk 4bis. Bijzondere bepaling met betrekking tot de provinciegouverneur
Art. III 21bis. Voor de toepassing van de bepalingen van dit deel op de personeelsleden bij de provinciale organisatorische entiteiten van het agentschap voor Binnenlands Bestuur, beschikt de provinciegouverneur over de bevoegdheden bepaald in de artikelen III 12, III 16, III 18, § 1 en § 4 en III 20 van dit besluit."

Art. 28. Artikel III 22 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:

"Art. III 22. In afwijking van artikel III 3, § 2, worden de volgende personen onbeperkt vrijgesteld van het generieke gedeelte:

  1. personen die behoren tot de wervingsreserve van een vergelijkend aanwervingsexamen waarvan de geldigheidsduur bij de inwerkingtreding van dit besluit nog niet is verstreken;
  2. personen die slagen voor een vergelijkend aanwervingsexamen waarvan de procedure bij de inwerkingtreding van dit besluit nog niet is afgerond;
  3. personen die wat betreft de generieke competenties voor de graad in kwestie geschikt worden bevonden na inwerkingtreding van dit besluit en vóór 1 januari 2009."

Art. 29. In artikel III 24 van hetzelfde besluit worden de woorden "de bestaande reserves" vervangen door de woorden "de reserves waarvan de geldigheidsduur bij de inwerkingtreding van dit besluit nog niet is verstreken".

Art. 30. Aan deel III, hoofdstuk 5, van hetzelfde besluit wordt een artikel III 26 toegevoegd, dat luidt als volgt:

"Art. III 26. Aan de ondersteunende personeelsleden die op 30 september 2002 bij arbeidsovereenkomst verbonden waren met de overgehevelde ambtenaren, die bij de federale overheid de functie van landbouwraad uitoefenden, wordt een arbeidsovereenkomst met de Vlaamse Gemeenschap aangeboden."

Art. 31. Aan deel III, hoofdstuk 5, van hetzelfde besluit wordt een artikel III 27 toegevoegd, dat luidt als volgt:

"Art. III 27. In afwijking van artikel III 9, eerste lid, stelt de lijnmanager van het Departement Bestuurszaken, in overleg met het lijnmanagement, voor de statutaire wervingen in de ministeries per selectie of selectiegroep een selectiereglement vast zolang hiervoor geen vrije keuze van selector bestaat."

Art. 32. In artikel IV 5 van hetzelfde besluit wordt § 1 vervangen door wat volgt:

"§ 1. De evaluatie wordt vastgelegd in een door de evaluatoren opgesteld verslag. Het verslag bevat in voorkomend geval de eindvermelding "loopbaanvertraging" of "onvoldoende", die loopbaangevolgen heeft zoals bepaald in dit besluit."

Art. 33. In artikel IV 9 van hetzelfde besluit worden de woorden "of de loopbaanvertraging van de ambtenaar" geschrapt.

Art. 34. In deel IV van hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk 3bis, bestaande uit artikel IV 9bis, ingevoegd, dat luidt als volgt:

"Hoofdstuk 3bis. Bijzondere bepaling met betrekking tot de provinciegouverneur
Art. IV 9bis. Voor de toepassing van de bepalingen van dit deel op de personeelsleden bij de provinciale organisatorische entiteiten van het agentschap voor Binnenlands Bestuur, wordt de provinciegouverneur beschouwd als functionele chef zoals bepaald in artikel IV 3 van dit besluit, en kan hij als evaluator bij de definitieve beslissing inzake de evaluatie van de ambtenaar niet zetelen in het collectief orgaan, zoals bepaald in artikel IV 9 van dit besluit."

Art. 35. Aan deel IV van hetzelfde besluit wordt een artikel IV 11 toegevoegd, dat luidt als volgt:

"Art. IV 11. Met betrekking tot de prestaties in 2006 beslist het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling vóór 1 juli 2007, welke ambtenaren een loopbaanvertraging zullen ondergaan.
In afwijking van het eerste lid wordt de beslissing tot loopbaanvertraging genomen door de beleidsraad indien de ambtenaar geen deel uitmaakt van de entiteit, raad of instelling.
De ambtenaar wordt schriftelijk ervan in kennis gesteld dat zijn evaluatie aanleiding kan geven tot loopbaanvertraging, en wordt op zijn vraag door de overheid die de beslissing over de loopbaanvertraging neemt gehoord, vooraleer deze beslissing wordt genomen. Tevens wordt hem schriftelijk meegedeeld op grond van welke motieven de loopbaanvertraging wordt voorgesteld."

Art. 36. In artikel V 5 van hetzelfde besluit wordt § 2 vervangen door wat volgt:

"§ 2. De kandidaten, vermeld in § 1, moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° de algemene toelatingsvoorwaarden voor een betrekking in de publieke sector;
2° ten minste in het bezit zijn van een diploma dat toegang verleent tot niveau A, zoals bepaald in Vlaamse overheidsdienst, met uitzondering van de interne kandidaten die al tot niveau A of een gelijkgesteld niveau behoren.
De indienstnemende overheid kan bijzondere aanwervingsvoorwaarden in overeenstemming met de functiebeschrijving en het competentieprofiel, en na overleg met de selector, vaststellen."

Art. 37. In artikel V 7, V 13, §1 en V 22 van hetzelfde besluit worden de woorden "het Vlaams agentschap voor Rekrutering en Selectie" telkens vervangen door de woorden "Jobpunt Vlaanderen of zijn rechtsopvolger".

Art. 38. In artikel V 9, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° de woorden "Diensten van de Vlaamse Regering of een Vlaamse Openbare instelling, een verzelfstandigd agentschap of hun rechtsopvolgers" worden vervangen door de woorden "diensten van de Vlaamse overheid, met uitzondering van de raden,";

2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"De betrokkene oefent zijn mandaat uit volgens een arbeidsregime dat is vastgesteld in overeenstemming met de opdrachtgever."

Art. 39. In hetzelfde besluit wordt hoofdstuk 4, De beheersovereenkomsten, bestaande uit artikel V 10, § 1 en § 2 opgeheven.

Art. 40. In artikel V 11, van hetzelfde besluit worden § 2 en § 3 vervangen door wat volgt:

"§ 2. In geval van afwezigheid van de titularis van de management- of projectleiderfunctie van N-niveau, wordt die persoon ambtshalve door de algemeen directeur vervangen.
Als de entiteit of instelling niet beschikt over een algemeen directeur, beslist de indienstnemende overheid:
1° ofwel dat ze een vervanger aanwijst onder de afdelingshoofden van de diensten van de Vlaamse overheid;
2° ofwel dat ze een vervanger aanwijst uit de lijst van geschikte kandidaten voor dezelfde management- of projectleiderfunctie van N-niveau, vermeld in artikel V 7, § 3;
3° ofwel dat een nieuwe procedure moet worden opgestart voor de vervulling van de management– of projectleiderfunctie van N-niveau. In dit geval kan de indienstnemende overheid in afwijking van artikel V 4 van dit besluit de oproep beperken tot de interne kandidaten.
De indienstneming van de vervanger gebeurt hetzij bij vervangingsovereenkomst, hetzij door aanwijzing in het mandaat vermeld in artikel V 9, § 2, van dit besluit voor maximaal de nog lopende duur van het mandaat.
Als een afdelingshoofd als vervanger wordt aangewezen, heeft hij na de beëindiging van de vervanging recht op terugkeer naar zijn mandaat van afdelingshoofd.

§ 3. In geval van afwezigheid van de titularis van de functie van algemeen directeur, beslist de indienstnemende overheid :
1°ofwel dat ze een vervanger aanwijst onder de afdelingshoofden van de diensten van de Vlaamse overheid;
2°ofwel dat ze een vervanger aanwijst uit de lijst van geschikte kandidaten voor dezelfde functie van algemeen directeur, vermeld in artikel V 7, § 3;
3°ofwel dat een nieuwe procedure moet worden opgestart voor de vervulling van de functie van algemeen directeur. In dit geval kan de indienstnemende overheid in afwijking van artikel V 4 de oproep beperken tot de interne kandidaten.
De indienstneming van de vervanger gebeurt hetzij bij vervangingsovereenkomst, hetzij door aanwijzing in het mandaat vermeld in artikel V 9, § 2, voor maximaal de nog lopende duur van het mandaat.
Als een afdelingshoofd als vervanger wordt aangewezen, heeft hij na de beëindiging van de vervanging recht op terugkeer naar zijn mandaat van afdelingshoofd."

Art. 41. Artikel V 20, van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:

"Art. V 20. De kandidaten die in aanmerking komen, moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° de algemene toelatingsvoorwaarden voor een betrekking in de publieke sector;
2° ten minste in het bezit zijn van een diploma dat toegang verleent tot niveau A, zoals bepaald in Vlaamse overheidsdienst, met uitzondering van de interne kandidaten die al tot niveau A of een gelijkgesteld niveau behoren;
3° beschikken over een leidinggevende ervaring van minstens 5 jaar, die verworven werd in de laatste 10 jaar, of over 10 jaar nuttige professionele ervaring.
Voor de berekening van die ervaring worden deeltijdse prestaties als voltijds beschouwd.
Onder leidinggevende ervaring wordt ervaring verstaan inzake beheer in een overheidsdienst of in een organisatie uit de private sector.
De indienstnemende overheid kan bijzondere aanwervingsvoorwaarden in overeenstemming met de functiebeschrijving en het competentieprofiel, en na overleg met de selector, vaststellen."

Art. 42. In artikel V 23, § 3, van hetzelfde besluit worden tussen het woord "doet" en de woorden "een voorstel" de woorden "via de functionele minister" ingevoegd.

Art. 43. In artikel V 25 van hetzelfde besluit worden de woorden "respectievelijk" en "en in het personeelsstatuut dat van toepassing is op de ambtenaar" geschrapt.

Art. 44. In artikel V 29, §1, van hetzelfde besluit worden de woorden "de strategische adviesraad" vervangen door de woorden "de functionele minister".

Art. 45. In artikel V 35 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° § 2 wordt vervangen door wat volgt:
"§ 2. De rotatie wordt gerealiseerd via de horizontale mobiliteit van de interne arbeidsmarkt."

2° in § 3 worden de woorden "de personeelsfunctie in het beleidsdomein Bestuurszaken" vervangen door "de lijnmanager van het Agentschap voor Overheidspersoneel".

Art. 46. Artikel V 36 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:

"§ 1. De N-1 functie wordt eerst door het hoofd van de entiteit, raad of instelling vacant verklaard voor de ambtenaren van de interne arbeidsmarkt en wordt vervolgens, bij gebrek aan passende kandidaten, door het hoofd van de entiteit, raad of instelling vacant verklaard op de externe arbeidsmarkt.
De oproep tot de externe kandidaten wordt ten minste in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.
De oproep regelt de wijze van kandidaatstelling en bevat een beknopte weergave van de functiebeschrijving en het competentieprofiel, alsook de salarisschaal, vermeld in artikel V 43.

§ 2. De kandidaten die in aanmerking komen, moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° de algemene toelatingsvoorwaarden voor een betrekking in de publieke sector;
2° ten minste in het bezit zijn van een diploma dat toegang verleent tot niveau A, zoals bepaald in Vlaamse overheidsdienst, met uitzondering van de interne kandidaten die al tot niveau A of een gelijkgesteld niveau behoren;
3° beschikken over 6 jaar nuttige professionele ervaring als het interne kandidaten betreft, of over 10 jaar nuttige professionele ervaring voor externe kandidaten.
Voor de berekening van die ervaring worden deeltijdse prestaties als voltijds beschouwd.
De indienstnemende overheid kan bijzondere aanwervingsvoorwaarden in overeenstemming met de functiebeschrijving en het competentieprofiel, en na overleg met de selector, vaststellen."

Art. 47. Aan artikel V 38, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:

"Het lijnmanagement beslist wat de duur van de tussenperiode is voor deelname van een kandidaat aan opeenvolgende potentieelinschattingen."

Art. 48. In artikel V 39 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in § 1 worden de woorden "de opdrachtgevende lijnmanager" vervangen door de woorden "het opdrachtgevende hoofd van de entiteit, raad of instelling";
2° in § 2 worden na het woord "afdelingshoofd" de woorden "of projectleider N-1" toegevoegd.

Art. 49. In artikel V 41 van hetzelfde besluit worden de woorden "respectievelijk" en "en in het personeelsstatuut dat van toepassing is op de ambtenaar" geschrapt.

Art. 50. In artikel V 42, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 september 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° aan § 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De houder van een management- of projectleiderfunctie van N-1 niveau bij de provinciale organisatorische entiteiten van het Agentschap voor Binnenlands Bestuur oefent zijn taak uit volgens een arbeidsregime dat is vastgesteld in overeenstemming met de provinciegouverneur.";

2° aan § 3 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De plaatsvervanger kan als effectieve titularis van de management- of projectleiderfunctie van N-1 niveau aangewezen worden als die functie definitief vacant wordt."

Art. 51. In artikel V 43 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° § 3 wordt vervangen door wat volgt:
"§ 3. Aan de mandaatgraad van projectleider met rang A2A wordt de volgende functionele loopbaan verbonden:
- projectleider N-1 (mandaat): A 285
- projectleider N-1 (mandaat) met 6 jaar schaalanciënniteit: A 286";

2° een § 4 wordt toegevoegd, die luidt als volgt :
"§ 4. Bij overgang van de mandaatgraad van afdelingshoofd of projectleider naar de graad van hoofdadviseur wordt de schaalanciënniteit, verworven in het mandaat van afdelingshoofd of projectleider, aangerekend op de schaalanciënniteit in de graad van hoofdadviseur."

Art. 52. Artikel V 46 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:

"Art. V 46. § 1. Onverminderd de definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid, vermeld in artikel XI 8, § 1, wordt de dienstaanwijzing in een mandaatgraad van afdelingshoofd en projectleider beëindigd:

bij een onvoldoende;

op verzoek van de betrokkene zelf;

om organisatorische redenen bij afschaffing van de betrekking.

De dienstaanwijzing in een mandaatgraad van afdelingshoofd en projectleider kan beëindigd worden na telkens 6 jaar.

§ 2. De dienstaanwijzing in een mandaatgraad van projectleider kan, onverminderd § 1, eveneens beëindigd worden in onderling overleg met de opdrachtgever en na de duurtijd van het project als dat korter is dan 6 jaar.

§ 3. In de overgangsperiode tot een nieuwe passende aanstelling behoudt de titularis in de gevallen van § 1, 3°, en van § 1, tweede lid, gedurende maximaal 12 maanden zijn salaris van de mandaatgraad, ten laste van de entiteit van herkomst.
In de gevallen vermeld in § 1, 1° en 2°, en § 2 en in de gevallen vermeld in § 1, 3°, en § 1, tweede lid vanaf de 13de maand, indien binnen de 12 maanden geen andere mandaatfunctie gevonden wordt, wordt de titularis bezoldigd binnen het middenkader in de graad van hoofdadviseur overeenkomstig artikel V 43, § 1.

§ 4. Op verzoek van de betrokkene zelf kan een einde gesteld worden aan het behoren tot het middenkader via een herplaatsing in een passende functie binnen de diensten van de Vlaamse overheid."

Art. 53. Artikel V 47 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:

"Art. V 47. Voor de middenkaderfuncties worden zowel de positieve resultaten van de test van generieke competenties, afgelegd voor de middenkaderfuncties als de geschiktheid voor de uitoefening van een N-functie of functie van algemeen directeur behouden gedurende zeven jaar nadat het mandaat of de benoeming werd beëindigd of vanaf de datum van de test of de geschiktheid als de geslaagde niet werd aangesteld of benoemd. De resultaten van de test en de geschiktheid geven recht op vrijstelling van soortgelijke tests voor de middenkaderfuncties, behalve bij een onvoldoende.
Voor de topkaderfuncties wordt de geschiktheid voor de uitoefening van de N- functie of de functie van algemeen directeur behouden gedurende zeven jaar nadat het mandaat of de benoeming werd beëindigd of vanaf de datum van de geschiktheid als de geslaagde niet werd aangesteld of benoemd. De geschiktheid geeft recht op vrijstelling van selectietesten voor diezelfde functie behalve bij een onvoldoende."

Art. 54. In artikel V 51 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in § 1, 1°, worden de woorden "A286" vervangen door de woorden "A288";

2° er worden een § 3 en een § 4 toegevoegd, die luiden als volgt:
"§ 3. De vervanger van een N-functie als vermeld in artikel V 11, § 2, ontvangt de salarisschaal A311, voor zover de vervanging 3 maanden of langer duurt.
§ 4. De vervanger van een algemeen directeur als vermeld in artikel V 11, § 3, ontvangt de salarisschaal A288, voor zover de vervanging 3 maanden of langer duurt."

Art. 55. Aan artikel V 53, van hetzelfde besluit wordt een § 3 toegevoegd die luidt als volgt:

"§ 3. De termijn van 7 jaar wordt opgeschort voor de periode van 9 maanden, namelijk van 1 januari tot en met 30 september 2006."

Art. 56. Artikel V 55 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:

"Art. V 55. § 1. De schaalanciënniteit, verworven in het mandaat van afdelingshoofd of projectleider sinds 1 januari 1995, wordt aangerekend op de schaalanciënniteit in de graad van hoofdadviseur en in de mandaatgraad van afdelingshoofd of projectleider zoals bepaald in artikel V 43.

§ 2. In afwijking van artikel V 43 genieten de hoofdadviseur, het afdelingshoofd en de projectleider de salarisregeling die werd toegekend op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit, als die voordeliger is."

Art. 57. In hetzelfde besluit wordt deel VI, bestaande uit artikel VI 1 tot en met VI 13, vervangen door wat volgt:

"DEEL VI. DE ADMINISTRATIEVE LOOPBAAN

TITEL 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel VI 1. De lijnmanager die beslist om een vacature op het personeelsplan van zijn entiteit, raad of instelling in te vullen door beroep te doen op de interne arbeidsmarkt, via een bevorderingsprocedure binnen het niveau en/of via de horizontale mobiliteit, of via de aanwijzing in een mandaat of de procedure van tijdelijke aanstelling kiest - onverminderd artikel VI 18 § 4 - voor een oproep tot de kandidaten uit het betrokken beleidsdomein of uit alle beleidsdomeinen.

Bij keuze voor vacature-invulling via een bevorderingsprocedure zonder examen of bekwaamheidsproef kan de lijnmanager de oproep beperken tot de personeelsleden van zijn entiteit, raad of instelling.

Bij keuze voor vacature-invulling via bevordering door overgang naar een ander niveau doet de lijnmanager een oproep tot de kandidaten uit alle beleidsdomeinen.

Art. VI 2. Aan het slagen voor een test van de generieke competenties voor een welbepaalde functie of voor een test van de leidinggevende capaciteiten in een bepaald niveau, is een geldigheidsduur verbonden van 7 jaar, waarin de ambtenaar is vrijgesteld van deelname aan soortgelijke tests voor eenzelfde functie of niveau.

Art. VI 3. De ambtenaar die heeft aangetoond dat hij over de vereiste generieke competenties beschikt voor een mandaat dat niet tot het top- of middenkader behoort of voor een tijdelijke aanstelling, wordt geacht te beschikken over die competenties tijdens het mandaat of de tijdelijke aanstelling en gedurende zeven jaar na afloop ervan, tenzij het mandaat of de tijdelijke aanstelling werd beëindigd wegens een evaluatie "onvoldoende".

Art. VI 4. De Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken is gemachtigd om te beslissen over de toepassingsproblemen en gelijkstellingen inzake beleidsdomeinoverschrijdende procedurekwesties.

TITEL 2. HIËRARCHISCHE INDELING DER GRADEN

Art. VI 5. De hiërarchische indeling van de graden omvat 4 niveaus en 15 rangen. Ze wordt in bijlage 3 vastgesteld.

Art. VI 6. De rang situeert een graad binnen zijn niveau. De graad is de titel die de ambtenaar in een rang situeert.

Elke rang wordt aangeduid met een letter en een cijfer. De letter geeft het niveau aan, het cijfer situeert de rang in zijn niveau.

De vier niveaus omvatten het volgende aantal rangen:
1° niveau A: zes rangen, genummerd A1, A2, A2M, A2A, A2L en A3;
2° niveau B: drie rangen, genummerd B1, B2 en B3;
3° niveau C: drie rangen, genummerd C1, C2 en C3;
4° niveau D: drie rangen, genummerd D1, D2 en D3.

Niveau B en C zijn gelijkwaardig, behalve voor de bepalingen inzake bevordering, anciënniteit, herplaatsing, horizontale mobiliteit, diplomavereisten en verloning.

Binnen elk niveau worden de rangen genummerd volgens hun plaats in de hiërarchie, waarbij de hoogste rang het hoogste cijfer toegewezen krijgt. Binnen niveau A is de rang A2A hoger dan de rang A2M en lager dan de rang A2L.

TITEL 3. ANCIËNNITEIT

Art. VI 7. Voor een ambtenaar bestaan volgende administratieve anciënniteiten:
1° de graadanciënniteit;
2° de niveauanciënniteit;
3° de dienstanciënniteit;
4° de schaalanciënniteit.

Art. VI 8. § 1. De graadanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar bij de overheid heeft gepresteerd in de hoedanigheden van ambtenaar op proef en vastbenoemde, in de graden die door de reglementering in aanmerking worden genomen voor toegang tot een andere graad, of in vergelijkbare graden.

§ 2. De niveauanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar bij de overheid heeft gepresteerd in de hoe­danigheden van ambtenaar op proef en vastbenoemde, in een graad van het betreffend niveau, of van een vergelijkbaar niveau.

§ 3. De dienstanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar bij de overheid in om het even welke hoedanigheid heeft gepresteerd.

§ 4. Onder "overheid" moeten in § 1 tot en met § 3 van dit artikel worden begrepen:
- de diensten van de Vlaamse overheid;
- de diensten en instellingen van de Belgische staat;
- de diensten en instellingen van de gemeenschappen en gewesten;
- de diensten en instellingen van de Europese Unie en/of de Europese Economische Ruimte;
- de diensten en instellingen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;
- de provincies, gemeenten en OCMW's van België.

§ 5. De schaalanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar bij de diensten van de Vlaamse overheid heeft verricht in de hoedanigheden van ambtenaar op proef en vastbenoemde, in de betrokken salarisschaal.
De Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken beslist of, en (in voorkomend geval) in welke mate, voorgaande prestaties verricht bij de diensten vermeld in § 4 die niet behoren tot de diensten van de Vlaamse overheid in aanmerking komen voor de schaalanciënniteit.

Art. VI 9. Als "werkelijke diensten" worden beschouwd:
1° de perioden waarin krachtens dit besluit het salaris wordt doorbetaald, of bij ontstentenis van salaris, de aanspraak of bevordering tot een hoger salaris behouden blijft;
2° voor de toepassing van artikel VI 8: de perioden bij de diensten van de Vlaamse overheid en de andere overheden, vermeld in artikel VI 8, § 4.

Art. VI 10. De graad-, de niveau-, de dienst- en de schaalanciënniteit worden uitgedrukt in jaren en volle kalendermaanden. Ze beginnen op de eerste dag van een maand.

De gedeelten van maanden worden weggelaten en de anciënniteiten beginnen in dat geval op de eerste dag van de volgende maand.

TITEL 4. MOBILITEIT

Hoofdstuk 1. Herplaatsing

Art. VI 11. § 1. Onder herplaatsing wordt verstaan:
1° de overplaatsing van een ambtenaar van rang A2 en lager naar een vacante statutaire betrekking van dezelfde graad;
2° de overplaatsing van een contractueel personeelslid met als enige of als beginsalarisschaal een salarisschaal die overeenstemt met rang A2 of lager, naar een vacante contractuele betrekking met dezelfde benaming en salarisschaal of geldelijke loopbaan, wanneer de betrekking van dit personeelslid ingevolge langdurige afwezigheid vacant werd verklaard, of wanneer dit personeelslid om persoonlijke, functionele of medische redenen zijn oorspronkelijke functie niet meer kan of mag uitoefenen.

§ 2. Artikel I 5, § 2, is van toepassing op de herplaatsing van contractuelen.

Art. VI 12. § 1. De lijnmanager wijst de personeelsleden van zijn entiteit, raad of instelling aan die in aanmerking komen voor herplaatsing. Die personeelsleden worden aangemeld bij het arbeidsmarktbureau.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, bepaalt welke instantie de rol van arbeidsmarktbureau vervult.

§ 2. Het personeelslid in herplaatsing behoudt zijn dienstaanwijzing tot hij herplaatst wordt.

§ 3. In afwijking van § 2 krijgt het personeelslid dat wordt ingeschakeld in een tewerkstellingsproject, een tijdelijke nieuwe dienstaanwijzing. De projectleider krijgt de hiërarchische bevoegdheid over het personeelslid gedurende de tewerkstelling in het tewerkstellingsproject.
De lijnmanager van het Departement Bestuurszaken bepaalt de voorwaarden van het tewerkstellingsproject.

§ 4. De lijnmanager van de entiteit, raad of instelling waar een vacante betrekking is, en het arbeidsmarktbureau beslissen gezamenlijk over de geschiktheid van het personeelslid voor de functie. Als verschillende personeelsleden in herplaatsing geschikt zijn, kiest de lijnmanager van de entiteit, raad of instelling waar er een vacante betrekking is op zorgvuldige wijze het meest geschikte personeelslid voor de functie. De gemotiveerde beslissing houdt rekening met de functiebeschrijving van de vacature en met het gewenste profiel.

§ 5. De lijnmanagers van de entiteiten, raden of instelling in kwestie bepalen samen wanneer het personeelslid zijn nieuwe functie moet opnemen.

§ 6. Als de ambtenaar tweemaal een aangeboden betrekking weigert, wordt hij ambtshalve herplaatst naar de eerstvolgende betrekking, die hem wordt aangeboden.

Art. VI 13. Als het personeelslid na twee jaar in herplaatsing te zijn, geen nieuwe betrekking heeft, beslist het arbeidsmarktbureau, in overleg met de lijnmanager van de entiteit, raad of instelling vanwaar het personeelslid komt, dat het personeelslid ingeschakeld wordt in een tewerkstellingsproject of dat hij zijn dienstaanwijzing behoudt.

Periodes van tewerkstelling in tewerkstellingsprojecten worden niet meegerekend in de termijn van twee jaar, vermeld in het eerste lid.

Art. VI 14. Het herplaatste personeelslid wordt ingeschakeld in de rechtspositieregeling van het personeel van de entiteit, raad of instelling waarin hij terechtkomt. Hij heeft nooit een lager salaris dan hij in zijn vorige salarisschaal zou hebben genoten volgens de regeling die van toepassing is op de datum van de herplaatsing.

Het personeelslid dat voor zijn herplaatsing geslaagd is voor een examen voor overgang naar een ander niveau of voor verhoging in graad of voor een vergelijkende bekwaamheidsproef, behoudt de aanspraken die hij door het slagen voor een van die examens of voor die proef heeft verworven.

Art. VI 15. § 1. In afwijking van artikel VI 11 en VI 14, eerste lid, kan de ambtenaar van niveau B, C of D een verzoek richten aan de lijnmanager om aangewezen te worden voor herplaatsing om persoonlijke of functionele redenen, in een betrekking van een andere graad van dezelfde rang dan die welke hij bekleedt.

De ambtenaar wordt benoemd in de nieuwe graad en ingeschaald in de daaraan verbonden salarisschaal, op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan van de nieuwe graad.

§ 2. In afwijking van artikel VI 11 en VI 14, eerste lid, kan een ambtenaar om medische redenen herplaatst worden in een betrekking van een graad van een lagere rang. Behalve als de ambtenaar het slachtoffer is van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, houdt de herplaatsing in dat geval de benoeming in de nieuwe graad in en verkrijgt de ambtenaar de hoogste salarisschaal van de nieuwe graad.

§ 3. In afwijking van artikel VI 11 en VI 14, eerste lid, kan een contractueel personeelslid om medische redenen herplaatst worden in een betrekking met als enige of als hoogste salarisschaal, een salarisschaal die overeenstemt met een lagere rang dan die van de (begin)salarisschaal van de betrekking waaruit de herplaatsing gebeurt.

Het contractuele personeelslid, vermeld in het eerste lid, krijgt een arbeidsovereenkomst met de salarisschaal of de geldelijke loopbaan, verbonden aan de nieuwe betrekking.
Het contractuele personeelslid met een geldelijke loopbaan in de nieuwe betrekking, wordt in die betrekking tewerkgesteld met de hoogste salarisschaal.

De regeling vermeld in deze paragraaf is niet van toepassing bij een arbeidsongeval of beroepsziekte.

§ 4. Als het herplaatste personeelslid in zijn nieuwe entiteit, raad of instelling een lager salaris zou ontvangen dan hij bij de herplaatsing genoot, dan behoudt hij zijn salaris tot hij in zijn nieuwe entiteit, raad of instelling een salaris verkrijgt dat ten minste daaraan gelijk is.

Art. VI 16. Het herplaatsingsbesluit wordt ambtshalve ondertekend door de lijnmanagers van de ontvangende en uitsturende entiteiten, raden of instelling.

Art. VI 17. Hoofdstuk 1 is niet van toepassing op de ambtenaar op proef, behalve bij herplaatsing om redenen van herstructurering. De ontvangende lijnmanager bepaalt de duur van de proeftijd overeenkomstig deel III, hoofdstuk 3.

Hoofdstuk 2. Horizontale mobiliteit

Art. VI 18. § 1. Onder horizontale mobiliteit wordt verstaan:
1° de overplaatsing van een ambtenaar vanuit een entiteit, raad of instelling naar een andere betrekking van dezelfde graad bij een entiteit, raad of instelling;
2° de overplaatsing van een contractueel personeelslid vanuit een entiteit, raad of instelling naar een betrekking met dezelfde benaming en salarisschaal of geldelijke loopbaan bij een entiteit, raad of instelling.

§ 2. Horizontale mobiliteit is niet van toepassing op de functies van N-niveau en de functie van algemeen directeur.

§ 3. Artikel I 5, § 2, is van toepassing op de horizontale mobiliteit voor contractuelen.

§ 4. Een contractueel personeelslid kan meedingen voor een vaste betrekking in een gelijkwaardige functie via de horizontale mobiliteit als hij overeenkomstig deel III bij aanwerving voor die graad vrijgesteld is van het generieke gedeelte.

Hij wordt dan onmiddellijk toegelaten tot de functiespecifieke selectie. Deel III, hoofdstuk 3, betreffende de proeftijd is van toepassing op het contractuele personeelslid.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt begrepen onder gelijkwaardige functie, een functie met overeenstemmende of gelijkwaardige inhoud, zonder dat de graadbenaming of de geldelijke regeling volledig dezelfde hoeven te zijn.

Art. VI 19. Een vacante betrekking die via de horizontale mobiliteit ingevuld wordt, wordt bekendgemaakt.

Art. VI 20. Ieder personeelslid kan zich kandidaat stellen voor een vacante betrekking door een gerichte kandidaatstelling naar aanleiding van een bekendmaking van een vacature.

Art. VI 21. Een personeelslid komt alleen voor overplaatsing in aanmerking als hij aan de volgende voorwaarden voldoet:
1° hij bevindt zich in de administratieve toestand van dienstactiviteit;
2° hij beantwoordt aan de specifieke voorwaarden die overeenkomstig dit besluit voorgeschreven zijn om de vacante functie uit te oefenen.

Art. VI 22. De selector sluit, in overleg met de lijnmanager, de kandidaten die niet voldoen aan de statutaire voorwaarden of de voorwaarden in de vacature, uit van deelname aan de functiespecifieke selectie.

De kandidaten worden op de hoogte gebracht van de motivering van de eventuele uitsluiting.

Art. VI 23. De lijnmanager van de entiteit, raad of instelling waar het personeelslid terechtkomt, kiest op zorgvuldige wijze het meest geschikte personeelslid voor een bepaalde functie.

De gemotiveerde selectiebeslissing houdt rekening met:
1° de kandidaatstelling;
2° de functiebeschrijving van de vacature en het gewenste profiel;
3° de beoordeling van de eventuele selectietest of -tests.

De lijnmanager kiest uitzonderlijk niet, als hij meent dat geen van de kandidaten die door de selector als geschikt werden bevonden voldoet aan de profielvereisten.

Art. VI 24. Het geselecteerde personeelslid moet binnen drie maanden na de selectiebeslissing zijn nieuwe functie opnemen.

Het geselecteerde personeelslid kan een aangeboden betrekking weigeren.

Art. VI 25. Het overgeplaatste personeelslid wordt ingeschakeld in de rechtspositieregeling van het personeel van de entiteit, raad of instelling waarin hij terechtkomt. Hij heeft nooit een lager salaris dan hij in zijn vorige salarisschaal zou hebben genoten volgens de regeling die van toepassing is op de datum van overplaatsing.

Het personeelslid dat voor zijn overplaatsing geslaagd is voor een examen voor overgang naar een ander niveau of voor verhoging in graad, of voor een vergelijkende bekwaamheidsproef, behoudt de aanspraken die hij door het slagen voor een van die examens of voor die proef heeft verworven.

Art. VI 26. § 1. In afwijking van artikel VI 18 kan de ambtenaar met een niet-administratieve graad van de eerste en tweede rang van elk niveau worden overgeplaatst naar een betrekking met een administratieve graad van dezelfde rang als die welke hij bekleedt.

De ambtenaar wordt benoemd in die nieuwe graad en, in afwijking van artikel VI 25, ingeschaald in de daaraan verbonden salarisschaal, op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan van de nieuwe graad. Hij behoudt de verworven schaalanciënniteit.

§ 2. In afwijking van artikel VI 18 kan het contractuele personeelslid met een niet-administratieve betrekking, met als enige of als beginsalarisschaal een salarisschaal die overeenstemt met de eerste of tweede rang van een niveau, worden overgeplaatst naar een administratieve betrekking, met als enige of als beginsalarisschaal een salarisschaal die overeenstemt met de rang van de (begin)salarisschaal in de niet-administratieve betrekking.

Het contractuele personeelslid, vermeld in het eerste lid, krijgt een arbeidsovereenkomst met de salarisschaal of met de geldelijke loopbaan die verbonden is aan de administratieve betrekking. De totaliteit van de prestaties in de niet-administratieve betrekking telt mee voor de bepaling van het salaris of de salarisschaal in de administratieve betrekking.

Art. VI 27. Het overplaatsingsbesluit wordt ambtshalve ondertekend door de lijnmanagers van de ontvangende en de uitsturende entiteit, raad of instelling.

Bij overplaatsing van de ambtenaar op proef met het oog op vaste benoeming of op bevordering in het andere niveau bepaalt de ontvangende lijnmanager de duur van de proeftijd overeenkomstig deel III, hoofdstuk 3 of deel VI, titel 5, hoofdstuk 4. De overplaatsing van de ambtenaar op proef via de horizontale mobiliteit is eenmalig per procedure.

Art. VI 28. In afwijking van artikel VI 18 verkrijgt een preventieadviseur-coördinator die wordt overgeplaatst vanuit een andere entiteit, raad of instelling, tevens de graad waarin hij vastbenoemd is.

Het overplaatsingsbesluit vermeldt de termijn waarbinnen de preventieadviseur-coördinator zijn nieuwe functie opneemt.

Art. VI 29. In afwijking van artikel VI 18 verkrijgt een afdelingshoofd dat wordt overgeplaatst vanuit een andere entiteit, raad of instelling, tevens de graad waarin hij vastbenoemd is.

Het overplaatsingsbesluit vermeldt de termijn waarbinnen het afdelingshoofd zijn nieuwe functie opneemt.

Art. VI 30. In afwijking van artikel VI 18 verkrijgt de opdrachthouder, het staflid en de preventieadviseur die wordt overgeplaatst vanuit een andere entiteit, raad of instelling, tevens de graad waarin hij vastbenoemd is.

Het overplaatsingsbesluit vermeldt de termijn waarbinnen de opdrachthouder, het staflid en de preventieadviseur zijn nieuwe functie opneemt.

Hoofdstuk 3. Standplaatsbepaling

Art. VI 31. § 1. De administratieve standplaats is de gemeente waar het personeelslid hoofdzakelijk zijn ambt uitoefent of een zo centraal mogelijk bepaalde gemeente in zijn ambtsgebied.

§ 2. Voor de personeelsleden met een rang tot en met A2A of met een salarisschaal die overeenstemt met een rang tot en met A2A kan de lijnmanager de standplaats:
1° vaststellen, als die om dienstredenen niet samenvalt met de gemeente waar de centrale administratie of de buitendienst gevestigd is;
2° wijzigen.

§ 3. Voor de functies van N-niveau en algemeen directeur wordt deze bevoegdheid uitgeoefend door de indienstnemende overheid

§ 4. De vaststelling en wijziging van de standplaats gebeurt in overeenstemming met het betrokken contractuele personeelslid.

TITEL 5. DE BEVORDERING

Hoofdstuk 1. Definitie en algemene bepalingen

Art. VI 32. De bevordering is de benoeming tot een graad van een hogere rang van een vastbenoemd ambtenaar in een vacante betrekking.

Er zijn twee soorten van bevordering:
1° de bevordering door verhoging in graad binnen een zelfde niveau;
2° de bevordering door overgang naar een ander niveau.

Een vergelijkend loopbaanexamen is een examen voor bevordering, hetzij binnen het niveau, hetzij naar een ander niveau.

Art. VI 33. De lijnmanager verklaart de betrekkingen van rang A2 en lager vacant.

De vacature wordt bekendgemaakt aan alle ambtenaren die in aanmerking komen.

Art. VI 34. De selector sluit, in overleg met de lijnmanager, de kandidaten die niet voldoen aan de statutaire voorwaarden of de voorwaarden in de vacature, uit van deelname aan de functiespecifieke selectie.

De kandidaten worden in kennis gesteld van de motivering van de eventuele uitsluiting.

Art. VI 35. De ambtenaar kan een bevordering weigeren, maar in het geval van een bevordering na een loopbaanexamen of een vergelijkende bekwaamheidsproef, slechts één keer.

De ambtenaar aan wie op basis van het geslaagd zijn voor een vergelijkende bekwaamheidsproef een andere functie binnen dezelfde graad wordt aangeboden, kan die functie slechts één keer weigeren.

Art. VI 36. De bevordering wordt toegekend met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de beslissing van de benoemende overheid.

De ambtenaar die op het tijdstip van de bevordering met verlof is, gelijkgesteld met dienstactiviteit, alsook de preventieadviseur-coördinator en de preventieadviseurs mogen respectievelijk het verlof, het mandaat of de opdracht voortzetten tot aan de toegestane einddatum.

Art. VI 37. Om een bevordering te verkrijgen moet de ambtenaar aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° hij moet zich in de administratieve toestand bevinden waarin hij zijn aanspraken op een bevordering kan doen gelden;
2° hij mag geen functioneringsevaluatie hebben die besloten werd met een "onvoldoende".

Hoofdstuk 2. Bevordering binnen het niveau

Afdeling 1. Bevordering binnen het niveau met een vergelijkend examen of een vergelijkende bekwaamheidsproef

Art. VI 38. De bevordering door verhoging in graad binnen het niveau kan, na akkoord van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, afhankelijk worden gesteld van het slagen voor een vergelijkend examen of een vergelijkende bekwaamheidsproef, georganiseerd door de selector.

De bevordering door verhoging in graad binnen het niveau met een vergelijkend examen of vergelijkende bekwaamheidsproef wordt toegekend door de lijnmanager. Uitzonderlijk bevordert hij niet, wanneer hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten.

Art. VI 39. Om zich voor een vergelijkend examen voor verhoging in graad of voor een vergelijkende bekwaamheidsproef in te schrijven, mag de ambtenaar geen functioneringsevaluatie hebben die besloten werd met een "onvoldoende" en moet de ambtenaar van de onmiddellijk lagere rang zijn en ten minste twee jaar graadanciënniteit tellen.

Afdeling 2. Bevordering binnen het niveau zonder een vergelijkend examen of een vergelijkende bekwaamheidsproef

Art. VI 40. In geval van een bevorderingsprocedure zonder examen of bekwaamheidsproef kan worden bevorderd:

1° tot een graad van de rang B3, C3 en D3:
a) de ambtenaar die benoemd is in respectievelijk een graad van de rang B2, C2 en D2;
b) de ambtenaar die benoemd is in respectievelijk een graad van de rang B1, C1 en D1, die de tweede salarisschaal in de functionele loopbaan van deze graad bereikt heeft,
en die geslaagd is voor een test nopens de leidinggevende capaciteiten.

2° tot een graad van de rang B2, C2 en D2 : de ambtenaar die benoemd is in respectievelijk een graad van de rang B1, C1 en D1 en die de tweede salarisschaal in de functionele loopbaan van deze graad bereikt heeft.

Art. VI 41. Tot een graad van wetenschappelijk directeur of nautisch directeur (rang A2) kan worden bevorderd de ambtenaar, met een graad van respectievelijk wetenschappelijk attaché of loods, die de tweede salarisschaal in de basis functionele loopbaan van die rang A1 heeft bereikt en ten minste zes jaar graadanciënniteit telt.

Hij moet bovendien slagen voor een proef waarbij de generieke en functiespecifieke competenties van de kandidaat getest worden.

Art. VI 42. De bevordering zonder loopbaanexamen of bekwaamheidsproef wordt verleend aan de kandidaat die voor een bepaalde betrekking het meest geschikt is.

Die geschiktheid wordt vastgesteld aan de hand van het profiel van de kandidaten ten overstaan van de profielvereisten, en rekening houdend met de functiebeschrijving.

De kandidaten die in aanmerking komen worden onderling vergeleken op basis van de voor de functie vereiste competenties.

Art. VI 43. De bevordering door verhoging in graad binnen het niveau wordt toegekend door de lijnmanager, na advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling. Uitzonderlijk bevordert de lijnmanager niet, wanneer hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten.

Voor bevordering tot wetenschappelijk directeur wordt het managementorgaan uitgebreid met ten minste twee vooraanstaande wetenschappers van het vakgebied in kwestie, die mee beslissen.

De ambtenaren die zich kandidaat hebben gesteld worden op de hoogte gebracht van het advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling.

Als een ambtenaar zich benadeeld acht, kan hij binnen 15 kalender­dagen na de kennisgeving bezwaar indienen bij het management­orgaan van de entiteit, raad of instelling. Hij wordt op zijn verzoek gehoord door het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling.

Hoofdstuk 3. Bevordering door overgang naar een ander niveau

Art. VI 44. De bevordering door overgang naar een graad van de rang A1, B1 en C1 wordt verleend bij wijze van een vergelijkend overgangsexamen, georganiseerd door de selector.

Art. VI 45. Om zich voor een vergelijkend examen voor overgang naar een ander niveau in te schrijven, mag de ambtenaar geen functioneringsevaluatie hebben die besloten werd met een "onvoldoende".

Art. VI 46. Het vergelijkend examen voor overgang naar een ander niveau staat open:

1° voor bevordering tot een graad van de rang A1:
voor de ambtenaar van niveau B of C van de diensten van de Vlaamse overheid die in beide niveaus samen ten minste drie jaar anciënniteit telt;

2° voor bevordering tot een graad van de rang B1:
a) voor de ambtenaar van niveau C van de diensten van de Vlaamse overheid die, wat de bevordering naar specifieke functies betreft, in het bezit is van het diploma dat in de functiebeschrijving wordt gevraagd;
b) voor de ambtenaar van niveau D van de diensten van de Vlaamse overheid die ten minste twee jaar anciënniteit telt in dat niveau en die, wat de bevordering naar specifieke functies betreft, in het bezit is van het diploma dat in de functiebeschrijving wordt gevraagd.

3° voor bevordering tot een graad van de rang C1:
voor de ambtenaar van niveau D van de diensten van de Vlaamse overheid die ten minste twee jaar anciënniteit telt in dat niveau.

Art. VI 47. Om aan een vergelijkend examen voor overgang naar niveau A te mogen deelnemen, moet de ambtenaar over de noodzakelijke generieke competenties beschikken voor het uitoefenen van een functie in niveau A.

Het hoofd van het Departement Bestuurszaken stelt in overleg met het lijnmanagement de lijst van de vereiste generieke competenties vast, bepaalt de inhoud van de potentieelinschatting, regelt de organisatie ervan en stelt de nadere bepalingen, met onder meer de mogelijke vrijstellingen, vast in een reglement.

Art. VI 48. De bevordering tot een graad van de rang A1, B1 en C1 wordt toegekend door de lijnmanager. Uitzonderlijk bevordert de lijnmanager niet, wanneer hij meent dat geen van de geschikte kandidaten voldoet aan de profielvereisten.

Hoofdstuk 4. De vergelijkende loopbaanexamens en de verge­lijkende bekwaamheidsproeven

Art. VI 49. De selector organiseert om de drie jaar vergelijkende loopbaanexamens en vergelijkende bekwaamheidsproeven.

Art. VI 50. De selector stelt, in overleg met het lijnmanagement, de programma's van de vergelijkende loopbaanexamens en van de vergelijkende bekwaamheidsproeven vast.

Art. VI 51. De selector stelt, in overleg met het lijnmanagement, in het examenreglement de nadere bepalingen van de vergelijkende loopbaanexamens en vergelijkende bekwaamheidsproeven vast en bepaalt de samenstelling van de examencommissies.

De selector kan, in overleg met het lijnmanagement, in het examenreglement van een vergelijkend loopbaanexamen of vergelijkende bekwaamheidsproef, de geldigheidsduur ervan beperken.

Art. VI 52. § 1. Op basis van de functiebeschrijving en de profielvereisten kiest de lijnmanager uit de geslaagden voor een vergelijkend loopbaanexamen of vergelijkende bekwaamheidsproef de meest geschikte kandidaat per vacature.

Voor een vergelijkend examen voor bevordering binnen het niveau en een vergelijkende bekwaamheidsproef wordt een rangschikking opgemaakt. Voor een vergelijkend examen voor overgang naar het andere niveau kan een rangschikking worden opgemaakt.

De geslaagde wordt door de benoemende overheid:
1° hetzij tot de proeftijd toegelaten in de vacante betrekking, als het een examen voor overgang naar een ander niveau betreft;
2° hetzij bevorderd in de vacante betrekking, als het een vergelijkend examen voor verhoging in graad of een vergelijkende bekwaamheidsproef betreft.

De benoemende overheid geeft de geslaagde een dienstaanwijzing bij de betrokken entiteit, raad of instelling.

§ 2. Als voor een bepaalde betrekking bijzondere bijkomende vereisten worden gesteld, kunnen de geslaagden voor een vergelijkend overgangsexamen onderworpen worden aan een bijkomende selectietest als de vereiste bijzondere bijkomende competenties in de functiebeschrijving vastgesteld zijn.

De rangschikking, behaald voor de bijzondere selectietest, geldt alleen voor de betrekkingen waarvoor deze test werd georganiseerd en geldt als criterium van volgorde voor toelating tot de proeftijd.

Art. VI 53. De geslaagde voor een examen voor overgang naar een ander niveau kan pas worden bevorderd nadat hij met goed gevolg de proeftijd in de bevorderingsbetrekking heeft volbracht.

Art. VI 54. § 1. De lijnmanager bepaalt bij de aanvang van de proeftijd de duur ervan. De voltijdse duur van de proeftijd bedraagt:
1° voor niveau C en B: minimaal 4 en maximum 9 maanden,
2° voor niveau A: minimaal 6 en maximum 12 maanden.

De lijnmanager beslist of de proeftijd deeltijds kan worden uitgevoerd. In geval van deeltijdse proeftijd wordt de duur van de proeftijd pro-rata verlengd.

§ 2. Om de duur van de verrichte proeftijd te berekenen worden alle perioden waarin de ambtenaar tijdens de proeftijd in actieve dienst is, in aanmerking genomen.

§ 3. De ambtenaar beschikt over een bonus aan werkdagen afwezigheid die niet meetelt bij het berekenen van de duur van de proeftijd, afhankelijk van de duur van de proeftijd:
1° meer dan 9 maanden: 25 werkdagen;
2° meer dan 6 en maximaal 9 maanden: 20 werkdagen;
3° minimum 4 en maximaal 6 maanden: 15 werkdagen.

Die bonus kan in een keer of gefractioneerd gebruikt worden.

In die bonus aan werkdagen wordt geen rekening gehouden met de jaarlijkse vakantie.

§ 4. Afwezigheid boven de bonus, vermeld in § 3, zelfs de afwezigheid die met dienstactiviteit gelijkgesteld wordt, heeft schorsing van de proeftijd tot gevolg.

Art. VI 55. Tijdens de proeftijd bij bevordering kan de ambtenaar, onder bepaalde voorwaarden, maar eenmaal een andere dienstaanwijzing krijgen binnen het beleidsdomein, de strategische adviesraad of het Gemeenschapsonderwijs, of eenmaal deelnemen aan een vacature-invulling via de horizontale mobiliteit voor dezelfde functie, door of in akkoord met de betrokken lijnmanager(s).

Na die wijziging van dienstaanwijzing begint eenmalig een nieuwe proeftijd met het oog op bevordering in het andere niveau.

Art. VI 56. § 1. Op het einde van de proeftijd wordt een evaluatiegesprek gehouden.

Op basis van de eindevaluatie neemt de benoemende overheid de beslissing tot bevordering of tot terugplaatsing in de vorige graad van de ambtenaar op proef.

§ 2. De benoemende overheid deelt haar beslissing mee binnen de 30 kalenderdagen na de eindevaluatie aan de ambtenaar; zo niet wordt de proeftijd geacht gunstig te zijn voor de ambtenaar.

§ 3. Tijdens de periode waarin de einddatum van de proeftijd overschreden wordt, behoudt de ambtenaar op proef die hoedanigheid.

Art. VI 57. De benoemende overheid betekent de beslissing tot terugplaatsing in de vorige graad aan de ambtenaar.

De ambtenaar op proef kan tegen de beslissing tot terugplaatsing beroep instellen bij de raad van beroep binnen de 15 kalenderdagen na de betekening van de beslissing.
De raad van beroep brengt een gemotiveerd advies uit binnen de 30 kalenderdagen na ontvangst van het beroepschrift.

Onverminderd artikel I 9, § 1, tweede lid, beslist de benoemende overheid binnen de 15 kalenderdagen na ontvangst van het advies van de raad.

Art. VI 58. Met ingang van de eerste werkdag die volgt op het verstrijken van de termijn voor het instellen van beroep tegen de beslissing tot terugplaatsing, wordt de ambtenaar op proef ambtshalve teruggeplaatst in zijn vorige graad.

TITEL 6. GRAADVERANDERING EN FUNCTIEWIJZIGING

Hoofdstuk 1. Graadverandering na vergelijkende bekwaamheidsproef

Art. VI 59. § 1. Het personeelslid met de graad van speciaal assistent (functie matroos of stoker) bij de IVA Maritieme Dienstverlening en Kust kan een graadverandering verkrijgen naar de graad van schipper of motorist als hij slaagt voor een vergelijkende bekwaamheidsproef en titularis is van een diploma, brevet, certificaat, getuigschrift of vaarbevoegdheidsbewijs zoals gevraagd in de functiebeschrijving.

Het personeelslid met de graad van motorist bij de IVA Maritieme Dienstverlening en Kust kan een graadverandering verkrijgen naar de graad van schipper als hij slaagt voor een vergelijkende bekwaamheidsproef en titularis is van een diploma, brevet, certificaat, getuigschrift of vaarbevoegdheidsbewijs zoals gevraagd in de functiebeschrijving.

§ 2. De graadverandering naar schipper, vermeld in §1, kan ook verkregen worden door de technisch assistent van de beheersdiensten van de EVA Waterwegen en Zeekanaal als hij slaagt voor een vergelijkende bekwaamheidsproef.

§ 3. De inschaling in de functionele loopbaan gebeurt met behoud van de verworven anciënniteiten. In voorkomend geval gebeurt de inschakeling op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan.

§ 4. Om een graadverandering na vergelijkende bekwaamheidsproef te verkrijgen, mag de ambtenaar geen functioneringsevaluatie hebben die besloten werd met een "onvoldoende".

Hoofdstuk 2. Functiewijziging na vergelijkende bekwaamheidsproef

Art. VI 60. De functiewijziging naar loods met de functie van stuurman van de loodsboot of chefloods is afhankelijk van het slagen voor een vergelijkende bekwaamheidsproef en van het bezit van het diploma, brevet, certificaat of getuigschrift zoals gevraagd in de functiebeschrijving.

Art. VI 61. De functiewijziging naar loods met de functie van kapitein van de loodsboot is afhankelijk van het slagen voor een vergelijkende bekwaamheidsproef en van het bezit van het diploma, brevet, certificaat of getuigschrift zoals gevraagd in de functiebeschrijving. Die functiewijziging kan op zijn vroegst ingaan na 100 effectieve vaardagen in de functie van stuurman.

Art. VI 62. De functiewijziging naar loods algemene functie is afhankelijk van het slagen voor een vergelijkende bekwaamheidsproef en van het bezit van het diploma, brevet, certificaat of getuigschrift zoals gevraagd in de functiebeschrijving. Tevens dient men voorafgaandelijk een reeks proefreizen af te leggen, zoals vermeld in artikel VI 113, § 1, 2° en 3°.

Art. VI 63. Voor de schipper bij de IVA Maritieme Dienstverlening en Kust is een functiewijziging mogelijk als hij slaagt voor een vergelijkende bekwaamheidsproef en over een diploma, brevet, certificaat, getuigschrift of vaarbevoegdheidsbewijs beschikt zoals vermeld in de functiebeschrijving.

Art. VI 64. Om een functiewijziging na vergelijkende bekwaamheidsproef te verkrijgen, mag de ambtenaar geen functioneringsevaluatie hebben die besloten werd met een "onvoldoende".

Hoofdstuk 3. Graadverandering voor wetenschappelijk personeel

Art. VI 65. § 1. Als in het personeelsplan van de entiteit geen betrekking is opgenomen in de gra(a)d(en) van de wetenschappelijke loopbaan waarvan de ambtenaar titularis is, kan de benoemende overheid aan de titularis van een wetenschappelijke graad in die entiteit op zijn verzoek een graadverandering toekennen naar de overeenkomstige administratieve graad.

§ 2. Bij graadverandering overeenkomstig dit artikel behoudt de ambtenaar de verworven anciënniteiten. In voorkomend geval gebeurt de inschakeling op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan. De ambtenaar heeft nooit een lager salaris dan hij in zijn vorige salarisschaal zou hebben genoten volgens de regeling die van toepassing is op de datum van graadverandering.

Hoofdstuk 4. Vrijwillige terugzetting in graad

Art. VI 66. De ambtenaar kan tijdens zijn loopbaan eenmaal om functionele of persoonlijke redenen vragen te worden teruggezet in graad. De vrijwillige terugzetting in graad gebeurt :
1° voor de ambtenaar van rang A1, B1, C1: in de tweede rang van het lagere niveau;
2° voor de ambtenaren met een andere graad: in de onmiddellijk lagere rang dan die waarin de ambtenaar was benoemd.

Als aan de nieuwe graad een functionele loopbaan verbonden is, wordt de ambtenaar ingeschaald in de op één na hoogste salarisschaal van de functionele loopbaan.

De vrijwillige terugzetting in graad is niet afhankelijk van het bestaan van een vacante betrekking.

Art. VI 67. De vrijwillige terugzetting in graad wordt toegekend door de benoemende overheid voor de graad waarin de ambtenaar wordt teruggezet, na advies van het bevoegde managementorgaan van de entiteit, raad of instelling.

TITEL 7. DE IT-MANDATEN EN TIJDELIJKE AANSTELLINGEN

Hoofdstuk 1. De IT-mandaten

Art. VI 68. § 1. Volgende graden worden uitsluitend via een mandaat begeven:

1° contractbeheerder;
2° strategiebeheerder;
3° coördinator IT-relatiebeheer;
4° financieel-administratief beheerder;
5° beheerder interne IT-dienstverlening

§ 2. Voor de aanwijzing in een van de mandaten, vermeld in § 1, komen alleen de vastbenoemde ambtenaren van de rang A1 en A2 in aanmerking, die over de vereiste generieke en functiespecifieke competenties voor het uitoefenen van de te begeven functie beschikken.

§ 3. De lijnmanager van het Departement Bestuurszaken stelt per functie de lijst van de generieke competenties vast.

De lijnmanager stelt de lijst van functiespecifieke competenties vast.

Art. VI 69. De te begeven betrekkingen, de voorwaarden van aanwijzing en de wijze waarop de kandidaten hun interesse kenbaar kunnen maken, worden meegedeeld aan alle ambtenaren die in aanmerking komen.

Art. VI 70. Het managementorgaan van het beleidsdomein Bestuurszaken, samengesteld op het niveau van de lijnmanagers van de entiteiten, de raden of de instelling, beoordeelt wie van de kandidaten over de vereiste generieke en functiespecifieke competenties beschikt voor de uitoefening van de te begeven functie beschikt.
Het hanteert hiervoor de meest geschikte methodes of instrumenten op basis van de profielvereisten.
Als voor het testen van de generieke competenties een beroep gedaan wordt op een extern assessment, legt de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, het selectiebureau ter bekrachtiging voor aan de Vlaamse Regering.

Art. VI 71. Het hoofd van het beleidsveld ICT binnen het beleidsdomein Bestuurszaken wijst de ambtenaren aan voor de betrekkingen vermeld in artikel VI 68, § 1 uit de kandidaten van wie de commissie, vermeld in artikel VI 70, heeft geoordeeld dat zij over de vereiste competenties beschikken.

Art. VI 72. De ambtenaar behoudt tijdens het mandaat de functionele loopbaan in de graad waarin hij werd benoemd. De werkelijke diensten die de ambtenaar als mandaathouder presteert, worden in aanmerking genomen voor de vaststelling van de schaalanciënniteit in de functionele loopbaan.

De aanwijzing in een mandaat houdt tevens de dienstaanwijzing in voor de betrokken ambtenaar.

Art. VI 73. § 1. Het mandaat wordt toegekend voor de duur van zes jaar en is meermaals met dezelfde duur verlengbaar. De verlenging gebeurt stilzwijgend.

§ 2. Het mandaat wordt ambtshalve beëindigd bij een functioneringsevaluatie die met een onvoldoende wordt besloten, bij een bevordering of een aanwijzing in een ander mandaat, en bij een nieuwe dienstaanwijzing.

De overheid die bevoegd is voor de aanwijzing, kan het mandaat ook beëindigen om functionele redenen, bij langdurige afwezigheid of op verzoek van de mandaathouder zelf.

In beide gevallen wordt voor de betrokken ambtenaar een gepaste dienstaanwijzing vastgesteld binnen de diensten van de Vlaamse overheid volgens de procedure van herplaatsing.

Hoofdstuk 2. De tijdelijke aanstellingen

Afdeling 1. De projectleiders

Art. VI 74. Een projectleider is een ambtenaar van rang A1 of rang A2 die tijdelijk wordt belast met de leiding van een project.

De projecten voor een entiteit, raad of instelling worden door het hoofd van de entiteit, raad of instelling ter goedkeuring voorgelegd aan de functionele minister(s).
De projecten voor een beleidsdomein worden door het hoofd van het departement ter goedkeuring voorgelegd aan de functionele minister(s).

De beleidsdomeinoverschrijdende projecten worden opgestart door de Vlaamse Regering.

Art. VI 75. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling stelt de projectleiders aan die belast worden met projecten ten behoeve van die entiteit, raad of instelling.

Het hoofd van het departement van het beleidsdomein stelt de projectleiders aan die belast worden met projecten voor een beleidsdomein.

De Vlaamse Regering stelt de projectleiders aan die belast worden met beleidsdomeinoverschrijdende projecten.

Art. VI 76. De duur van de tijdelijke aanstelling tot projectleider is gelijk aan de duur van het project.

De projectleider heeft voor de duur van het project hiërarchisch gezag over de andere personeelsleden die meewerken aan het project.

Art. VI 77. De aanstelling tot projectleider houdt tevens de dienstaanwijzing in voor de betrokken ambtenaar.

De ambtenaar behoudt tijdens de aanstelling de functionele loopbaan in de graad waarin hij werd benoemd. De werkelijke diensten die de ambtenaar als projectleider presteert, worden in aanmerking genomen voor de vaststelling van de schaalanciënniteit in de functionele loopbaan.

Art. VI 78. De aanstelling wordt ambtshalve beëindigd bij een functioneringsevaluatie die met een onvoldoende wordt besloten, bij een beslissing tot loopbaanvertraging, bij een bevordering of bij een aanwijzing in een mandaat, en in voorkomend geval bij een wijziging van dienstaanwijzing.

De overheid die bevoegd is voor de aanstelling, kan die aanstelling ook beëindigen om functionele redenen, bij langdurige afwezigheid of op verzoek van de functiehouder zelf.

Na de beëindiging van de aanstelling wordt voor de betrokken ambtenaar een gepaste dienstaanwijzing vastgesteld, ofwel binnen de entiteit, raad of instelling, ofwel binnen de diensten van de Vlaamse overheid volgens de procedure van herplaatsing.

Afdeling 2. De staffunctie

Art. VI 79. Het hoofd van de entiteit, raad of instelling kan één ambtenaar van rang A2 of rang A1 voor bepaalde of onbepaalde duur belasten met een staffunctie.

De ambtenaar die met de staffunctie wordt belast, kan niet tegelijk ook opdrachthouder zijn.

De aanstelling in een staffunctie houdt tevens de dienstaanwijzing in voor de betrokken ambtenaar.

Art. VI 80. De te begeven betrekkingen, de aanstellingsvoorwaarden en de wijze waarop de kandidaten hun interesse kenbaar kunnen maken, worden meegedeeld aan alle ambtenaren die in aanmerking komen.

Art. VI 81. De lijnmanager van het Departement Bestuurszaken stelt de lijst van de vereiste generieke competenties vast. Hij bepaalt tevens de wijze waarop die competenties zullen worden beoordeeld.

Art. VI 82. De aanstelling in een staffunctie wordt ambtshalve beëindigd bij een functioneringsevaluatie die met een onvoldoende wordt besloten, bij een beslissing tot loopbaan-vertraging, bij een bevordering of een aanwijzing in een mandaat, en bij een nieuwe dienstaanwijzing.

Het hoofd van de entiteit, raad of instelling kan ook de aanstelling beëindigen om functionele redenen, bij langdurige afwezigheid of op verzoek van het staflid zelf.

Na de beëindiging van de aanstelling wordt voor de betrokken ambtenaar een gepaste dienstaanwijzing vastgesteld ofwel binnen de entiteit, raad of instelling, ofwel binnen de diensten van de Vlaamse overheid, volgens de procedure van de herplaatsing.

Hoofdstuk 3. De waarneming van een hoger ambt

Art. VI 83. § 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaat men onder hoger ambt, elk ambt in een graad van ten hoogste twee rangen hoger dan de graad waarvan de ambtenaar titularis is.

§ 2. Een ambtenaar kan worden aangesteld in een hoger ambt voor een betrekking van een graad die tijdelijk of definitief vacant is.

§ 3. Een definitief vacante betrekking kan voor ten hoogste één jaar worden waargenomen en op voorwaarde dat de procedure tot definitieve toekenning van die betrekking wordt ingezet.

§ 4. Voor de uitoefening van een hoger ambt in een betrekking van wetenschappelijk directeur komt alleen het wetenschappelijk personeel van rang A1 in aanmerking.

In een betrekking van rang A1 van het wetenschappelijk personeel is de uitoefening van een hoger ambt niet mogelijk.

§ 5. Als een ambtenaar een tuchtstraf opgelopen heeft, mag hij niet aangesteld worden voor het uitoefenen van een hoger ambt voor zijn straf doorgehaald is.

Art. VI 84. Een ambtenaar die met een hoger ambt is belast, beschikt over alle prerogatieven die aan dat ambt verbonden zijn.

Art. VI 85. De lijnmanager beslist, na advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling, welke ambtenaar het hoger ambt waarneemt in een betrekking van wetenschappelijk directeur, rang A1 en van de niveaus B, C en D.

Voor de beslissing over het hoger ambt naar wetenschappelijk directeur wordt het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling aangevuld met ten minste twee vooraanstaande wetenschappers van het vakgebied in kwestie die mee beslissen.

Hoofdstuk 4. De preventiefuncties

Art. VI 86. Voor de diensten van de Vlaamse ministeries is er één Gemeenschappelijke Interne Dienst voor Preventie en Bescherming, hierna GDPB te noemen, die als onafhankelijke entiteit is toegevoegd aan het Departement Bestuurszaken.

De GDPB is samengesteld uit verschillende preventieadviseurs en één preventieadviseur-coördinator, die de dienst leidt en die rechtstreeks rapporteert aan het hoofd van het Departement Bestuurszaken.

Art. VI 87. § 1. Voor elke IVA met rechtspersoonlijkheid, EVA, raad of instelling is er één interne dienst voor Preventie en Bescherming op het werk, hierna interne dienst Preventie en Bescherming te noemen. Die dienst wordt toegevoegd aan het hoofd van de IVA met rechtspersoonlijkheid, EVA, raad of instelling.

Bij gemotiveerd verzoek kan worden aangesloten bij de GDPB.

§ 2. De interne dienst Preventie en Bescherming is samengesteld uit één of meer preventieadviseurs. Zijn er in de dienst verschillende voltijdse preventieadviseurs, dan wordt de dienst geleid door een preventieadviseur-coördinator.

§ 3. De interne dienst Preventie en Bescherming is onafhankelijk. De preventieadviseur-coördinator of de preventieadviseur rapporteert rechtstreeks aan het hoofd van de IVA met rechtspersoonlijkheid, EVA, raad of instelling.

Art. VI 88. § 1. De graad van preventieadviseur-coördinator wordt uitsluitend door middel van voltijds mandaat toegekend.

Voor de aanwijzing in dit mandaat komen de ambtenaren van de rang A1 en rang A2 in aanmerking die in het bezit zijn van een getuigschrift veiligheid niveau 1.

De lijnmanager van het Departement Bestuurszaken stelt de lijst van de vereiste competenties vast.

§ 2. De functie van preventieadviseur staat open voor ambtenaren van de rang A1, rang A2 en van de niveaus B, C en D.

De lijnmanager van het Departement Bestuurszaken stelt na overleg met de preventieadviseur-coördinator de lijst van de vereiste competenties vast.

§ 3. De te begeven betrekkingen, de voorwaarden waaraan de kandidaten moeten voldoen en de wijze waarop ze hun interesse kenbaar kunnen maken, worden meegedeeld via een algemene oproep.

Art. VI 89. § 1. Een bijzondere commissie beoordeelt wie van de kandidaten over de vereiste competenties voor de uitoefening van de functie van preventieadviseur-coördinator beschikt.

De kandidaten worden onder meer beoordeeld op basis van hun functioneringsevaluatie, de resultaten van de potentieelinschatting, de gegevens uit de kandidaatstelling en de mondelinge toelichting van hun beleidsvisie.

De potentieelinschatting gebeurt op basis van een functiespecifiek gedragsgericht interview.

§ 2. De commissie, vermeld in § 1, is samengesteld als volgt:
1° een vertegenwoordiger van een gespecialiseerd extern bureau;
2° twee vertegenwoordigers van het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap-Vlaams Gewest;
3° ofwel het hoofd van het Departement Bestuurszaken of zijn afgevaardigde voor het mandaat, vermeld in artikel VI 86,

§ 2 of het hoofd van de IVA met rechtspersoonlijkheid, EVA, raad of instelling of zijn afgevaardigde voor het mandaat, vermeld in artikel VI 87, § 3.

§ 3. De commissie legt naar gelang van het geval aan het hoofd van het Departement Bestuurszaken of aan het hoofd van de IVA met rechtspersoonlijkheid, EVA, raad of instelling, de lijst voor van de kandidaten die over de vereiste competenties voor het uitoefenen van de functie van preventieadviseur-coördinator beschikken.

Art. VI 90. § 1. Het hoofd van het Departement Bestuurszaken draagt voor elke betrekking van preventieadviseur en voor de betrekking van preventieadviseur-coördinator van de GDPB ten minste twee kandidaten die aan de gestelde voorwaarden voldoen, voor aan het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap-Vlaams Gewest.

§ 2. Het hoofd van het Departement Bestuurszaken wijst de preventieadviseur-coördinator aan en stelt de preventieadviseurs van de GDPB aan, na voorafgaand akkoord van het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap-Vlaams Gewest.

Als er geen akkoord bereikt wordt in het Hoog Overlegcomité, wordt de beslissing genomen door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken.

Art. VI 91. § 1. Het managementorgaan van de IVA met rechtspersoonlijkheid, EVA, raad of instelling draagt voor elke betrekking van preventieadviseur en voor de betrekking van preventieadviseur-coördinator van de interne dienst Preventie en Bescherming ten minste twee kandidaten die aan de gestelde voorwaarden voldoen, voor aan het bevoegde overlegcomité van de IVA met rechtspersoonlijkheid, EVA, raad of instelling.

§ 2. De lijnmanager wijst de preventieadviseur-coördinator aan en stelt de preventieadviseurs van de interne dienst Preventie en Bescherming aan, na voorafgaand akkoord van het bevoegde overlegcomité van de IVA met rechtspersoonlijkheid, EVA, raad of instelling.

Als er geen akkoord bereikt wordt in het bevoegde overlegcomité, wordt de beslissing genomen door de functionele minister voor de IVA met rechtspersoonlijkheid en de raad, en door de raad van bestuur voor de EVA en de instelling.

Art. VI 92. § 1. Het mandaat van preventieadviseur-coördinator en de aanstelling tot preventieadviseur worden toegekend voor de duur van zes jaar en zijn meermaals met dezelfde duur verlengbaar. De verlenging gebeurt stilzwijgend.

De aanstelling in de functie van preventieadviseur van de GDPB is voltijds. De aanstelling in de functie van preventieadviseur van de interne dienst Preventie en Bescherming is voltijds of deeltijds.

De aanwijzing tot preventieadviseur-coördinator en de aanstelling tot preventieadviseur houden tevens de dienstaanwijzing in voor de betrokken ambtenaar.

§ 2. De ambtenaar behoudt tijdens het mandaat of de tijdelijke aanstelling de functionele loopbaan in de graad waarin hij werd benoemd. De werkelijke diensten die de ambtenaar als preventieadviseur of als preventieadviseur-coördinator presteert, worden in aanmerking genomen voor de vaststelling van de schaalanciënniteit in de functionele loopbaan.

§ 3. De overheid die bevoegd is voor de aanwijzing, respectievelijk de aanstelling, kan na akkoord of op verzoek van het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap-Vlaams Gewest of van het bevoegde overlegcomité, om functionele redenen of op verzoek van de functiehouder zelf, het mandaat of de aanstelling beëindigen.

In dat geval wordt voor de ambtenaar die het mandaat van preventieadviseur-coördinator bekleedde, een gepaste dienstaanwijzing vastgesteld, ofwel binnen de entiteit, raad of instelling ofwel binnen de diensten van de Vlaamse overheid, volgens de procedure van de herplaatsing.

Na de beëindiging van de aanstelling wordt voor de betrokken ambtenaar een gepaste dienstaanwijzing vastgesteld, ofwel binnen de entiteit, raad of instelling, ofwel binnen de diensten van de Vlaamse overheid, volgens de procedure van de herplaatsing.

Art. VI 93. Als de preventieadviseur-coördinator zijn eerste aanwijzing in het mandaat voortijdig beëindigt of als één van de preventieadviseurs zijn eerste aanstelling voortijdig beëindigt, wordt hij vervangen. De vervanger wordt gekozen uit de ambtenaren die zich kandidaat hebben gesteld en die werden voorgedragen door het hoofd van het Departement Bestuurszaken overeenkomstig artikel VI 90, § 1, of door het managementorgaan van de IVA met rechtspersoonlijkheid, EVA, raad of instelling overeenkomstig artikel VI 91, § 1.

Art. VI 94. § 1. In afwijking van artikel VI 88, VI 90, VI 91 en VI 92, kan de functie van preventieadviseur ook worden opengesteld voor ambtenaren van rang A1 die extern worden aangeworven.

§ 2. Het hoofd van het Departement Bestuurszaken draagt voor elke betrekking van preventieadviseur van de GDPB die wordt vervuld via een externe werving, een kandidaat die aan de gestelde voorwaarden voldoet, voor aan het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest.

Als er geen akkoord bereikt wordt in het Hoog Overlegcomité Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest, wordt de beslissing genomen door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken.

§ 3. Het managementorgaan van de IVA met rechtspersoonlijkheid, EVA, raad of instelling draagt voor elke betrekking van preventieadviseur van de interne dienst Preventie en Bescherming die wordt vervuld via een externe werving, een kandidaat die aan de gestelde voorwaarden voldoet, voor aan het bevoegde overlegcomité van de IVA met rechtspersoonlijkheid, EVA, raad of instelling.

Als er geen akkoord bereikt wordt in het bevoegde overlegcomité, wordt de beslissing genomen door de functionele minister voor de IVA met rechtspersoonlijkheid en de raad, en door de raad van bestuur voor de EVA en de instelling.

§ 4. De aanstelling van een preventieadviseur die extern geworven wordt, houdt tevens de tijdelijke dienstaanwijzing in voor de betrokken ambtenaar.

De termijn van de effectieve aanstelling begint te lopen op de dag van de benoeming tot ambtenaar.

Na beëindiging van de aanstelling, wordt voor de betrokken ambtenaar een gepaste dienstaanwijzing vastgesteld, ofwel binnen de entiteit, raad of instelling, ofwel binnen de diensten van de Vlaamse overheid, volgens de procedure van de herplaatsing.

Hoofdstuk 5. De functies van senior auditor en junior auditor bij de IVA Interne Audit van de Vlaamse Administratie

Art. VI 95. § 1. De functie van junior auditor staat open voor de ambtenaren van rang A1 van de diensten van de Vlaamse overheid, met uitzondering van het wetenschappelijk personeel.

De functie van junior auditor en van senior auditor mag ook worden opengesteld voor ambtenaren van rang A1 die extern worden aangeworven.

§ 2. De junior auditor kan na minimaal drie jaar auditervaring bij de IVA Interne Audit van de Vlaamse Administratie op basis van een beoordelingsprocedure door het hoofd van de IVA Interne Audit van de Vlaamse Administratie worden aangesteld in een functie van senior auditor. Het hoofd van de IVA Interne Audit van de Vlaamse Administratie bepaalt de wijze waarop die beoordelingsprocedure wordt georganiseerd. In dat geval geldt de procedure, vermeld in artikel VI 97, niet.

De functie van senior auditor staat open voor de ambtenaren van rang A1 en rang A2 van de diensten van de Vlaamse overheid, met uitzondering van het wetenschappelijk personeel, die minimaal drie jaar relevante ervaring kunnen aantonen en die over de vereiste competenties voor het uitoefenen van die functie beschikken, vastgesteld overeenkomstig artikel VI 97.

§ 3. Alleen een ambtenaar die over de vereiste generieke en functiespecifieke competenties beschikt, kan tot junior auditor of senior auditor worden aangesteld.

Die competenties kunnen verschillen naargelang het functieprofiel. Ze worden vastgesteld door het hoofd van de IVA Interne Audit van de Vlaamse Administratie.

Art. VI 96. Met het oog op de aanstelling van junior auditoren of senior auditoren wordt een algemene oproep gedaan.

Art. VI 97. Een commissie die het hoofd van de IVA Interne Audit van de Vlaamse Administratie op advies van het auditcomité van de Vlaamse Administratie heeft samengesteld, beoordeelt wie van de kandidaten over de vereiste competenties voor de uitoefening van de te begeven functie beschikt.

Het hoofd van de IVA Interne Audit van de Vlaamse Administratie bepaalt de wijze waarop de commissie, vermeld in het eerste lid, de vereiste competenties beoordeelt.

De kandidaten worden gerangschikt volgens hun geschiktheid.

Art. VI 98. Het hoofd van de IVA Interne Audit van de Vlaamse Administratie stelt de gegadigden die in aanmerking komen in orde van hun rangschikking aan. Voor de externe gegadigden die geslaagd zijn voor het vergelijkend wervingsexamen waarvan de procedure, vermeld in artikel VI 97, deel uitmaakt, is dat een voorlopige aanstelling in afwachting van hun benoeming tot ambtenaar. De aanstelling houdt tevens de dienstaanwijzing in voor de betrokken ambtenaar.

Art. VI 99. De aanstelling in een functie van junior, respectievelijk senior auditor gebeurt voltijds voor de duur van zes jaar en is meermaals met dezelfde duur verlengbaar. De verlenging gebeurt stilzwijgend.

In geval van externe aanwerving begint de termijn van de aanstelling te lopen op de dag van de benoeming tot ambtenaar.

Art. VI 100. § 1. De junior en senior auditoren behouden gedurende hun aanstelling de functionele loopbaan in de graad waarin zij werden benoemd. De werkelijke diensten van de ambtenaar die als junior of senior auditor is aangesteld, worden in aanmerking genomen voor de vaststelling van de schaalanciënniteit in de functionele loopbaan.

§ 2. De tijdelijke aanstelling wordt ambtshalve beëindigd bij een functioneringsevaluatie die met een onvoldoende wordt besloten, bij een beslissing tot loopbaanvertraging, bij een bevordering of een aanwijzing in een mandaat.

Het hoofd van de IVA Interne Audit van de Vlaamse Administratie kan de aanstelling beëindigen, hetzij om functionele redenen, hetzij bij langdurige afwezigheid, hetzij op verzoek van de functiehouder zelf.

Na de beëindiging van de aanstelling wordt voor de betrokken ambtenaar een gepaste dienstaanwijzing vastgesteld, ofwel binnen de entiteit, ofwel binnen de diensten van de Vlaamse overheid, volgens de procedure van de herplaatsing.

Hoofdstuk 6. De huisbewaarders

Art. VI 101. De lijnmanager stelt de huisbewaarder aan.

Art. VI 102. § 1. De oproep tot de kandidaten voor een aanstelling als huisbewaarder wordt gericht tot de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid.

§ 2. Als huisbewaarder kunnen alleen de personeelsleden worden aangesteld die aan de onderstaande voorwaarden voldoen:
1° ze werken bij voorkeur in het gebouw waarvoor een huisbewaarder gezocht wordt;
2° ze behoren bij voorkeur tot de entiteit, raad of instelling waarvan de diensten het gebouw bezetten;
3° ze behoren bij voorkeur tot niveau D;
4° ze hebben op de dag van de kandidatenvoordracht geen onvoldoende op hun evaluatie.

Bij gelijke geschiktheid van kandidaten van hetzelfde niveau, wordt prioriteit gegeven aan de statutaire kandidaat.

§ 3. Bij gebrek aan kandidaten of als geen kandidaten beantwoorden aan de functiebeschrijving en het gewenste profiel, kan een persoon contractueel aangesteld worden die niet tot de diensten van de Vlaamse overheid behoort.

Art. VI 103. § 1. De aanstelling van de huisbewaarder eindigt:
1° bij zijn pensionering;
2° als hij ontslag neemt of afgezet wordt;
3° als de bevoegde overheid de functie van huisbewaarder afschaft;
4° bij het overlijden van de huisbewaarder;
5° ingeval van een tekortkoming die de beëindiging van zijn aanstelling rechtvaardigt.

§ 2. De tekortkoming, vermeld in § 1, 5°, wordt vastgesteld door de gebouwverantwoordelijke of bij gebrek aan gebouwverantwoordelijke, door de ambtenaar met de hoogste graad in dat gebouw. Na de huisbewaarder te hebben gehoord, stuurt die onverwijld zijn verslag met de eventuele schriftelijke opmerkingen van de huisbewaarder aan de verantwoordelijke van de personeelsfunctie van het beleidsdomein. Hij bezorgt een afschrift van zijn verslag aan de lijnmanager.

De beslissing tot ontslag wordt genomen door de lijnmanager.

§ 3. Als een huisbewaarder zijn functie wil beëindigen, moet hij de lijnmanager ten minste drie maanden van te voren met een aangetekende brief daarvan op de hoogte brengen, behalve in geval van overmacht.

TITEL 8. DE FUNCTIONELE LOOPBAAN VAN DE AMBTENAAR

Hoofdstuk 1. Definitie en toepassingsgebied

Art. VI 104. De functionele loopbaan bestaat in de opeenvolgende toekenning aan een ambtenaar van een steeds hogere salarisschaal binnen eenzelfde rang op basis van schaalanciënniteit en zonder wijziging van graadbenaming.

Art. VI 105. De schaalanciënniteit wordt jaarlijks opgebouwd op basis van de functioneringsevaluatie:

1° hetzij op een normale snelheid, waarbij de in aanmerking komende diensten gelijk zijn aan de werkelijke diensten;
2° hetzij vertraagd, waarbij de in aanmerking komende diensten
a) gelijk zijn aan de helft van de werkelijke diensten als de functioneringsevaluatie met de aanduiding "loopbaanvertraging" besloten wordt;
b) vervallen als de functioneringsevaluatie met een onvoldoende besloten wordt.

De opbouw van de schaalanciënniteit, zoals bedoeld in het eerste lid, heeft uitwerking op 1 juli van het jaar volgend op het evaluatiejaar en dit gedurende een periode van 12 maanden.

Art. VI 106. In afwijking van artikel VI 105 bouwt de ambtenaar:

1° a) met verlof voor opdracht;
b) met militaire dienst of burgerdienst;
c) met vakbondsverlof als vaste afgevaardigde,
schaalanciënniteit op aan normale snelheid;

2° a) met verlof voor voltijdse loopbaanonderbreking;
b) met voltijds politiek verlof;
c) tijdens een periode van tuchtschorsing, bedoeld in artikel VIII 4;
d) tijdens de periode van verlof voor deeltijdse prestaties gelijkgesteld met non-activiteit, bedoeld in artikel X 27, § 2;
geen schaalanciënniteit op.

Art. VI 107. Als een ambtenaar tussen 1 juli en 30 juni overgaat naar een volgende salarisschaal in de functionele loopbaan of naar een hogere hiërarchische graad, verkrijgt hij in zijn nieuwe salarisschaal of graad de normale loopbaansnelheid voor de resterende periode tot 30 juni.

Art. VI 108. De toekenning van de hogere salarisschaal in de functionele loopbaan of van een andere functie kan bovendien afhankelijk worden gesteld van het behalen van brevetten of getuigschriften of van het slagen voor een vergelijkende bekwaamheidsproef zoals bepaald in de functiebeschrijving.

Hoofdstuk 2. De diverse functionele loopbanen

Art. VI 109. § 1. Binnen de hieronder vermelde rangen geldt een functionele loopbaan. De overgang tussen de hieronder opgesomde salarisschalen geschiedt na het aantal jaren schaalanciënniteit dat ernaast vermeld wordt:

in rang A1
a)van de eerste naar de tweede salarisschaal na 6 jaar
vanA111 naarA112
vanA121 naarA122
vanA141 naarA142
b)van de tweede naar de derde salarisschaal na 12 jaar
vanA112 naarA113
vanA122 naarA123
c)van de tweede naar de derde salarisschaal na 6 jaar
d)van de derde naar de vierde salarisschaal na 9 jaar
vanA113 naarA114
vanA123 naarA124
vanA143naarA144
in rang A1 wetenschappelijk personeel
- basis functionele loopbaan
a)van de eerste naar de tweede salarisschaal na 4 jaar
vanA165 naarA166
b)van de tweede naar de derde salarisschaal na 6 jaar
vanA166 naarA167
- expert functionele loopbaan
a)van de vierde naar de vijfde salarisschaal na 10 jaar
vanA168 naarA169
a)in rang A2
van de eerste naar de tweede salarisschaal na 10 jaar
vanA211 naarA212
vanA221 naarA222
vanA251 naarA252
vanA261 naarA262
b)in rang A2 - vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering in het buitenland
-van de eerste naar de tweede salarisschaal na 6 jaar
vanA211 naarA212
-van de tweede naar de derde salarisschaal na 6 jaar
vanA212naarA213
in rang B1
a)van de eerste naar de tweede salarisschaal na 8 jaar
vanB111 naarB112
vanB121 naarB122
b)van de tweede naar de derde salarisschaal na 10 jaar
vanB112 naarB113
vanB122 naarB123
c)van de derde naar de vierde salarisschaal na 9 jaar
vanB113 naarB114
vanB123 naarB124
in rang B2
van de eerste naar de tweede salarisschaal na 10 jaar
vanB211 naarB212
vanB221 naarB222
vanB231 naarB232
in rang C1
a)van de eerste naar de tweede salarisschaal na 8 jaar
vanC111 naarC112
vanC121 naarC122
vanC131 naarC132
vanC141 naarC142
b)van de tweede naar de derde salarisschaal na 10 jaar
vanC112 naarC113
vanC122 naarC123
vanC132 naarC133
vanC142 naarC143
c)van de derde naar de vierde salarisschaal na 9 jaar
vanC113naarC114
vanC123naarC124
vanC133naarC134
vanC143naarC144
in rang C2
van de eerste naar de tweede salarisschaal na 10 jaar
vanC211 naarC212
vanC221 naarC222
vanC241naarC242
in rang D1
a)van de eerste naar de tweede salarisschaal na 8 jaar
vanD111 naarD112
vanD121 naarD122
vanD131 naarD132
vanD141 naarD142
b)van de tweede naar de derde salarischaal na 9 jaar
vanD112 naarD113
vanD122 naarD123
vanD132 naarD133
vanD142 naarD143
in rang D2
van de eerste naar de tweede salarisschaal na 10 jaar
vanD211 naarD212
vanD221 naarD222
vanD231 naarD232
vanD241 naarD242

§ 2. In afwijking van § 1 start de ambtenaar van rang A1 (wetenschappelijk personeel) op de tweede trap van de functionele loopbaan, zijnde de salarisschaal A 166 als hij houder is van:

het diploma van
a) master in de geneeskunde (beroepstitel arts);
b) master in de diergeneeskunde;
c) master in de ingenieurswetenschappen;
d) master in de bio-ingenieurswetenschappen;
e) master in de farmaceutische zorg;
f) master in de geneesmiddelenontwikkeling;

of bij overgangsmaatregel, het diploma van
a) arts;
b) dierenarts;
c) burgerlijk ingenieur;
d) landbouwkundig ingenieur;
e) ingenieur in de scheikunde en de landbouwindustrieën;
f) bio-ingenieur;
g) apotheker;

een doctoraat op proefschrift of van een diploma of certificaat dat met toepassing van de richtlijnen van de Europese Unie of een bilateraal akkoord hiermee als gelijkwaardig wordt erkend.

§ 3. In afwijking van § 1 wordt een ambtenaar van rang A1 (wetenschappelijk personeel) bevorderd tot de tweede trap van de functionele loopbaan, namelijk de salarisschaal A 166, op de eerste van de maand die volgt op de toekenning van het doctoraat, diploma of certificaat dat hij tijdens zijn loopbaan in de entiteit, raad of instelling verwerft.

§ 4. Een ambtenaar van rang A1 (wetenschappelijk personeel), titularis van de salarisschaal A 166, die houder is van een doctoraat op proefschrift of van een diploma of certificaat dat met toepassing van de richtlijnen van de Europese Unie of een bilateraal akkoord hiermee als gelijkwaardig wordt erkend, en die ten minste 4 jaar werkelijke prestaties in de instelling en 6 jaar functierelevante wetenschappelijke activiteit telt, kan door de lijnmanager van de entiteit, raad of instelling, in afwijking van paragraaf 2, 1°, bevorderd worden tot de derde trap van de functionele loopbaan, namelijk de salarisschaal A 167.

Art. VI 110. De lijnmanager van de entiteit, raad of instelling kan na advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling aan een ambtenaar van rang A1 van het wetenschappelijk personeel die 6 jaar werkelijke prestaties in de salarisschaal A 167 telt, de titel van wetenschappelijk attaché-expert en de salarisschaal A 168 toekennen, als hij:
- hetzij houder is van een doctoraat op proefschrift of van een diploma of certificaat dat met toepassing van de richtlijnen van de Europese Unie of een bilateraal akkoord hiermee als gelijkwaardig wordt erkend;
- hetzij het bewijs levert dat hij in een tak van de wetenschap waarop het ambt betrekking heeft, uitzonderlijk wetenschappelijk werk heeft verricht dat met een doctoraat op proefschrift kan worden vergeleken, op basis van zijn functioneringsevaluatie.

Het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling wordt voor de toepassing van dit artikel uitgebreid met minimaal twee vooraanstaande wetenschappers van het vakgebied in kwestie, die mee beslissen.

Art. VI 111. De lijnmanager van de entiteit, raad of instelling kan na advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling aan de ambtenaar van rang A2 van het wetenschappelijk personeel die onder hem ressorteert en tien jaar werkelijke prestaties in de salarisschaal A 265 telt, op basis van zijn functioneringsevaluatie de salarisschaal A 266 toekennen.

Het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling wordt voor de toepassing van dit artikel uitgebreid met minimaal twee vooraanstaande wetenschappers van het vakgebied in kwestie, die mee beslissen.

TITEL 9. BIJZONDERE BEPALINGEN

Hoofdstuk 1. Bijzondere bepalingen met betrekking tot de regeling van de rechtspositie van het scheepspersoneel

Art. VI 112. § 1. De scheepstechnicus,de maritiem verkeersleider en de loods met de functie van chefloods op proef worden in vast verband benoemd,als zij:
1° met goed gevolg een opleiding hebben beëindigd;
2° geslaagd zijn voor de bekwaamheidsproef voor hun graad en functie.

De nadere bepalingen inzake de opleiding worden vastgesteld door het bevoegde agentschap van het bevoegde beleidsdomein.

§ 2. Een ambtenaar op proef die tweemaal niet slaagt voor de bekwaamheidsproef, wordt zonder mogelijkheid van beroep ontslagen op de datum van de ondertekening van het proces-verbaal van de tweede bekwaamheidsproef.

Art. VI 113. § 1. Een loods met algemene functie en een loods met de functie van stuurman van de loodsboot op proef worden in vast verband benoemd, als zij:

1° met goed gevolg een opleiding hebben beëindigd;
2° geslaagd zijn voor de bekwaamheidsproef voor hun graad en functie;
3° een reeks proefreizen hebben afgelegd.

De nadere bepalingen inzake de opleiding en de proefreizen worden vastgesteld door het bevoegde agentschap van het bevoegde beleidsdomein.

§ 2. Een ambtenaar op proef die tweemaal niet slaagt voor de bekwaamheidsproef of tweemaal zonder succes de reeks proefreizen aflegt, wordt zonder mogelijkheid van beroep ontslagen op de datum van de ondertekening van het proces-verbaal van de tweede bekwaamheidsproef of van de tweede reeks proefreizen.

Die procedure moet beëindigd zijn voor het verstrijken van de proeftijd.

Hoofdstuk 2. Bijzondere bepalingen met betrekking tot de regeling van de rechtspositie van de personeelsleden van de regionale luchthavens

Art. VI 114. § 1. Alleen de personen die in het bezit zijn van het getuigschrift voor luchthaveninspectie hebben toegang tot de graad van technicus of hoofdtechnicus, belast met de luchthaveninspectie bij de regionale luchthavens.

§ 2. Alleen de personen die in het bezit zijn van het getuigschrift voor luchthavenbeveiliging mogen de functie uitoefenen van technicus of hoofdtechnicus, belast met de luchthavenbeveiliging bij de regionale luchthavens.

Art. VI 115. § 1. Om het getuigschrift voor luchthaveninspectie te verkrijgen moet de kandidaat geslaagd zijn voor een examen, georganiseerd door het federale Bestuur van de Luchtvaart, als dat een wettelijke vereiste is, of, in het andere geval, voor een examen dat wordt georganiseerd en waarvan het programma wordt vastgesteld door de functionele minister.

§ 2. Om het getuigschrift voor luchthavenbeveiliging te verkrijgen moet de kandidaat slagen voor een examen georganiseerd door het Nationaal Opleidingscentrum Luchtvaartbeveiliging.

Art. VI 116. Onverminderd de toegangsvereisten tot de graad van hoofdtechnicus moet de ambtenaar twee jaar ervaring hebben op een luchthaven om te kunnen worden benoemd tot hoofdtechnicus, belast met de luchthaveninspectie of met de luchthavenbeveiliging.

Art. VI 117. Om te kunnen worden benoemd als adjunct van de directeur, belast met de luchthaveninspectie, moet de kandidaat voldoen aan de voorwaarden die de reglementering inzake de luchthavenexploitatie bepaalt voor de beheerder van een luchthaven.

Hoofdstuk 3. Bijzondere bepalingen met betrekking tot de regeling van de rechtspositie van het buitenlandpersoneel

Art. VI 118. Inzake de tewerkstelling van contractueel personeel in het buitenland, wordt het op de arbeidsovereenkomst toepasselijke recht en de bevoegde rechtsmacht contractueel bepaald, als dat reglementair toegestaan is door het internationaal privaat recht en/of de rechtsorde van het land van tewerkstelling.

TITEL 10. OVERGANGSBEPALINGEN

Art. VI 119. De procedures tot invulling van statutaire en contractuele betrekkingen via herplaatsing en horizontale mobiliteit en de procedures inzake bevordering, de loopbaanexamens en de vergelijkende bekwaamheidsproeven die aangevat werden vóór de inwerkingtreding van dit besluit, worden verdergezet overeenkomstig de reglementering van kracht bij de aanvang ervan.

Art. VI 120. De bestaande reserves van loopbaanexamens en de reserves van loopbaanexamens gestart vóór de inwerkingtreding van dit besluit, worden per graad en desgevallend per functiespecialiteit samengevoegd. De laureaten putten uit hun slagen, gelijke aanspraken voor bevordering bij een entiteit, raad of instelling, ongeacht de dienst of instelling waarvoor het examen oorspronkelijk georganiseerd werd.

Art. VI 121. De personeelsleden in dienst op datum van inwerkingtreding van dit besluit behouden de anciënniteiten en functionele loopbaan die voortvloeien uit het statuut dat op hen van toepassing was vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. VI 122. Op de personeelsleden van de Openbare Psychiatrische Ziekenhuizen Geel en Rekem, blijven onverminderd de bepalingen van dit besluit, de instellingsspecifieke besluiten van de Vlaamse openbare instellingen van toepassing, waaronder zij ressorteerden vóór de inwerkingtreding van dit besluit, wat betreft de artikelen die verplichtingen inhouden met toepassing van de ziekenhuiswetgeving wat betreft het daarin voorgeschreven advies.

Art. VI 123. De ambtenaren die als groep een functie uitoefenen die wordt afgeschaft in een bepaald niveau en die volgens het personeelsplan bij aanwerving alleen wordt begeven in een ander niveau, kunnen bevorderd worden tot de graad van het andere niveau waarin de functie zich situeert op voorwaarde dat ze slagen voor een bijzonder vergelijkend overgangsexamen waaraan zij tweemaal mogen deelnemen.

Art. VI 124. In geval van organisatie van een bijzonder vergelijkend overgangsexamen overeenkomstig artikel VI 123 kunnen de contractuele personeelsleden die als groep de functie uitoefenen, die naar het andere niveau is overgebracht, in afwijking van het artikel I 5, § 2 contractueel in dienst worden genomen in de betrekking die in het andere niveau overeenstemt met die functie, op voorwaarde dat ze in het bezit zijn van een diploma dat overeenstemt met dat niveau en slagen voor een proef, waarvan de inhoud gelijk is aan die van het bijzonder vergelijkend overgangsexamen voor de ambtenaren. Aan dat examen mogen ze tweemaal deelnemen. De vereiste van het diplomabezit geldt niet in geval van schaarste op de arbeidsmarkt.

Art. VI 125. Een geslaagde voor een aanwervingsexamen, een examen voor overgang naar het hogere niveau of een examen voor verhoging in graad dat toegang geeft tot rang 21 of 22 of voor een onderzoek naar de beroepsgeschiktheid voor verandering van graad in rang 21 of 22 en dat georganiseerd werd vóór de datum van inwerkingtreding van ofwel het Vlaams personeelsstatuut van 24 november 1993, ofwel van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997, behoudt zijn rechten op benoeming in de graad met dezelfde kwalificatie in niveau B.

Art. VI 126. Een ambtenaar die op 1 januari 2006 wordt bezoldigd in een salarisschaal van niveau E, wordt, met ingang van die datum, bevorderd in niveau D, overeenkomstig de tabel die als bijlage 9 bij dit besluit is gevoegd.
Een contractueel personeelslid dat in dienst is op 1 januari 2006 in een betrekking met een salarisschaal van niveau E wordt, met ingang van die datum, tewerkgesteld in een contractuele betrekking met een salarisschaal van niveau D, overeenkomstig de tabel die als bijlage 9 bij dit besluit is gevoegd.

Art. VI 127. Voor de berekening van de administratieve anciënniteiten van de technisch beambte, in de hoedanigheid van hulparbeider in vast dienstverband benoemd met toepassing van het koninklijk besluit van 12 maart 1973 houdende tijdelijke maatregelen ten gunste van sommige ambtenaren van de rijksbesturen, worden de diensten die hij sedert 1 april 1972 in een deeltijds ambt met ten minste de helft van de prestaties van een voltijds ambt heeft verricht, in aanmerking genomen naar rato van het aantal werkelijk gepresteerde uren.

Art. VI 128. De op 1 januari 1999 van de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap overgehevelde ambtenaar die geslaagd is in een bevorderingsexamen naar de graad van brigadier, dat afgerond of georganiseerd werd vóór 1 januari 1999, behoudt zijn rechten op bevordering naar de graad van technicus; bij bevordering verkrijgt deze de salarisschaal C123 indien hij op vermelde datum ingeschaald werd in de salarisschaal D201 of D202.
Het in het vorig lid bedoelde voordeel geldt ook voor de ambtenaar die bezoldigd wordt in de salarisschaal D201 of D202 en die slaagt in een overgangsexamen naar de graad van technicus.

Art. VI 129. Een ambtenaar die op 1 oktober 2002 van het ministerie van Middenstand en Landbouw naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werd overgeheveld en die geslaagd is voor een vergelijkend examen naar de graad van directiesecretaris of opsteller, behoudt zijn rechten op benoeming in de graad van deskundige of medewerker.

Een ambtenaar die op 1 oktober 2002 van het ministerie van Middenstand en Landbouw naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werd overgeheveld en die geslaagd is voor de eerste twee gedeelten van het vergelijkend overgangsexamen naar niveau A dat werd beëindigd of lopend was op de datum van de overheveling, behoudt zijn rechten op benoeming in de graad van adjunct van de directeur, op voorwaarde dat hij slaagt voor de eerstvolgende test met betrekking tot de potentieelinschatting.

Art. VI 130. In afwijking van artikel VI 40, a, komen alle technisch assistenten en technisch hoofdassistenten die op 1 januari 2003 de functie van wachter der waterwegen uitoefenen in aanmerking om voor de eerstvolgende bevorderingsronde bevorderd te worden tot de graad van leidinggevend hoofdassistent met de functie van leidinggevend wachter der waterwegen, voor zover zij vooraf slagen in een test met betrekking tot de leidinggevende capaciteiten.

Art. VI 131. Voor de personeelsleden die belast zijn met de luchthaveninspectie en die in 1997 de door de afdeling Personenvervoer en Luchthavens georganiseerde cursus over luchthaveninspectie hebben gevolgd, wordt het volgen van die cursus gelijkgesteld met het bezit van het getuigschrift, vermeld in artikel VI 114, § 1.

De personeelsleden die belast zijn met de luchthavenbeveiliging en nog niet beschikken over het getuigschrift, vermeld in artikel VI 114, § 2, moeten voldoen aan de opleidingsvoorwaarden die opgelegd worden door het Directoraat-Generaal van de Luchtvaart.

Art. VI 132. De ambtenaren die op 30 september 2002 de functie van landbouwraad uitoefenden bij de federale overheid en die op 31 december 2005 bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap als landbouwraad waren aangesteld, oefenen de taken van landbouwraad verder uit.

De tewerkstelling als landbouwraad van de ambtenaren, vermeld in het eerste lid, wordt ambtshalve beëindigd bij een bevordering, bij een aanwijzing in een mandaat, bij een nieuwe dienstaanwijzing, bij een verlof voor opdracht of bij voltijds politiek verlof. Zij wordt tevens beëindigd op verzoek van de functiehouder.

Art. VI 133. Voor een contractuele personeelslid, bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap dat in dienst getreden op 1 januari 1999, na contractuele prestaties tot en met 31 december 1998 bij de Intercommunale Maatschappij van de Linker Scheldeoever, worden de prestaties die het tot en met die laatstvermelde datum zonder onderbreking bij die maatschappij heeft verricht, mee in aanmerking genomen voor de vaststelling van de anciënniteit in het kader van het ontslagrecht.

Art. VI 134. De ambtenaar die krachtens artikel VIII 44 van het stambesluit VOI van 30 juni 2000 of krachtens artikel VIII 50 van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijk instellingen van 28 januari 1997 een vrijstelling behaalde voor het algemene gedeelte van een loopbaanexamen, behoudt op zijn verzoek die vrijstelling voor de volgende loopbaanexamens voor dezelfde graad of voor een lagere graad van hetzelfde niveau, waaraan hij deelneemt.

Art. VI 135. Een ambtenaar die krachtens artikel VIII 92, § 1, van het Stambesluit VOI van 30 juni 2000 of krachtens artikel VIII 92, § 1, van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijk instellingen van 28 januari 1997 ooit werd vrijgesteld van een examengedeelte voor overgang naar een hoger niveau met uitzondering van niveau A, behoudt op zijn verzoek die vrijstelling voor de volgende vergelijkende examens voor overgang naar hetzelfde niveau, waaraan hij deelneemt.

Art. VI 136. De personeelsleden uit de loopbaan van correspondent der vorsing respectievelijk technicus der vorsing, die op 1 januari 1996 in dienst waren van een Vlaamse wetenschappelijke instelling, en ingevolge artikel VIII 101, tweede lid, van het personeelsstatuut van de Vlaamse wetenschappelijke instellingen van 28 januari 1997 ambtshalve benoemd zijn in de graad van medewerker of hoofdmedewerker, respectievelijk technicus, kunnen benoemd worden in de graad van deskundige, op voorwaarde dat ze slagen voor een bijzonder vergelijkend overgangsexamen waaraan zij tweemaal mogen deelnemen.

Art. VI 137. De wetenschappelijke personeelsleden van rang A1 die op 1 januari 1997 in dienst waren van een Vlaamse wetenschappelijke instelling en die uiterlijk op die datum een gelijkstelling hebben verkregen voor het verrichten van een wetenschappelijk werk dat met een doctoraat op proefschrift kan worden vergeleken, kunnen tot de graad van wetenschappelijk directeur worden benoemd zonder in het bezit te zijn van het vereiste doctoraat op proefschrift of van het diploma of certificaat dat met toepassing van de richtlijnen van de Europese Unie of een bilateraal akkoord als gelijkwaardig wordt erkend.

Art. VI 138. Een ambtenaar die op 1 oktober 2002 van het centrum voor Landbouwkundig Onderzoek en het centrum voor Landbouweconomie naar de diensten van de Vlaamse Regering is overgeheveld en die geslaagd is voor een vergelijkend examen naar de graad van gespecialiseerd technicus der vorsing of onderhoudstechnicus, behoudt zijn rechten op benoeming in de graad van deskundige.

Art. VI 139. De lijnmanager van de entiteit, raad of instelling kan na advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling aan een ambtenaar van rang A1 die vóór 1 januari 2006 benoemd was bij een Vlaamse wetenschappelijke instelling en die vier jaar werkelijke prestaties in de salarisschaal A 113 telt, op basis van zijn functioneringsevaluatie de salarisschaal A 119 toekennen.

Art. VI 140. De lijnmanager van de entiteit, raad of instelling kan na advies van het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling aan de ambtenaar van rang A2 die vóór 1 januari 2006 benoemd was bij een Vlaamse wetenschappelijke instelling en vier jaar werkelijke prestaties in de salarisschaal A 212 telt, op basis van zijn functioneringsevaluatie de salarisschaal A 213 toekennen.

Het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling wordt voor de toepassing van dit artikel uitgebreid met minimaal twee vooraanstaande wetenschappers van het vakgebied in kwestie, die mee beslissen.

Art. VI 141. Wat de toepassing van artikel VI 18, § 4, betreft, hebben de contractuele personeelsleden die in dienst zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit en die behoren tot de wervingsreserve van een vergelijkend aanwervingsexamen waarvan de geldigheidsduur bij de inwerkingtreding van dit besluit nog niet is verstreken, of die slagen voor een vergelijkend wervingsexamen waarvan de procedure bij de inwerkingtreding van dit besluit nog niet is afgerond, rechtstreekse toegang tot de functiespecifieke test voor eenzelfde functie.

Art. VI 142. De ambtenaren die voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit aangesteld waren als opdrachthouder, behouden die aanstelling overeenkomstig de regeling die van kracht was voor de inwerkingtreding van dit besluit."

***

Art. 58. In hetzelfde besluit wordt deel VII, bestaande uit artikel VII 1 tot en met VII 4, vervangen door wat volgt:

"DEEL VII. DE VERLONING

TITEL 1. HET SALARIS

Hoofdstuk 1. De bepaling van het salaris tegen 100%

Art. VII 1. § 1. De ambtenaar wordt bezoldigd in de salaris­schaal zoals bepaald in artikel VII 12 en ontvangt het salaris dat overeenstemt met het aantal jaren geldelijke anciënniteit.

§ 2. Het contractuele personeelslid geniet de beginsalarisschaal van de ambtenaar met dezelfde of een gelijkwaardige betrekking, tenzij reglementair anders is bepaald.

§ 3. De geldelijke regeling van de onderstaande contractuele personeelsleden wordt bij de aanwerving vastge­steld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, in overleg met de functionele minister(s):
1° een contractueel personeelslid dat in het kader van de tijdelijke en uitzonderlijke personeelsbehoeften, een betrekking uitoefent die niet vergelijkbaar is met andere statutaire en contractuele functies, en waarvan de geldelijke regeling niet reglementair is vastgesteld;
2° een contractueel personeelslid met een hooggekwalificeerde betrekking, met uitzondering van de N-functies en de functies van algemeen directeur, die bij arbeidsovereenkomst worden uitgeoefend.

§ 4. De arbeidsvoorwaarden en de geldelijke voorwaarden van de contractuele personeelsleden die in dienst zijn genomen ter ondersteuning van het personeel dat Vlaanderen in het buitenland vertegenwoordigt, worden bepaald door het hoofd van de entiteit, raad of instelling.

Art. VII 2. § 1. Voor de toekenning van de periodieke verho­gingen in de salarisschaal komen alleen de werkelijke diensten in aanmerking die het personeelslid heeft verricht terwijl het behoorde:

1° tot de diensten van de Europese Economische ruimte, de Verenigde Naties of haar afdelingen, de Noord Atlantische Verdragsorganisatie, de Staat, de diensten van de gemeen­schappen, van de gewesten of van de Gemeenschappelijke Gemeen­schapscommissie, de diensten van Afrika of tot de andere openbare diensten, hetzij als beroepsmilitair, hetzij als burgerlijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt;
2° tot de gesubsidieerde vrije onderwijsinrichtingen als burgerlijk of geestelijk titularis van een door middel van een weddetoelage bezoldigd ambt;
3° tot de onderwijsinstellingen van de Staat of van de Gemeenschappen, als burgerlijk of geestelijk titularis van een bezoldigd ambt;
4° tot de vrije gesubsidieerde centra voor leerlingen­begeleiding als burgerlijk of geestelijk titularis van een door middel van een weddetoelage bezoldigd ambt;
5° tot de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middel­grote ondernemingen, vermeld in artikel 57 tot en met 61 van het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen, als titularis van een opdracht tot onderwijs of vorming.

§ 2. De deeltijdse diensten die vanaf 1 januari 1994 werden gepresteerd in dezelfde instellingen als vermeld in § 1, komen in aanmerking, op voorwaarde dat het minstens over half­tijdse prestaties gaat.

§ 3. Ervaring in de privésector of als zelf­standige komt eveneens in aanmerking voor de berekening van de geldelijke anciënniteit, op voorwaarde dat:
1° het bezit van nuttige ervaring formeel als voorwaarde gesteld wordt voor de aanwerving;
2°en het over voltijdse prestaties gaat of vanaf 1 januari 1994 minstens over halftijdse prestaties.

§ 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, bepaalt per omzendbrief de nadere voorwaarden voor de aanvulling en uitvoering van de bepalingen van §§ 1, 2 en 3.

Art. VII 3. § 1. Een ambtenaar die bevorderd wordt in graad of salarisschaal heeft nooit een lager salaris dan hij in zijn vorige graad of salarisschaal zou hebben genoten volgens de regeling die van toepassing is op de datum van de bevordering.

§ 2. Het personeelslid dat wordt herplaatst, overgeplaatst of teruggezet in graad of een graadverandering of functiewijziging verkrijgt, wordt ingeschaald overeenkomstig artikel VI 14, VI 15, VI 25, VI 26, VI 59, VI 64 en VI 65.

§ 3. Als aan het bekleden van een bepaalde functie een hogere salarisschaal verbonden is, dan verliest de ambte­naar het recht op die salarisschaal in geval van wijziging van dienstaanwijzing.

Art. VII 4. Voor een ambtenaar die een onvoldoende als functioneringsevaluatie heeft gekregen, wordt de eerstvolgende perio­dieke salarisverhoging gedurende zes maanden uitgesteld.

Art. VII 5. § 1. Als het salaris, verhoogd met de haard- of standplaatstoelage, van een ambtenaar van 21 jaar lager is dan 13.234,20 euro (100%), wordt het verschil toegekend in de vorm van een bijslag op het salaris.

§ 2. Als het salaris voor volledige prestaties, verhoogd met de haard- of standplaatstoelage, van een contractueel die 21 jaar oud is, lager is dan 12.478,10 euro (100%), wordt het verschil toegekend in de vorm van een bijslag op het salaris.

§ 3. Voor het bepalen van de leeftijd van het personeelslid wordt de verjaardag die niet op de eerste van de maand valt, steeds verschoven naar de eerste van de volgende maand.

Hoofdstuk 2. De verrekening van onbezoldigde afwezigheden

Art. VII 6. § 1. Als het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag van het maandloon berekend volgens de volgende formule:

M= VW/PW X n% x NM

Daarbij geldt:
M = het te betalen maandloon (100%)
VW = het aantal gepresteerde werkdagen of daarmee gelijkgestelde dagen krachtens § 3 van dit artikel;
PW = het aantal te presteren werkdagen op basis van het werkrooster van het personeelslid;
n% = het percentage waaraan het personeelslid prestaties verricht;
NM = het normale maandsalaris (100%) = het jaarsalaris/12 (100% en voor voltijdse prestaties).

§ 2. Een ambtenaar met verlof voor deeltijdse prestaties, die de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt of een ambtenaar die ten minste twee kinderen ten laste heeft die niet de volle leeftijd van vijftien jaar bereikt hebben, ontvangt het salaris dat verschuldigd is voor verlof voor deeltijdse prestaties zoals bepaald in § 1, vermeerderd met het vijfde van het salaris dat overeenstemt met de ingevolge het verlof voor deeltijdse prestaties niet geleverde diensten. Dat supplement mag niet meer bedragen dan 10 % van het voltijdse salaris. In geval van combinatie van verloven wordt voor de berekening van dit supplement alleen rekening gehouden met het verlof voor deeltijdse prestaties.

§ 3. De afwezigheidsdagen waarop volgens deel X het salaris wordt doorbetaald, worden met gepresteerde werkdagen gelijkgesteld, onverminderd artikel VIII 3 en VIII 4 en artikel IX 4.

§ 4. Voor het contractuele schoonmaak- en cateringpersoneel met wisselende prestaties wordt het maand­salaris berekend aan de hand van de volgende breuk:

aantal uren werkelijke prestaties op een jaar
1976

Art. VII 7. Als een ambtenaar met pensioen gaat of overlijdt, wordt het volledige maandsalaris, naargelang van het geval, betaald aan betrokkene of zijn rechthebbende(n).

Art. VII 8. Het contractuele personeelslid dat als arbeider in dienst werd genomen en arbeidsongeschikt is wegens ziekte of ongeval van gemeen recht, heeft na het verstrijken van de periode waarin het loon volledig is gewaarborgd, recht op aanvullend loon volgens de regeling die geldt in de privésector.
Voor een contractueel personeelslid dat als bediende in dienst werd genomen en zijn proeftijd vervult, en voor een contractueel personeelslid dat als bediende wordt tewerk­gesteld op basis van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van minder dan 3 maanden of voor een welomschreven werk dat normaal een tewerkstelling vergt van minder dan 3 maanden, geldt voor het aanvullend loon dezelfde regeling als voor een contractueel personeelslid met de hoedanigheid van arbeider.

Hoofdstuk 3. De betaling van het maandsalaris

Art. VII 9. Het salaris volgt de evolutie van het gezondheids­indexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit nr. 178 van 30 december 1982 en onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.

Het salaris tegen 100% wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

Art. VII 10. Het maandsalaris is gelijk aan 1/12 van het geïndexeerde salaris. Het wordt na verlopen termijn via over­schrijving betaald, met als valutadatum de laatste werkdag van de maand. In afwijking hiervan wordt het maandsalaris van december de eerste werkdag van januari betaald.

Art. VII 11. § 1. Als bij de indiensttreding niet onmiddellijk het juiste maandsalaris kan worden betaald, wordt als voor­schot het beginsalaris betaald. Als het personeelslid op het einde van de tweede maand nog geen voorschot ontvangen heeft door een fout van de overheid, ontvangt het vanaf de tweede maand ambtshalve nalatigheidsintresten berekend op het beginsalaris.

§ 2. Als het personeelslid het jaarlijkse verlof waarop het recht heeft, niet heeft kunnen opnemen voor het einde van de arbeidsrelatie(s) bij de diensten van de Vlaamse overheid, worden die dagen hem uitbetaald.

Als het personeelslid overlijdt vóór de pensionering, worden de opgespaarde dagen, vermeld in artikel X 9, § 1, derde lid, uitbetaald aan de erfgenamen.

§ 3. Voor de toepassing van § 2 is het salaris dat in aanmerking moet worden genomen voor de uitbetaling, die voor volledige prestaties, eventueel aangevuld met de haard- en standplaatstoelage en de toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt.

Art. VII 12. § 1. Aan de hieronder vermelde graden worden de salarisschalen verbonden die overeenkomen met de lettercijfercode die ernaast vermeld worden. De salarisschalen zijn opgenomen als bijlage 5 bij dit besluit.

Algemeen personeel

Secretaris-generaal (mandaat)

A311

Administrateur-generaal (mandaat)

A311

Gedelegeerd bestuurder (mandaat)

A311

Projectleider N-niveau (mandaat)

A311

Hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad

A311

of

A286

of

A285

en na 6 jaar effectieve prestaties

A286

Algemeen directeur (mandaat)

A288

Afdelingshoofd (mandaat)

A285

vanaf 2de mandaat als afdelingshoofd

A286

Projectleider N-1 (mandaat)

A285

vanaf 2de mandaat als projectleider N-1

A286

Contractbeheerder, coördinator IT-relatiebeheer en strategiebeheerder (mandaat)

A286

Beheerder interne IT-dienstverlening (mandaat)

A285

Preventieadviseur-coördinator (mandaat)

A287

Financieel-administratief beheerder (mandaat)

A284

Hoofdadviseur

A212

na 10 jaar schaalanciënniteit

A213

Navorser

A261

na 10 jaar schaalanciënniteit in A261

A262

Navorser met de functie van secretaris van de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid (VRWB)

A262

na vier jaar werkelijke prestaties op advies van de voorzitter van de VRWB en na een functioneringsevaluatie

A263

Adviseur

A251

na 10 jaar schaalanciënniteit in A251

A252

Nautisch directeur

A241

Directeur-ingenieur, directeur-arts en directeur-informaticus

A221

na 10 jaar schaalanciënniteit in A221

A222

Directeur

A211

na 10 jaar schaalanciënniteit in A211

A212

Vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering in het buitenland

A211

na 6 jaar schaalanciënniteit in A211

A212

na 6 jaar schaalanciënniteit in A212

A213

Loods

op proef: salaris à 80% van de schaal A141 of A144 zoals hieronder is bepaald

algemene functie

A141

na 6 jaar schaalanciënniteit in A141

A142

na 6 jaar schaalanciënniteit in A142

A143

na 9 jaar schaalanciënniteit in A143

A144

functies chefloods, kapitein van de loodsboot of stuurman van de loodsboot

A144

Ingenieur, arts en informaticus

A121

na 6 jaar schaalanciënniteit in A121

A122

na 12 jaar schaalanciënniteit in A122

A123

na 9 jaar schaalanciënniteit in A123

A124

met de functie van senior auditor

A129

na 3 jaar

A128

Landbouwraad

A121

na 6 jaar schaalanciënniteit in A121

A122

na 12 jaar schaalanciënniteit in A122

A123

na 9 jaar schaalanciënniteit in A123

A124

Attaché

A171

indien in het bezit van doctorsdiploma

A172

Adjunct van de directeur

A111

na 6 jaar schaalanciënniteit in A111

A112

na 12 jaar schaalanciënniteit in A112

A113

na 9 jaar schaalanciënniteit in A113

A114

met de functie van senior auditor

A119

na 3 jaar

A118

Leidinggevend hoofddeskundige

B311

Maritiem verkeersleider

B231

na 10 jaar schaalanciënniteit in B231

B232

Hoofdprogrammeur

B221

na 10 jaar schaalanciënniteit in B221

B222

Hoofddeskundige

B211

na 10 jaar schaalanciënniteit in B211

B212

Programmeur

B121

na 8 jaar schaalanciënniteit in B121

B122

na 10 jaar schaalanciënniteit in B122

B123

na 9 jaar schaalanciënniteit in B123

B124

Deskundige

B111

na 8 jaar schaalanciënniteit in B111

B112

na 10 jaar schaalanciënniteit in B112

B113

na 9 jaar schaalanciënniteit in B113

B114

Leidinggevend hoofdmedewerker

C311

Hoofdscheepstechnicus

C241

na 10 jaar schaalanciënniteit in C241

C242

Hoofdtechnicus

C221

na 10 jaar schaalanciënniteit in C221

C222

Hoofdmedewerker

C211

na 10 jaar schaalanciënniteit in C211

C212

Radarwaarnemer

C131

na 8 jaar schaalanciënniteit in C131

C132

na 10 jaar schaalanciënniteit in C132

C133

na 9 jaar schaalanciënniteit in C133

C134

Scheepstechnicus

C141

na 8 jaar schaalanciënniteit in C141

C142

na 10 jaar schaalanciënniteit in C142

C143

na 9 jaar schaalanciënniteit in C143

C144

Technicus

C121

na 8 jaar schaalanciënniteit in C121

C122

na 10 jaar schaalanciënniteit in C122

C123

na 9 jaar schaalanciënniteit in C123

C124

Medewerker

C111

na 8 jaar schaalanciënniteit in C111

C112

na 10 jaar schaalanciënniteit in C112

C113

na 9 jaar schaalanciënniteit in C113

C114

Leidinggevend hoofdassistent

D311

Hoofdschipper en Hoofdmotorist

D241

na 10 jaar schaalanciënniteit in D241

D242

Speciaal hoofdassistent

D231

na 10 jaar schaalanciënniteit in D231

D232

Technisch hoofdassistent

D221

na 10 jaar schaalanciënniteit in D221

D222

Hoofdassistent

D211

na 10 jaar schaalanciënniteit in D211

D212

Schipper en motorist

D141

na 8 jaar schaalanciënniteit in D141

D142

na 9 jaar schaalanciënniteit in D142

D143

Speciaal assistent

D131

na 8 jaar schaalanciënniteit in D131

D132

na 9 jaar schaalanciënniteit in D132

D133

Technisch assistent

D121

na 8 jaar schaalanciënniteit in D121

D122

na 9 jaar schaalanciënniteit in D122

D123

Assistent

D111

na 8 jaar schaalanciënniteit in D111

D112

na 9 jaar schaalanciënniteit in D112

D113

Wetenschappelijk personeel

Wetenschappelijk directeur

A265

krachtens artikel VI 111

A266

Wetenschappelijk attaché

A165

na 4 jaar schaalanciënniteit in A165 of krachtens artikel VI 109 § 2 en 3

A166

na 6 jaar schaalanciënniteit in A166 of krachtens artikel VI 109 § 4

A167

krachtens artikel VI 110 (expert functionele loopbaan)

A168

na 10 jaar schaalanciënniteit in A168

A169

Toegevoegd personeel Gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdzorg

Psychiater

A198

Arts parttime

A197

Arts

A193

na 8 jaar anciënniteit

A194

na 12 jaar anciënniteit

A195

na 15 jaar anciënniteit

A196

Contractuele betrekkingen

Arts, belast met taken die van de VRGT werden overgenomen

A121

na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in deze betrekking

A122

na 12 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in de tweede salarisschaal

A123

adjunct van de directeur (statisticus-psycholoog), belast met taken die van de VRGT werden overgenomen

A111

na 6 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in deze betrekking

A112

na 12 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in de tweede salarisschaal

A113

deskundige (gezondheidswerker of verpleegkundige), belast met taken die van de VRGT werden overgenomen

B111

na 8 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in deze betrekking

B112

na 10 jaar effectieve of daarmee gelijkgestelde prestaties in de tweede salarisschaal

B211

commercieel adviseur regionale luchthavens

A211

coördinator Sociaal Impulsfonds (SIF)

A163

coördinator (migranten) en coördinator (interface) bij het beleidsdomein Welzijn en Volksgezondheid

A112

Vakantiewerker (hoofdmonitor kinderopvang): 80% van

C111

Vakantiewerker: 80% van

D111

Voor de toepassing van deze bepalingen worden met effectieve prestaties gelijkgesteld: de prestaties en afwezigheden die in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit.

Overgangsregeling

Secretaris-generaal

A411

Directeur-generaal, administrateur-generaal

A311

Algemeen directeur wetenschappelijke instelling (mandaat)

A366

Algemeen directeur wetenschappelijke instelling

A365

Eerste opdrachthouder

A361

Adjunct-administrateur-generaal

A286

Na 6 jaar het mandaat van afdelingshoofd te hebben uitgeoefend

A288

Met ingang van 1 juni 1994:

- inspecteur-generaal

A224

- bestuursdirecteur

A224

- bestuursdirecteur met leidinggevende functie binnen een informaticadienst

A232

Adjunct eerste opdrachthouder

A263

Ingenieur, arts en informaticus

met de functie van opdrachthouder

A280

Adjunct van de directeur

met de functie van opdrachthouder

A281

§ 2. De ambtenaar van rang A1 van wie het mandaat van contractbeheerder, coördinator IT-relatiebeheer, strate­giebeheerder, financieel-administratief beheerder, beheerder interne IT-dienstverlening of preventieadviseur-coördinator na twee of meer mandaten van 6 jaar beëindigd wordt en wiens functioneringsevaluatie niet met een onvoldoende werd besloten, geniet de salarisschaal, opgenomen in bijlage 6 bij dit besluit.

§ 3. In afwijking van § 2 wordt de eindemandaat­regeling voor de financieel-administratief beheerder begrensd tot de salarisschaal A119.

§ 4. Een ambtenaar van rang A1 van wie de functie van senior auditor beëindigd wordt na het verstrijken van een termijn van minimaal 12 jaar en wiens functioneringsevaluatie niet met onvoldoende werd besloten, geniet de salarisschaal, opgenomen in bijlage 6 bij dit besluit.

§ 5. De loods op proef die slaagt voor de bekwaamheidsproef, vermeld in artikel VI 2 en die operationeel ingezet wordt, heeft recht op 100 % van zijn salaris.

Art. VII 13. § 1. In afwijking van artikel VII 12 blijft degene voor wie bij de inschakeling in de nieuwe loopbaan­structuur een overgangsschaal bepaald werd, die overgangs­schaal verder genieten tot een organieke salarisschaal voordeliger wordt. Ingeval die ambtenaar wordt bevorderd in graad of salarisschaal, is artikel VII 3, § 1, van toepassing.

§ 2. Een mandaathouder geniet de salarisschaal, vermeld in artikel VII 12, § 1, tenzij de salarisschaal verbonden aan de organieke graad voordeliger is.

§ 3. Een ambtenaar die de extra salarisschaal A263, A253, A213, A129 of A119 toegekend kreeg, behoudt die salarisschaal.

TITEL 2. DE TOELAGEN

Hoofdstuk 1. Gemeenschappelijke bepalingen

Art. VII 14. De hieronder vermelde toelagen worden uitbetaald:
1° hetzij als verloning voor taken die niet inherent zijn aan de graad en/of de uitgeoefende functie;
2° hetzij voor de uitoefening van een welbepaalde functie.

Art. VII 15. De toelage is niet verschuldigd:
1° in het geval geen salaris wordt betaald;
2° of bij een afwezigheid die langer dan 35 werkdagen duurt.

De regeling vermeld in het eerste lid is niet van toepassing op de toelagen, vermeld in artikel VII 18, VII 20, VII 35, VII 41 en VII 46, van dit besluit.

Art. VII 16. Tenzij anders is bepaald, worden:
1° de toelagen maandelijks na vervallen termijn betaald;
2° de forfaitaire toelagen naar rata van de prestaties betaald, zoals bepaald in artikel VII 6;
3° de toelagen afgerond op de hogere cent.

Art. VII 17. De toelagebedragen die hierna tegen 100 % vermeld zijn en de toelagen die op het salaris berekend worden, volgen de evolutie van het indexcijfer zoals bepaald in artikel VII 9.

Hoofdstuk 2. Algemene toelagen

Afdeling 1. De haard- en standplaatstoelage

Art. VII 18. § 1. Een gehuwd personeelslid, een personeelslid dat samenleeft of een alleenstaand personeelslid van wie een of meer kinderen die recht geven op kinderbijslag, deel uitmaken van het gezin, heeft recht op een haardtoelage van:
1° 719,89 euro (100%) als het salaris 16.099,84 euro (100%) niet overschrijdt;
2° 359,95 euro (100%) als het salaris hoger is dan 16.099,84 euro (100%), maar niet meer bedraagt dan 18.329,27 euro (100%).

§ 2. Een personeelslid dat geen recht heeft op een haardtoelage, ontvangt een standplaatstoelage van:
1° 359,95 euro (100%) als het salaris niet hoger is dan 16.099,84 euro (100%)
2° 179,98 euro (100%) als het salaris hoger is dan 16.099,84 euro (100%) maar niet meer bedraagt dan 18.329,27 euro (100%).

§ 3. Als de twee echtgenoten of de twee personen die samenleven elk beantwoorden aan de voorwaar­den om de haardtoelage te verkrijgen, wijzen ze in wederzijds akkoord diegene van de twee aan, aan wie de haardtoelage wordt uitbetaald. De standplaatstoelage wordt toegekend aan de ambtenaar die geen haardtoelage krijgt.

§ 4. Als het recht op de haard- en standplaats­toelage in de loop van een maand wijzigt, wordt voor de hele maand het voordeligste stelsel toegepast.

Art. VII 19. De bezoldiging van een personeelslid van wie het salaris hoger is dan 16.099,84 euro, respectievelijk 18.329,27 euro mag niet kleiner zijn dan in het geval het salaris gelijk zou zijn aan dat bedrag. In voorkomend geval wordt een gedeeltelijke haard- of standplaatstoelage toegekend.
Onder bezoldiging wordt in het eerste lid verstaan: het salaris, verhoogd met de volledige of gedeeltelijke haard- of standplaatstoelage, en voor de ambtenaar verminderd met de inhouding voor het Fonds voor Overlevingspensioenen.

Afdeling 2. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage

Onderafdeling 1. Gemeenschappelijke bepalingen

Art. VII 20. § 1. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage zijn een percentage van het brutosalaris zoals hieronder is bepaald.

§ 2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
1° brutosalaris: het geïndexeerde jaarsalaris desgevallend verhoogd met de haard- of standplaatstoelage;
2° brutomaandsalaris: het brutosalaris, gedeeld door 12.

§ 3. Als niet tijdens de hele referteperiode volledige prestaties werden verricht, wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage herleid naar rata van het verdiende brutosalaris tegenover het brutosalaris bij volledige prestaties voor de volledige referteperiode.

§ 4. In afwijking van artikel VII 21, § 2, en VII 22, § 2, wordt bij beëindiging van de tewerkstelling bij de diensten van de Vlaamse overheid het vakantiegeld en de eindejaars­toelage berekend op het bruto­salaris voor volledige prestaties van de laatste maand van tewerkstelling, en wordt het vakantiegeld en de eindejaarstoelage betaald tijdens de maand volgend op de beëindiging van de tewerkstelling bij de diensten van de Vlaamse overheid.

§ 5. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage van een contractueel personeelslid worden niet verminderd bij bevallings-, ziekte- of vaderschapsverlof.

Onderafdeling 2. Vakantiegeld

Art. VII 21. § 1. Onder referteperiode wordt verstaan, het kalenderjaar dat voorafgaat aan het vakantiejaar.

§ 2. Het vakantiegeld bedraagt 92 % van het bruto­maandsalaris van de maand april van het vakantiejaar. Het wordt betaald tijdens de maand mei van het vakantiejaar.

§ 3. Wat het vakantiegeld voor jonge werk­nemers betreft, wordt, uitgezonderd voor de jobstudenten, de periode vanaf 1 januari van de referteperiode tot de dag voor de datum waarop het personeelslid in dienst wordt genomen eveneens in aanmerking genomen, op voorwaarde dat het personeelslid:
1° minder dan 25 jaar oud is op het einde van de referte­periode;
2° uiterlijk in dienst is getreden op de laatste werkdag van de vier maanden die volgen op het einde van zijn studies als rechtgevende op kinderbijslag, of de leerovereenkomst.

§ 4. Er wordt een inhouding verricht van 13,07 % op het vakantiegeld ten belope van 85 % van het brutomaand­salaris.

Onderafdeling 3. Eindejaarstoelage

Art. VII 22. § 1. Onder referteperiode wordt verstaan, de periode van 1 januari tot en met 30 september.

§ 2. De eindejaarstoelage is gelijk aan het hieronder bepaalde percentage van het brutosalaris van de maand november:

% van het brutosalaris

Voor de rangen A4, A3, A2L, A2M, A2A en A2 en de schalen A 280, A 281, A 291, A 292,
A 168, A 169, A 118, A119, A129, A 128 en A 148

53 %

Voor de rangen A1, B3, B2, C3 en C2

59 %

Voor de rangen B1, C1, D3 en D2

65 %

Voor de rang D1

70 %

§ 3. De eindejaarstoelage wordt uitbetaald tijdens de maand december van het desbetreffende jaar.

Afdeling 3. De toelage voor het uitoefenen van een hoger ambt

Art. VII 23. Aan een ambtenaar die gedurende ten minste dertig kalenderdagen een hoger ambt uitoefent, wordt een toelage toegekend die gelijk is aan het verschil tussen de bezoldiging die de ambtenaar bij bevordering of bij aanstelling in een mandaat in het hoger ambt zou genieten, en die welke hij in zijn werkelijke graad geniet.

Art. VII 24. Met bezoldiging, zoals vermeld in artikel VII 23, wordt bedoeld:
1° het salaris;
2° de haard- of standplaatstoelage;
3° elke andere salarisbijslag.

Het salaris dat de ambtenaar in de graad van het hoger ambt zou genieten, is gelijk aan het salaris dat hem zou worden uitbetaald als hij op de datum van zijn laatste periodieke salarisverhoging in zijn werkelijke graad bevorderd zou zijn geworden tot de graad van het hoger ambt.

Afdeling 4. Diensthoofdentoelage

Art. VII 25. Er wordt een diensthoofdentoelage toegekend aan een ambtenaar van rang A1 die
- in een buitendienst van de entiteit of instelling,
- en waar geen personeelslid van rang A2 ingezet wordt,
de functie van diensthoofd uitoefent.

De lijnmanager stelt het diensthoofd aan.

Art. VII 26. De diensthoofdentoelage bedraagt 10 % van het geïndexeerde salaris.

Afdeling 5. Projectleiderstoelage

Art. VII 27. § 1. Aan de projectleider vermeld in artikel VI 74 en volgende kan een projectleiderstoelage toegekend worden. Voor projecten voor een entiteit, raad of instelling wordt het jaarbedrag aan 100 % vastgesteld door het hoofd van de entiteit, raad of instelling.
Voor beleidsdomeinoverschrijdende projecten wordt de projectleiderstoelage vastgesteld door de Vlaamse Regering.

§ 2. De projectleiderstoelage is maximaal gelijk aan het verschil tussen het salaris van de projectleider (100%) en het overeenstemmende salaris voor dezelfde geldelijke anciënniteit in de salarisschaal A311.

Afdeling 6. Toelagen voor prestaties buiten de normale arbeidstijdregeling

Art. VII 28. § 1. Een personeelslid dat op vraag van de lijnmanager of zijn gemachtigde overuren verricht, krijgt compenserende inhaalrust, gelijk aan het aantal overuren, of overloon zoals in artikel VII 31 bepaald. De lijnmanager beslist in welke mate het personeelslid hierin de keuzevrijheid heeft. Als de inhaalrust niet binnen de vier maanden na de overuren genomen is, wordt ambtshalve overloon betaald.

Onder overuren wordt verstaan, de opgelegde prestaties boven op de uren die voor het personeelslid vastgesteld zijn in de toepasselijke arbeidstijdregeling. Voor een personeelslid op wie de normale arbeidstijdregeling van toepassing is, zijn dat prestaties boven 38 uur per week en/of 7.36 uur per dag.

§ 2. Als het personeelslid niet vóór het begin van de normale diensttijd op de hoogte gebracht werd van de verplichting overuren te presteren, wordt het overloon vermeld in § 1, betaald tegen 125 % als er minstens één overuur gepresteerd wordt.

§ 3. Het overloon vermeld in § 1, wordt betaald tegen 150 % als de overuren tussen 22 uur en 7 uur gepresteerd worden.

Art. VII 29. Een personeelslid dat bij uitzondering buiten zijn dienstverplichtingen of permanentieplicht opgeroepen wordt, ontvangt een verstoringstoelage zoals bepaald in artikel VII 31.

Art. VII 30. § 1. Een personeelslid dat op vraag van de lijnmanager prestaties verricht ‘s nachts, op zaterdag of op zondag, krijgt een toelage per verricht uur zoals bepaald in artikel VII 31. De lijnmanager kan beslissen dat in de plaats van de toelage voor zondagwerk compenserende inhaalrust, gelijk aan het aantal zondagsuren, toegekend wordt. Als die inhaalrust niet binnen de 4 maanden opgenomen wordt, wordt de toelage ambtshalve betaald.

§ 2. De prestatie, vermeld in § 1, van meer dan een half uur wordt vergoed naar rato van een vol uur.

Art. VII 31. De toelagen vermeld in deze afdeling, worden berekend en toegekend volgens de onderstaande bepalingen:

Bedrag

Berekeningsbasis

Voorwaarden

Overloon

1/1850 per uur

salaris, verhoogd met de haard- of standplaatstoelage, de toelage hoger ambt, de examentoelage en de bevorderingspremie

Verstoringstoelage

4/1850

Idem

Zondagprestaties

1/1850 per uur

Idem

prestaties op zondag of op een wettelijke, decretale of reglementaire feestdag tussen 0 uur en 24 uur

Nachtprestaties

2 euro/ uur tegen 100 %

- tussen 22 uur en 6 uur
- tussen 18 uur en 8 uur indien beëindigd op of na 22 uur of begonnen op of vóór 6 uur

Zaterdagprestaties

1 euro/ uur tegen 100 %

prestaties op zaterdag tussen 0 uur en 24 uur

Art. VII 32. § 1. De continudiensten of diensten met een beurtrolsysteem waar vóór 1 januari 1994 een andere regeling van toepassing was, behouden die regeling.

§ 2. Een personeelslid van niveau A heeft geen recht op de toelagen, opgenomen in deze afdeling. Een personeelslid van rang A1 heeft wel recht op de nachttoelage.

Afdeling 7. De gevaartoelage

Art. VII 33. Een personeelslid, met uitzondering van een personeelslid met de functie van operationele loods, die een werk verricht dat opgenomen is in bijlage 7, ontvangt een gevaartoelage waarvan het bedrag wordt bepaald als volgt:

Aantal uren gevaarlijk werk per maand

Toelagebedrag

Minder dan 7 uur

1,10 euro per uur tegen 100 %

Van 7 tot 25 uur

1,20 euro per uur tegen 100 %

Meer dan 25 uur

1,25 euro per uur tegen 100 %

De werkzaamheden, vermeld in bijlage 7, worden door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken in een omzendbrief verduidelijkt.

Art. VII 34. In afwijking van artikel VII 33 geldt voor de volgende werkzaamheden een afwijkende regeling:
1° werk 60: de toelage wordt verleend voor de hele wacht­periode en bedraagt het dubbele van de hoogste toelage;
2° werk 61: de toelage wordt verleend voor de hele wacht­periode en bedraagt de helft van de hoogste toelage;
3° werk 62: de toelage bedraagt het dubbele van de normale toelage;
4° werk 63 en 64: de toelage bedraagt respectievelijk 14 euro en 9,10 euro per uur (100 %);
5° werk 50 en 66, uitgeoefend op de regionale luchthavens: de toelage bedraagt het dubbele van de hoogste toelage.

Afdeling 8. De prestatietoelagen

Onderafdeling 1. De managements- en staftoelage

Art. VII 35. § 1. De secretaris-generaal, de administrateur-generaal, de gedelegeerd bestuurder, het hoofd van het secretariaatspersoneel van een strategische adviesraad, de algemeen directeur en de personeelsleden van het middenkader kunnen een managementstoelage ontvangen tussen 0 en 20 % van hun salaris als zij beantwoorden aan de voorwaarden van artikel VII 39, § 1.

§ 2. De ambtenaren van rang A1 en A2 die een staffunctie hebben, kunnen een staftoelage ontvangen tussen 0 en 20 % van hun salaris indien ze beantwoorden aan de voorwaarden van artikel VII 39, § 1.

Art. VII 36. § 1. Het percentage aan managementstoelage wordt voor de secretaris-generaal, de administrateur-generaal, de gedelegeerd bestuurder, het hoofd van het secretariaats­personeel van een strategische adviesraad en de algemeen directeur bepaald door de Vlaamse Regering, en voor het midden­kader door het hoofd van de entiteit, raad of instelling.

§ 2. Het percentage aan staftoelage wordt per ambtenaar bepaald door het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling.

Onderafdeling 2. Functioneringstoelage

Art. VII 37. De personeelsleden kunnen als zij beantwoorden aan de voorwaarden van artikel VII 39, § 1, een functionerings­toelage krijgen tot maximaal 15 % van hun salaris.

In voorkomend geval bedraagt voor de personeelsleden van niveau D de functioneringstoelage minimaal 5 % van hun salaris.

De personeelsleden die in aanmerking komen voor de managements- of staftoelage, komen niet in aanmerking voor een functioneringstoelage.

Art. VII 38. Het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling beslist over de toekenning van de functionerings­toelage, tenzij de evaluatoren geen deel uitmaken van de entiteit, raad of instelling, in welk geval de beleidsraad beslist.

Onderafdeling 3. Gemeenschappelijke bepalingen

Art. VII 39. § 1. Een prestatietoelage kan toegekend worden als uit de functioneringsevaluatie blijkt dat de betrokkene uitstekend heeft gepresteerd ten opzichte van de verwachtingen die in de planning werden geformuleerd.

§ 2. Onder salaris, zoals bedoeld in artikel VII 35 en 37, wordt verstaan, het geïndexeerde jaarsalaris dat van toepassing is in de maand december van het evaluatiejaar en in voorkomend geval het bedrag van de toelage voor het waarnemen van een hoger ambt.

Art. VII 40. De prestatietoelagen worden uitbetaald voor 1 augustus van het jaar dat volgt op het evaluatiejaar.

Afdeling 9. De bevorderingspremie

Art. VII 41. § 1. Een ambtenaar die vanaf 1 januari 1994 bevorderd werd naar het ander niveau, heeft steeds een bezoldiging die ten minste het in § 3 vermelde bedrag hoger is dan het salaris in zijn salarisschaal op het ogenblik van de bevordering.

§ 2. Onder bezoldiging, vermeld in § 1, wordt verstaan, het salaris in de bevorderingsgraad en de bevorde­ringspremie samen.

§ 3. Het bedrag van de bevorderingspremie aan 100% is maximaal gelijk aan:
- 1.240 euro bij bevordering naar niveau A;
- 870 euro bij bevordering naar niveau B;
- 745 euro bij bevordering naar niveau C.

Afdeling 10. Permanentietoelage en toelage voor ploegenarbeid

Onderafdeling 1. Permanentietoelage

Art. VII 42. § 1. Aan de personeelsleden die door de lijnmanager worden aangewezen om zich buiten de diensturen
voor interventies thuis beschikbaar te houden, wordt een permanentietoelage toegekend.

§ 2. Het maandelijkse bedrag van de in § 1 bedoelde toelage bedraagt:

aantal uren permanentie per maand

maandelijkse toelage (aan 100 %)

21 <= aantal uren <= 50

75 euro

51 <= aantal uren <= 100

100 euro

101 <= aantal uren <= 200

125 euro

aantal uren > 200

140 euro

Onderafdeling 2. Toelage voor ploegenarbeid

Art. VII 43. § 1. Aan het personeelslid dat een volledige maand in een twee- of drieploegensysteem of in een onderbroken dienst is ingeschakeld, wordt een toelage toegekend van 100 euro (100%) per maand. Voor een ploegensysteem met opeen­volgende diensten mogen de ploegen elkaar met maximaal een vierde overlappen.

§ 2. Bij onvolledige maanden ploegenwerk bedraagt de toelage 1/134 van het in § 1 bedoelde bedrag per uur dat effectief ploegenarbeid wordt verricht.

Onderafdeling 3. Algemene bepalingen

Art. VII 44. Voor dezelfde periode kan maar een van de in deze afdeling bedoelde toelagen toegekend worden. Beide toelagen zijn niet cumuleerbaar met een meer gunstige regeling.

Hoofdstuk 3. Toelagen voor specifieke personeelscategorieën

Afdeling 1. Gemeenschapsinstellingen Bijzondere Jeugdzorg

Art. VII 45. Aan het personeelslid van de gemeen­schapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdzorg, worden de volgende toelagen toegekend:

bedrag

Voorwaarden

Jeugdzorgtoelage

877 euro tegen 100 % per jaar

Personeelslid is werkzaam in een instelling, behalve niveau A

Vakopleidingstoelage

2,50 euro tegen 100 % per lesuur vakopleiding

Personeelslid van niveau D geeft in de werkplaatsen vakopleiding

Toelage pedagogische bekwaamheid

125 euro tegen 100 % per maand

Personeelslid van niveau D met de functie van vakleraar levert het bewijs dat hij een cursus van pedagogische bekwaamheid volgt of gevolgd heeft

Ingeval de toelage niet volledig verschuldigd is wordt ze betaald overeenkomstig artikel VII 6.

Afdeling 2. Milieutoelage

Art. VII 46. Aan de toezichthoudende personeelsleden van de entiteit Milieu en Natuurbeleid die permanent beschikbaar zijn voor het uitvoeren van opgevorderde controles of voor het uitvoeren van dringende opdrachten buiten de diensturen, worden de volgende toelagen toegekend:

bedrag

Bijkomende voorwaarden

niveau C en B en rang A1

432 euro tegen 100 % per maand

per kwartaal minimaal 21 opgevorderde en/of geplande controles, verdeeld als volgt:
- 6 tussen 0 uur en 8 uur
- 12 tussen 17 uur en 1 uur
- 3 op zaterdag, zondag of feestdag

rang A2 als begeleider en coördinator

216 euro tegen 100 % per maand

per kwartaal minimaal 7 opgevorderde en/of geplande controles, verdeeld als volgt:
- 2 tussen 0 uur en 8 uur
- 4 tussen 17 uur en 1 uur
- 1 op zaterdag, zondag of feestdag

Art. VII 47. § 1. De toelage vermeld in artikel VII 46, wordt naar rata van de effectieve prestaties betaald, als het aantal opdrachten niet bereikt wordt wegens ziekte, verlof voor deel­tijdse prestaties, gewettigde afwezigheid en jaarlijkse vakantie van ten minste 2 weken.

§ 2. In de andere gevallen dan die vermeld in § 1, moet het tekort in het volgende kwartaal gecompenseerd worden.

§ 3. De volgens § 1 en § 2 onterecht toegekende toelage wordt in mindering van de toelage van een volgend kwartaal gebracht, of teruggevorderd.

Afdeling 3. Toelage voor rekenplichtigen en kastoelage

Art. VII 48. § 1. Aan de personeelsleden die rekenplichtig zijn, of aan hun plaatsvervangers wordt onder de hieronder bepaalde voorwaarden een forfaitaire toelage toegekend.

Begunstigde

Bedrag

Speciale rekenplichtigen:
- centraliserend rekenplichtige der uitgaven
- centraliserend rekenplichtige der ontvangsten
- rekenplichtige der geschillen
- rekenplichtige van het MINA-fonds, van het VIF, van het VIPA, en van de Dienst voor Gemeenschaps- en Gewestbelastingen

286 euro tegen 100 %/maand

Controleurs van de vastleggingen

238,50 euro tegen 100 %/maand

Gewone en buitengewone rekenplichtigen voor een financiële rekening van een Vlaams ministerie of het personeelslid dat werkzaam is op een financiële dienst in een IVA of EVA met rechtspersoonlijkheid of een financiële verantwoordelijkheid heeft overeenkomstig zijn functiebeschrijving en die in de dagelijkse praktijk financiële verrichtingen uitvoert en opvolgt onder handtekening van het hoofd van de entiteit, instelling of raad, of zijn gedelegeerde

71,50 euro tegen 100 %/maand

§ 2. De speciale rekenplichtigen en de controleurs van de vastleggingen worden aangesteld door de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting. De gewone en buitengewone rekenplichtigen van een Vlaams ministerie worden aangesteld door het hoofd van de entiteit, instelling of raad, op gunstig advies van het hoofd van het agentschap de Centrale Accounting.
De lijnmanager wijst de personeelsleden aan die werken op een financiële dienst van een IVA of EVA met rechtspersoonlijkheid of met een financiële verantwoordelijkheid, dat bijgevolg recht heeft op de toelage van 71,50 euro, na gunstig advies van het afdelingshoofd.

Art. VII 49. § 1. De toelage aan de controleurs van de vastleggingen wordt maandelijks betaald na voorlegging van de maandelijkse lijsten voor het Rekenhof.

§ 2. De toelage aan de gewone en buitengewone rekenplichtigen wordt driemaandelijks, na verlopen termijn uitbetaald, na indiening van de correcte rekeningen en verantwoording over het afgelopen kwartaal. Die kwartaal­toelage is bovendien maar verschuldigd als op de rekeningen in kwestie verantwoorde verrichtingen geboekt werden ten belope van 7400 euro.

§ 3. De toelagen vermeld in artikel VII 48 mogen niet:
1° gecumuleerd worden;
2° toegekend worden aan een ambtenaar van rang A2 of hoger.

§ 4. Tenzij een vervanger aangewezen wordt, worden de toelagen vermeld in artikel VII 48, niet herleid pro rata van de prestaties.

Afdeling 4. Gezagvoerderstoelage

Art. VII 50. Het personeelslid dat het gezag moet voeren over een varende eenheid van het Agentschap voor Maritieme Dienst­verlening en Kust, waarvan het gezag normaal toebedeeld wordt aan een personeelslid van een hoger niveau, een hogere rang of functie, krijgt een gezagvoerderstoelage onder de volgende voorwaarden:

begunstigde

uit te voeren functie

bedrag per uur tegen 100% werkelijke prestatie

schipper

hoofdschipper

1/1976 van 2.235 euro

speciaal assistent (functie matroos of stoker)

schipper

1/1976 van 1.120 euro

loods, functie stuurman

loods, functie kapitein

1/1976 van 2.730 euro

hoofdschipper

loods, functie kapitein of stuurman

1/1976 van 2.730 euro

leidinggevend hoofdassistent (functie hoofdschipper)

loods, functie kapitein of stuurman

1/1976 van 2.730 euro

Afdeling 5. Toelage voor technische bekwaamheid

Art. VII 51. § 1. Er wordt een forfaitaire toelage voor technische bekwaamheid van 6,50 euro per effectief gepres­teerde dag toegekend onder volgende voorwaarden:

begunstigden die werken in

voorwaarden

De werkstations van de onderwijsdienstencentra

sinds 6 maanden belast met de vaststelling en/of vereffening van salarissen of de controle ervan

dienst Studietoelagen van het departement Onderwijs en Vorming

sedert 6 maanden belast met de behandeling van aanvragen voor studietoelagen of de controle ervan

§ 2. De toelage wordt verleend, geschorst en opgeheven door het hoofd van de entiteit, raad of instelling op voorstel van de lijnmanager. De toelage kan niet worden toegekend aan een personeelslid van niveau A.

Afdeling 6. Toelage voor het secretariaat van de Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid

Art. VII 52. De bevoegde lijnmanager van de Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid wijst de personeelsleden aan die met secretariaatstaken voor de Vlaamse Regering belast worden. Die personeelsleden krijgen een toelage van 2.382 euro tegen 100% per jaar die niet cumuleerbaar is met de toelagen voor prestaties buiten de normale arbeidstijdregeling.

Afdeling 7. BET-toelage

Art. VII 53. De personeelsleden die werken het Beheers- en Exploitatieteam van de Schelderadarketen in Vlissingen, krijgen een forfaitaire toelage van 1.785 euro tegen 100% per jaar voor extraprestaties

Afdeling 8. Interne dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk

Art. VII 54. De preventieadviseur ontvangt een toelage van 2.590,50 euro (100%) op jaarbasis als hij de leiding heeft van de dienst of een afdeling, of als hij houder is van het getuigschrift van aanvullende vorming van het eerste niveau of als hij het bewijs kan leveren dat hij met vrucht een multidisciplinaire basisvorming en module specialisatie arbeidsveiligheid, ergonomie, arbeidshygiëne of psychosociale aspecten heeft beëindigd en een toelage van 1.785 euro (100%) op jaarbasis als hij houder is van het getuigschrift aanvullende vorming van het tweede niveau.

Afdeling 9. Sociale Dienst voor het Vlaamse Overheidspersoneel

Art. VII 55. De secretaris en penningmeester van de vzw Sociale Dienst voor het Vlaamse Overheidspersoneel ontvangen een toelage van 1.785 euro (100%) op jaarbasis.

Afdeling 10. Huisvesting en vervangende toelage

Art. VII 56. § 1. De lijnmanager van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust en van de agentschappen Waterwegen en Zeekanaal, De Scheepvaart en het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis in Geel en in Rekem bepaalt de functies en arbeidsplaatsen waaraan het gebruik van een woning, ter beschikking gesteld door de werkgever, verbonden is, om deze personeelsleden toe te laten hun taak gemakkelijker te vervullen.
Hij bepaalt tevens de aard van de voordelen die verbonden zijn aan het ter beschikking gesteld krijgen van een woning, alsook de daaraan verbonden bijzondere dienstverplichtingen.

§ 2. De technici met de functie van bos- of natuurwachter van het IVA Natuur en Bos hebben woonstplicht in hun ambtsgebied en zijn verplicht de hun ter beschikking gestelde woning te betrekken.

§ 3. Het personeelslid dat in een woning woont waarvan de werkgever hem het genot verleent, geniet een voordeel van alle aard, waarvan de waarde wordt bepaald op het hierna vermelde percentage van het gemiddelde van het minimum- en het maximumsalaris van zijn salarisschaal:

aard van het voordeel

percentage van het gemiddelde van de salarisschaal - bruto

enkel huisvesting

10%

huisvesting, verwarming en verlichting

12,5%

§ 4. Vanaf de eerste dag van de maand die volgt op het einde van de dienstbetrekking of het overlijden, is een huur verschuldigd waarvan het bedrag door de lijnmanager in kwestie wordt vastgesteld.

Art. VII 57. Een vervangende toelage van 1.640 euro per jaar (100%) wordt toegekend aan de personeelsleden vermeld in artikel VII 56, § 1 en § 2, aan wie geen woning ter beschikking kan worden gesteld.

Afdeling 11. Toelage voor onregelmatige prestaties voor de wachters der waterwegen

Art. VII 58. § 1. Aan het personeelslid, belast met de functie van wachter der waterwegen wordt een toelage voor onregelmatige prestaties toegekend van 620 euro (100%) per jaar.

§ 2. De toelage vermeld in § 1, wordt bij besluit van de lijnmanager van de entiteit, raad of instelling in kwestie verhoogd met een coëfficiënt, zoals hieronder is aangegeven:

waterbemeestering

tijgebonden

1,2

dagelijkse waterbemeestering

1,2

regelmatige waterbemeestering

1,1

weinig waterbemeestering

1

bedieningsregeling

24 uur op 24 uur

1,3

16 uur op 24 uur

1,2

13 uur op 24 uur

1,1

andere regeling

1

aantal beweegbare kunstwerken

meer dan 5

1,2

van 3 tot en met 5

1,1

2 of minder

1

aantal kilometer waterweg

meer dan 50

1,2

van 31 tot en met 50

1,1

30 of minder

1

district havens en kustgebied

1,2

Afdeling 12. Luchthaventoelage

Art. VII 59. § 1. Aan het personeelslid, tewerkgesteld op de regionale luchthavens, wordt een luchthaventoelage toegekend van 82 euro (100%) per maand.

§ 2. Het personeelslid van wie de som van de toelage voor productiviteitspremie, ploegenwerk, kastoelage en brevettoelage in 1998 per maand meer bedraagt dan het bedrag, vermeld in § 1, behoudt dat bedrag, tot op het ogenblik dat de toelage vermeld in § 1, hoger wordt.

Afdeling 13. Bijzondere toelageregeling voor het loodspersoneel

Art. VII 60. § 1. De loods met de operationele functie ontvangt, naargelang zijn graadanciënniteit en de in artikel VII 61 bedoelde coëfficiënten, per effectieve beloodsing een loodstoelage, waarvan het bedrag hierna tegen 100% bepaald is:

Loodstoelage in euro

groep 1

groep 2

groep 3

groep 4

na 6 jaar

na 12 jaar

na 14 jaar

Rivierloodsen

137,91

165,09

196,30

234,05

Kanaalloodsen

137,91

165,09

196,30

234,05

Scheldemondenloodsen

53,35

76,51

89,59

132,38

Kustloodsen

88,08

119,79

162,07

196,30

§ 2. De loodstoelagen vermeld in § 1 worden maandelijks voor 50% rechtstreeks aan de loods toegekend. De resterende 50% wordt maandelijks gestort in een groepsfonds per loodstoelagegroep en station. Dit groepsfonds wordt maandelijks verdeeld onder de loodsen van die groep volgens het aantal beschikbaarheidsdagen.

Voor de kustloodsen dienen de in het vorige lid vermelde percentages respectievelijk gelezen te worden als "85%" en "15%".

Onder beschikbaarheidsdagen wordt verstaan de dagen dat de loods volgens zijn beurtregeling moet werken, en ook effectief door de dienst voor loodsprestaties ingezet kan worden.

Met beschikbaarheidsdagen worden gelijkgesteld:
1° de beurtdagen verlof voor jaarlijkse vakantie en feest­dagen;
2° de dagen waarop de loods met de operationele functie een dienstopdracht moet vervullen, zelfs als hij volgens zijn beurtregeling met rust is, met uitzondering van de activiteiten als loods-lesgever;
3° de dagen waarop hij, in rust zijnde, zich beschikbaar verklaart bij oproep door de dienstleiding voor een beloodsing. De dienstleiding kan die oproep maar richten naar de loods met de operationele functie de dag vóór hij aan de beurt komt.

§ 3. Als een loods een functiewijziging bekomt naar de operationele functie, wordt de in § 1 benodigde graad­anciënniteit verhoogd met het aantal jaren en maanden gedurende dewelke de functie van chefloods, stuurman of kapitein uitgeoefend werd.

§ 4. De loods met de operationele functie ontvangt per kalenderdag verlof wegens arbeidsongeval, ongeval op de weg van en naar het werk of wegens beroepsziekte, een toelage van 36,50 euro tegen 100%.

§ 5. De loods met de operationele functie die door de dienstleiding met een administratieve opdracht belast wordt, ontvangt per 4 uur een forfaitaire toelage van 50,33 euro tegen 100% met een maximum van 100,67 euro tegen 100% per dag. Die toelage wordt niet toegekend voor de administratieve opdracht als loods-lesgever.

§ 6. Ingeval een functie van chefloods vacant is gesteld, of een langdurige afwezigheid van een chefloods voorzien is of een feit is, ontvangt de loods met de algemene functie die deze functie gedurende ten minste dertig kalenderdagen waarneemt, voor die periode de overeenkomstige salarisschaal en toelagen.

§ 7. De loods met de operationele functie ontvangt per winching een helitoelage van 25,17 euro (100%).

Art. VII 61. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, bepaalt de coëfficiënt waarmee de in artikel VII 60, § 1 bepaalde loodstoelagen vermenigvuldigd worden :
1° per loodsprestatie volgens het af te leggen traject
2° per extraprestatie.

Art. VII 62. Als de loods met de operationele functie weigert of onbekwaam is schepen te loodsen die beantwoorden aan onderstaande minimale lengtenormen, ontvangt hij in afwijking van artikel VII 60, § 1, de loodstoelage die volgens onderstaande tabel overeenkomt met de schepen die hij wel loodst. De sinds 5 jaar in de loodstoelagegroep 4 ingedeelde loods die om medische redenen, bevestigd door de arbeidsgeneesheer, schepen van een lagere categorie loodst, ontvangt minimaal loodstoelage 2.

loodstoelage 4

onbeperkt

loodstoelage 3

tot 210 m

loodstoelage 2

tot 175 m

loodstoelage 1

tot 150 m

Art. VII 63. De loods met een andere functie dan operationele loods ontvangt een algemene toelage, een toelage voor extraprestaties en/of een toelage voor het effectief geven van opleiding, zoals hieronder bepaald is:

algemene toelage

toelage voor extraprestaties

toelage voor het effectief geven van opleiding en het afnemen van proefreizen aan de hoofdschipper - gezagvoerder van de loodsboot Tender en andere nautische functies

loods, chefloods (dagdienst)

4.245 euro

2.305 euro

loods, chefloods (continudienst) of nautisch dienstchef

4.245 euro

5.120 euro

loods, kapitein van de loodsboot

4.245 euro

13.105 euro

10.000 euro

loods, stuurman van de loodsboot

80% van de toelagen van de kapitein

Art. VII 64. § 1. Deze afdeling is niet van toepassing op de loods op proef, behalve indien de loods op proef slaagt voor de in artikel III 16 bedoelde bekwaamheidsproef en die operationeel ingezet wordt.

§ 2. De toelagen vermeld in deze afdeling worden bij een algemene verhoging van de salarisschalen voor 2/3 gekoppeld aan de gemiddelde salarisverhoging van niveau A.

Afdeling 14. Zeegeld

Art. VII 65. § 1. De ambtenaar van het Agentschap voor Mari­tieme Dienstverlening en Kust, aangewezen voor de zeedienst of de rededienst, ontvangt voor elk verblijf aan boord van een vaartuig van dit agentschap, hetzij op zee zeewaarts buiten de koppen van de staketsels van de thuishaven, hetzij in een vreemde haven, per begonnen periode van 24 uur éénmaal het dagbedrag dat in onderstaande tabel naast zijn graad/functie tegen 100% vermeld is:

graad/functie

zeedienst

rededienst

dagbedrag

Jaarbedrag

dagbedrag

jaarbedrag

loods (functie chefloods)

16,69 euro

-

-

-

leidinggevend hoofdassistent (functie opperschipper)

16,69 euro

-

hoofdschipper (functie opperschipper)

16,69 euro

stagiair-loods

14,16 euro

1.952,00 euro

-

-

leidinggevend hoofdmedewerker (functie hoofdscheepstechnicus)

15,69 euro

2.180,00 euro

hoofdscheepstechnicus

15,69 euro

2.180,00 euro

-

-

scheepstechnicus

14,16 euro

1.952,00 euro

-

-

leidinggevend hoofdassistent (functie hoofdschipper – gezagvoerder)

14,16 euro

1.952,00 euro

hoofdschipper (functie gezagvoerder)

14,16 euro

1.952,00 euro

-

-

hoofdmotorist (functie motorist)

14,16 euro

-

5,57 euro

732,00 euro

leidinggevend hoofdassistent (functie officier werktuigkundige)

15,69 euro

2.180,00 euro

hoofdmotorist (functie officier werktuigkundige)

15,69 euro

2.180,00 euro

-

-

schipper

14,16 euro

1.952,00 euro

5,57 euro

732,00 euro

leidinggevend hoofdassistent (functie motorist)

14,16 euro

5,57 euro

732,00 euro

motorist

14,16 euro

1.952,00 euro

5,57 euro

732,00 euro

speciaal assistent (functie kok ingescheept en de functie matroos/stoker)

14,16 euro

1.952,00 euro

5,57 euro

732,00 euro

Met zeedienst worden prestaties bedoeld van de loodsdienst (kotter en/of tender), de sleepdienst, de bebakenings- of beboeiingsdienst, de reddingsdienst of prestaties met het hydrografisch vaartuig en met de politieboot tijdens surveillanceopdrachten.

§ 2. Als per 24 uur zowel zeedienst- als rede­dienstprestaties geleverd worden, dan wordt slechts eenmaal het hoogste dagbedrag toegekend.

§ 3. Als de voeding aan boord van het vaartuig ten laste is van de begroting van de Vlaamse overheid, wordt het effectief toe te kennen dagbedrag verminderd met de werkelijke kostprijs ervan. De lijnmanager van de betrokken entiteit, raad of instelling stelt het bedrag hiervan vast.

§ 4. De ambtenaar die ingevolge een arbeids­ongeval niet voor de zeedienst ingezet kan worden, ontvangt per kalenderdag 1/365ste van het op hem toepasselijke jaarbedrag.

§ 5. Bij een algemene herziening van de salaris­schalen van het varend personeel worden de bedragen, vermeld in § 1, verhoogd of verlaagd met een coëfficiënt die verkregen wordt door de som van de rekenkundige gemiddelden van de nieuwe schalen van de in § 1 genoemde ambtenaren, te delen door de som van de rekenkundige gemiddelden van de schalen die geldig zijn op de datum van inschaling.

Het rekenkundige gemiddelde wordt verkregen door de som van het minimum en het maximum van de salarisschaal door twee te delen. De coëfficiënt wordt berekend tot op vier decimalen.

§ 6. De ambtenaar van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken of van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust, die belast is met hydro­grafische werkzaamheden op zee aan boord van een hydrografisch vaartuig, of die controleopdrachten uitvoert aan boord van een baggerschip, ontvangt per 24 uur een dagbedrag 'zeedienst' als vermeld in § 1 voor de scheepstechnicus. Als de voeding aan boord niet ten laste is van het personeelslid, wordt het dagbedrag verminderd met het bedrag vermeld in § 3.

Afdeling 15. De huisbewaarder

Onderafdeling 1. Voordelen en rechten toegekend aan de huisbewaarder

Art. VII 66. Als vergoeding voor de plichten, heeft de huisbewaarder alleen voordelen in natura, namelijk kosteloze huisvesting, verwarming en verlichting in een woning die aan de hedendaagse comfortnormen voldoet.

Art. VII 67. De verhuiskosten van het eigen meubilair zijn ten laste van de huisbewaarder, behalve als de diensten zelf hun lokalen verlaten en zich vestigen in een nieuw dienstgebouw waar de betrokkene weer als huisbewaarder wordt aangesteld.

Onderafdeling 2. Toelage voor vervanging van huisbewaarder

Art. VII 68. § 1. Er wordt een toelage toegekend aan de persoon die bij beslissing van de lijnmanager de huisbewaarder vervangt tijdens zijn vakantieverlof of ziekte van ten minste één week.

§ 2. Per dag prestatie ontvangt de vervanger een toelage van 7/1976 van het geïndexeerde minimumbedrag van de salarisschaal D 111.

Onderafdeling 3. Beëindiging van de functie van huisbewaarder

Art. VII 69. § 1. Als de aanstelling van de huisbewaarder wordt beëindigd om een van de redenen, vermeld in artikel VI 103, krijgt de belanghebbende, of, bij overlijden, de echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner, of als hij/zij weduw(e)(naar) is of de samenwonende partner overleden is, de nabestaanden die onder hetzelfde dak wonen, drie maanden de tijd om een andere woning te zoeken. Het hoofd van de personeelsfunctie in kwestie die bevoegd is voor het beleidsdomein waarschuwt de betrokkene met een aangetekend schrijven.

§ 2. In geval van:
1° afzetting of ontslag van ambtswege;
2° ontslag om dringende redenen door de werkgever of de werknemer;
wordt de termijn vermeld in § 1 ingekort tot 1 maand.

Afdeling 16. Specifieke toelageregeling voor het personeel van de tender en kotter

Art. VII 70. § 1. Per volledige zeebeurt wordt aan de personeelsleden van de tender en kotter de volgende uurtoelage toegekend:

functieuurtoelage

matroos

36 uur

(hoofd)schipper en (hoofd)scheepstechnicus

38 uur

kok

40 uur

leidinggevend hoofdassistent (functie hoofdschipper)

38 uur

In het bovenvermelde aantal uren zijn de vier uren binnenbeurt begrepen waarvoor geen toelage wordt toegekend.

§ 2. In geval van gedeeltelijke zeebeurt wordt de toelage, vermeld in § 1, pro rata berekend.

Hoofdstuk 4. Cumulatiebepalingen

Art. VII 71. Het personeelslid dat van een toelage geniet als vermeld in de linkerkolom van de onderstaande tabel, kan niet genieten van de toelagen vermeld in de rechterkolom.

overloon à 125 of 150% (VII 28 en 31)

verstoringstoelage (VII 29 en 31)- genot van het gunstigste stelsel

nachtwerk (VII 30 en 31)

loodstoelage (VII 60 - 62)

functioneringstoelage (VII 37 - 38)

managements- of staftoelage (VII 35 - 36)

milieutoelage (VII 46)

overloon (VII 28 en 31), zaterdag-, zondag- en nachtwerk (VII 30 en 31), gevaartoelage (VII 33 - 34), produktiviteitspremie (VII 113)

secretariaat Diensten voor het Algemeen Regeringsbeleid (VII 52)

overloon (VII 28 en 31), zaterdag-, zondag- en nachtwerk (VII 30 en 31)

BET-toelage (VII 53)

overgangsregeling BET-toelage (VII 120) en vergoeding voor het werken in Vlissingen (VII 91)

wachters der waterwegen (VII 56)

overloon (VII 28 en 31), zaterdag-, zondag- en nachtwerk (VII 30 en 31)

diensthoofdentoelage (VII 25 - 26)

luchthaventoelage (VII 59)

toelage voor prestaties buiten de normale arbeidstijdregeling (VII 28 - 31)

toelagen die krachtens andere reglementeringen voor nacht-, zaterdag- of zondagprestaties worden toegekend. In dit geval wordt het meest gunstige stelsel toegepast

permanentietoelage (VII 42)

toelage voor de milieu-inspectie (VII 46)

diensthoofdentoelage (VII 25 - 26)

toelage voor de personeelsleden van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust, tewerkgesteld bij het Beheers- en Exploitatieteam van de Schelderadarketen in Vlissingen (VII 53)

huisvesting (vrije woonst) (VII 56)

vervangende toelage (VII 57)

toelage voor onregelmatige prestaties voor de wachters der waterwegen (VII 58)

bijzondere toelageregeling voor het loodspersoneel (VII 60 – 62)

overgangsregeling loodstoelagen (VII 118)

overgangsregeling voor personeelsleden op 1/1/94 tewerkgesteld bij het Beheers- en Exploitatieteam te Vlissingen (VII 120)

overgangsregeling vrije woonst of vervangende toelage (VII 130)

verstoringstoelage (VII 29 en 31)

toelage voor ploegenarbeid (VII 43)

loodsentoelage (VII 60 - 62 en VII 118)

specifieke toelageregeling tender - kotter tijdens de zeebeurt

toelageregeling voor overuren als vermeld in afdeling 6 en permanentie- en verstoringstoelage

TITEL 3. DE VERGOEDINGEN

Hoofdstuk 1. Gemeenschappelijke bepalingen

Art. VII 72. De hierna bepaalde vergoedingen worden verleend als terugbetaling van werkelijk gemaakte kosten voor rekening van de werkgever.

Art. VII 73. § 1. De vergoedingen die hierna “tegen 100%” vermeld zijn, volgen de evolutie van het gezondheidsindex­cijfer zoals vermeld in artikel VII 9. Het te betalen bedrag wordt afgerond op de hogere cent.

§ 2. Tenzij het anders bepaald is, worden de forfaitaire vergoedingen maandelijks na vervallen termijn betaald.

Art. VII 74. Onder motorvoertuig wordt verstaan auto, bromfiets of motorfiets.

Hoofdstuk 2. Reis-, maaltijd- en hotelvergoeding voor binnenlandse dienstreizen

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Art. VII 75. Een reis- en maaltijdvergoeding wordt verleend voor dienstreizen, gemaakt op kosten van het personeelslid. De kosten die het personeelslid heeft gehad worden terugbetaald, onder de bij dit hoofdstuk bepaalde voorwaarden.

Art. VII 76. De lijnmanager beslist welk vervoermiddel functioneel en financieel het meest verantwoord is.

Art. VII 77. § 1. Een kostenstaat die niet binnen een termijn van 6 maanden bij de onmiddellijke hiërarchische meerdere wordt ingediend, is onontvankelijk.
§ 2. Een volledig ingevulde kostenstaat, ingediend binnen een termijn van drie maanden, en die 3 maand na de indiening nog niet werd betaald, wordt vanaf de vierde maand na de indiening verhoogd met een interest van 3% (op jaarbasis).

Art. VII 78. De personeelsleden die een reizende functie uitoefenen, worden door het managementorgaan van de entiteit, raad of instelling aangewezen. Om de reizende functies te bepalen wordt uitgegaan van ten minste 3.000 kilometer met eigen motorvoertuig en gemiddeld 60 dienstreizen per jaar.

Art. VII 79. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de loodsen voor de prestaties die recht geven op de vergoeding, vermeld in artikel VII 89, of op het scheepspersoneel voor de prestaties die recht geven op zeegeld als vermeld in artikel VII 65.

Afdeling 2. Reiskosten

Art. VII 80. § 1. Voor een dienstreis met eigen voertuig wordt een forfaitaire vergoeding toegekend als volgt, exclusief parkeerkosten die apart ingediend worden:

bedrag per kilometer

motorvoertuig

0,2903 euro (vanaf 1 juli 2006)

fiets

0,15 euro

§ 2. In geval van carpooling wordt voor de bestuurder de vergoeding verhoogd met de helft. De personeelsleden die meereizen hebben geen recht op een kilometervergoeding.

§ 3. Voor de reizende functies wordt een maandelijkse forfaitaire kilometervergoeding betaald zoals bepaald bij omzendbrief door de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken.

§ 4. De kilometervergoedingen voor motorvoertuig worden elk jaar op 1 juli herzien door de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken.

Art. VII 81. § 1. Voor een dienstreis met eigen motorvoertuig wordt de verplaatsing van de woonplaats naar de standplaats vergoed aan de helft van de kilometervergoeding.
Met ingang van 1 september 2006 wordt die verplaatsing vergoed aan 55% en met ingang van 1 september 2007 aan 60% van de kilometervergoeding.

§ 2. Als de kortste afstand van de woonplaats naar de bestemming niet over de standplaats loopt, dan wordt het personeelslid volledig vergoed vanaf de woonplaats.

Art. VII 82. Het personeelslid dat een dienstreis maakt per spoor reist tweede klasse. Eventuele kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer worden integraal vergoed.

Afdeling 3. Maaltijdvergoeding

Art. VII 83. § 1. De maaltijdvergoeding bedraagt 9,50 euro (tegen 100%) en wordt betaald onder de voorwaarden, zoals vermeld in dit hoofdstuk:

middagmaal

dienstreis van minimaal zes uur

avondmaal

dienstreis van minimaal zes uur die begint om of na 14 uur

§ 2. In uitzonderlijke gevallen kan de vergoe­ding voor middagmaal en die voor avondmaal worden gecumuleerd voor dienstreizen die minstens 12 uur duren.

§ 3. Er wordt geen maaltijdvergoeding toegekend voor dienstreizen binnen een straal van 5 km vanaf de stand- of woonplaats, of binnen een straal van 25 km als het personeelslid zich verplaatst met een motorvoertuig.

§ 4. Voor de reizende functies wordt een forfaitaire maaltijdvergoeding betaald zoals bepaald bij omzendbrief door de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken.

Afdeling 4. Hotelvergoeding voor binnenlandse dienstreis

Art. VII 84. Voor een binnenlandse dienstreis met overnachting, op kosten van het personeelslid, wordt een vergoeding 'kamer en ontbijt' toegekend volgens de bedragen vermeld in de omzendbrief reis- en maaltijdvergoeding van de Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken.

Hoofdstuk 3. Buitenlandse dienstreis

Art. VII 85. De terugbetaling van kosten voor buitenlandse dienstreizen wordt door de Vlaamse minister(s) bevoegd voor de bestuurszaken en voor het buitenlands Beleid bepaald in de omzendbrief inzake de reis- en dagvergoeding buitenlandse dienstreizen.

Hoofdstuk 4. De expatriatievergoeding

Art. VII 86. De personeelsleden die werken in het cultureel centrum van de Vlaamse Gemeenschap "De Brakke Grond" in Amsterdam, krijgen volgende expatriatievergoeding:

deelvergoedingen

Bedrag

forfaitaire woonlastvergoeding

745 euro tegen 100% per maand

forfaitaire maaltijdvergoeding

150 euro tegen 100 % (3) per maand

vergoeding van werkelijk gemaakte privéverplaatsingen

tegenwaarde twee treinkaartjes 1ste klas Amsterdam-Brussel, heen/terug, per maand

verhuizing naar Nederland of terugkeer naar België

terugbetaling werkelijk gemaakte kosten, tenzij verhuizing uit vrije wil door het personeelslid

Hoofdstuk 5. Maaltijdvergoeding op dienst- en veerboten

Art. VII 87. § 1. Een dienstopdracht die bestaat uit vaarprestaties voor een duur van minstens zes uur per shift op een dienstboot die zich verplaatst buiten een werkelijke afstand van 5 km van de standplaats geeft recht op één forfaitaire maaltijdvergoeding van 8,2 euro (tegen 100%).

§ 2. Een dienstopdracht die bestaat uit vaarprestaties voor een duur van minstens zes uur per shift op een veerboot geeft recht op één forfaitaire maaltijdvergoeding van 8,2 euro (tegen 100%).

§ 3. Vanaf 13 uur verblijf wegens een dienstopdracht met vaarprestaties op een dienstboot die zich verplaatst buiten een werkelijke afstand van 5 km van de standplaats of op een veerboot wegens een dienstopdracht met vaarprestaties van minstens 13 uur, heeft het personeelslid recht op een bijkomende maaltijdvergoeding van 8,2 euro (tegen 100%). De cumulatie van twee maaltijdvergoedingen vanaf 13 uur verblijf geldt alleen voor uitzonderlijke situaties.

Hoofdstuk 6. De forfaitaire vergoeding voor reis- en maaltijdkosten voor het loodsenpersoneel

Art. VII 88. § 1. De hierna vermelde loodsen met de operationele functie ontvangen een forfaitaire vergoeding voor reis- en maaltijdkosten waarvan het bedrag hieronder bepaald is voor :
1° het verblijf in een haven waar het Vlaamse Gewest loods­operaties uitvoert;
2° de reizen als loods of als passagier aan boord van koopvaardijschepen;
3° de verplaatsingen van en naar voormelde havens.

Korps

bedrag tegen 100% per maand

rivier- en kanaalloodsen

92,50 euro

scheldemondenloodsen

195,50 euro

kustloodsen

60,50 euro

§ 2. De stagiairloods met de functie van stuurman ontvangt de helft van het bedrag van de Scheldemondenloods met de operationele functie.

§ 3. De betaling van de vergoeding wordt niet geschorst voor de prestaties op de radarcentrales in Zeebrugge en Zandvliet.

Art. VII 89. Op de forfaitaire bedragen vermeld in artikel VII 88 wordt een vermindering toegepast van 1/30 per dag ziekteverlof.

Hoofdstuk 7. Vergoeding voor het werken in Vlissingen

Art. VII 90. § 1. Het personeelslid van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust dat in Vlissingen werkt, en niet in Nederland verblijft, ontvangt een vergoeding per werkelijk gepresteerde arbeidsdag in Vlissingen van 1/210 van 2.380 euro (tegen 100%).

§ 2. De breuk vermeld in § 1, wordt verhoogd tot 1/133 voor het personeelslid dat werkt in een arbeidsregime van 12 uur per dag.

Hoofdstuk 8. Vergoedingen en toelagen voor personeel in het buitenland

Art. VII 91. Tenzij het reglementair anders bepaald is, hebben de personeelsleden die Vlaanderen in het buitenland vertegen­woordigen, recht op de volgende vergoedingen en toelagen, waarvan het bedrag en de toekenningsvoorwaarden worden bepaald door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, in overleg met de functionele minister:
1° een postvergoeding;
2° een vergoeding voor zakenreizen;
3° een reiskostentoelage;
4° een verhuiskostentoelage;
5° een toelage voor de huur van een woning;
6° een studietoelage voor studerende kinderen;
7° een toelage voor een medische verzekering;
8° een toelage voor een personenwagen;
9° een inrichtingsvergoeding.

TITEL 4. DE SOCIALE VOORDELEN

Hoofdstuk 1. De vergoeding voor begrafeniskosten

Art. VII 92. § 1. In geval van overlijden van een ambtenaar wordt een vergoeding uitgekeerd die overeenstemt met het geïndexeerde maandsalaris, in voorkomend geval verhoogd met de haard- en standplaatstoelage of de toelage hoger ambt.

§ 2. Vanaf 1 januari 2005 bedraagt de vergoeding maximaal 2.729 euro. Bij een wijziging van dit bedrag in de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 wordt het nieuwe maximumbedrag meegedeeld bij dienstorder.

§ 3. Die vergoeding wordt in onderstaande volgorde betaald, aan:
1° zijn niet uit de echt gescheiden noch van tafel en bed gescheiden echtgeno(o)t(e);
2° zijn erfgenamen in rechte lijn.

Art. VII 93. Bij ontstentenis van de rechthebbenden, vermeld in artikel VII 92, § 3, mag de vergoeding worden uitgekeerd ten bate van elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die bewijst dat hij de begrafeniskosten heeft gedragen. In dit geval is de vergoeding gelijk aan de werkelijke gemaakte kosten zonder dat ze evenwel hoger mag zijn dan het bedrag, vermeld in artikel VII 92, § 1.

Art. VII 94. In afwijking van artikel VII 92, § 3, kan de bevoegde Vlaamse minister of zijn gemachtigde, wegens het gedrag van de gerechtigde ten opzichte van de overledene, in uitzonderlijke gevallen beslissen om de vergoeding niet uit te keren of om ze ten bate van een of meer gerechtigden uit te keren.

Hoofdstuk 2. Woon-werkverkeer met het openbaar vervoer

Art. VII 95. De werkgever neemt de kosten van een abonnement op het openbaar vervoer naar en van de plaats van het werk volledig ten laste.
Het supplement voor een abonnement in eerste klasse van de NMBS blijft ten laste van het personeelslid.

Hoofdstuk 3. Woon-werkverkeer naar een moeilijk bereikbare werkplaats

Art. VII 96. Het personeelslid dat zijn werkplaats moeilijk of niet met het gemeenschappelijk openbaar vervoer kan bereiken:
- ofwel omdat de werkplaats te ver ligt van een halte van het gemeenschappelijk openbaar vervoer;
- ofwel wegens de door de overheid opgelegde arbeidstijdregeling;
- ofwel door de gebrekkige uurregeling van het gemeenschappelijk openbaar vervoer aan de werkplaats;
heeft recht op een tegemoetkoming zoals bepaald in artikel VII 99 of VII 100.

Art. VII 97. Van de toepassing van dit hoofdstuk worden uitgesloten :
1° de ambtenaren met de functie van operationele loods;
2° de radarwaarnemers voor wie de reisduur voor het woon-werkverkeer geheel of gedeeltelijk wordt aangerekend als arbeidstijd;
3° de varende personeelsleden voor wie de reistijd voor het woon-werkverkeer geheel of gedeeltelijk wordt aangerekend als arbeidstijd;
4° de leden van het bedieningspersoneel van de kunstwerken van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust die ingevolge een ministeriële brief op persoonlijke titel de regeling genieten die in 1993 werd ingevoerd in samenhang met de verplichte standplaatswijziging;
5° de personeelsleden van het agentschap Infrastructuur die ingeschakeld worden in de winterdienst.

Art. VII 98. De werkplaatsen vermeld in artikel VII 97 en nadere uitvoeringsmaatregelen worden per entiteit bepaald bij dienstorder.

Art. VII 99. § 1. Aan de bestuurders van dienstwagens die in het kader van het woon-werkverkeer geregeld andere personeelsleden gaan ophalen die op een moeilijk bereikbare werkplaats werken als vermeld in artikel VII 96, wordt een jaarlijkse forfaitaire toelage van 254 euro tegen 100 % toegekend. Het personeelslid dat ressorteert onder de specifieke regeling van de winterdienst en buiten die periode personeelsleden ophaalt, ontvangt een jaarlijkse forfaitaire toelage van 127 euro tegen 100 %.

§ 2. De toelage volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer, overeenkomstig de bepalingen van artikel VII 9.

§ 3. In voorkomend geval wordt de toelage uitbetaald pro rata van het aantal maanden waarin het personeelslid in voldoende mate anderen is gaan ophalen.

Art. VII 100. Bij gebrek aan dienstvervoer heeft het personeelslid dat met een eigen motorvoertuig naar de moeilijk bereikbare werkplaats komt, recht op een tegemoetkoming ten bedrage van de volledige maandelijkse kostprijs van een treinkaart 2e klas voor dezelfde afstand. Ook de eventuele passagiers hebben recht op deze tegemoetkoming.

Art. VII 101. De diensten waar nu een andere, meer gunstige regeling bestaat, behouden deze gunstiger regeling.

Hoofdstuk 4. Fietsvergoeding

Art. VII 102. § 1. Het personeelslid dat ten minste 80% van de effectief te werken dagen per maand het volledige of een gedeelte van het woon-werktraject met de fiets aflegt, ontvangt een maandelijkse fietsvergoeding.

§ 2. De vergoeding vermeld in § 1, is gelijk aan 0,15 euro per kilometer.

§ 3. De vergoeding is niet verschuldigd als de afstand minder dan 1 kilometer per dag bedraagt (enkele rit).

§ 4. De vergoeding, vermeld in § 2, wordt betaald op basis van het arbeidsregime van het personeelslid.

§ 5. Voor de personeelsleden die in een continudienst werken wordt de vergoeding maandelijks betaald op basis van het aantal effectieve arbeidsdagen dat de fiets wordt gebruikt.

§ 6. De vergoeding, vermeld in § 2, wordt niet toegekend voor de volledige kalendermaanden waarin geen prestaties worden geleverd.

§7. De Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken stelt de toekenningsmodaliteiten bij omzendbrief vast.

Hoofdstuk 5. Woon-werkververkeer in het buitenland

Art. VII 103. Aan het personeelslid vermeld in artikel VII 90, worden de kosten voor de veerdienst Breskens-Vlissingen of de Westerscheldetunnel terugbetaald.

Hoofdstuk 6. Woon-werkververkeer voor personen met een handicap

Art. VII 104. Het personeelslid dat minstens 66% arbeidsongeschikt is, ontvangt een tegemoetkoming voor de woon-werkverplaatsing met de wagen.

Die tegemoetkoming is gelijk aan de kostprijs van een treinkaart tweede klasse over dezelfde afstand.

Hoofdstuk 7. Tegemoetkoming stoffelijke schade

Art. VII 105. De personeelsleden die schade leiden aan hun eigen voertuig bij dienstverplaatsingen krijgen hiervoor een tegemoetkoming overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in een omzendbrief van de Vlaamse minister van Bestuurszaken.

Hoofdstuk 8. Hospitalisatieverzekering

Art. VII 106. De personeelsleden in dienstactiviteit hebben recht op een hospitalisatieverzekering onder de voorwaarden, vermeld in een omzendbrief van de Vlaamse minister van Bestuurszaken.

Hoofdstuk 9. Rechtsbijstand

Art. VII 107. De personeelsleden die door derden gerechtelijk vervolgd worden, krijgen hiervoor rechtsbijstand onder de voorwaarden, vermeld in een omzendbrief van de Vlaamse minister van Bestuurszaken.

Hoofdstuk 10. Aanvulling moederschapsuitkeringen voor contractuele personeelsleden

Art. VII 108. Als de totaliteit van de moederschapsuitkeringen, uitbetaald tijdens het bevallingsverlof, minder bedraagt dan het nettosalaris dat overeenstemt met dezelfde periode, verkrijgt het contractuele personeelslid een aanvulling die gelijk is aan het verschil. Die aanvulling wordt uitbetaald voor maximaal vijftien weken, in geval van geboorte van één kind, en voor maximaal negentien weken, in geval van geboorte van een meerling. Dit maximum is evenwel niet van toepassing bij overschrijding van de 15 of 19 weken met één week, in geval van de verlenging van het bevallingsverlof ingevolge 6 of 8 weken ononderbroken arbeidsongeschiktheid vóór de werkelijke bevallingsdatum.

Bij verlenging van de postnatale rustperiode overeenkomstig artikel 39, vijfde lid, van de Arbeidswet van 16 maart 1971, wordt de aanvulling voor de duur van de verlenging, en maximaal gedurende 24 weken doorbetaald.

Hoofdstuk 11. Breedbandaansluiting

Art. VII 109. Het personeelslid dat op regelmatige basis in het systeem van telethuiswerk is ingeschakeld heeft recht op een internetaansluiting en internetabonnement ten laste van de werkgever.

TITEL 5. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Art. VII 110. De ambtenaar die bij de rijksbesturen als contractueel in dienst werd genomen, en die na zijn aanstelling tot ambtenaar op grond van artikel 11 of 13 van het koninklijk besluit van 12 maart 1973 houdende tijdelijke maatregelen ten gunste van sommige ambtenaren van de rijksbesturen een ambt met onvolledige prestaties is blijven uitoefenen, wordt bezoldigd pro rata temporis, en zijn diensten vanaf zijn benoeming tot ambtenaar worden voor zijn geldelijke anciënniteit in aanmerking genomen volgens de betrekkelijke duur ervan.

Art. VII 111. De schoonmaak(st)er, die:
- onder het toepassingsveld valt van het koninklijk besluit van 2 mei 1966 houdende tijdelijke maatregelen voor de aanstelling tot rijksambtenaar van sommige bij overeenkomst aangeworven personeelsleden van het ministerie van Binnenlandse Zaken;
- en naar de diensten van de Vlaamse regering is overgegaan,
blijft verder bezoldigd zoals bepaald in voormeld koninklijk besluit.

Art. VII 112. De ambtenaar van een dienst van de staat die tot rijksambtenaar werd benoemd overeenkomstig het besluit van de regent van 3 mei 1948, vastgesteld op grond van artikel 19 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende statuut van het rijkspersoneel, blijft, als hij er voordeel bij heeft, het salaris en de salarisschalen van de ambtenaar genieten, zoals vastgesteld bij de bijzondere maatregelen en de overgangsmaatregelen van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 zoals voor de Vlaamse Gemeenschap laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 7 augustus 1991.

Art. VII 113. De ambtenaar die een diploma heeft van burgerlijk ingenieur en die overgeheveld werd naar de diensten van de Vlaamse Regering van:
1° het Wegenfonds, het Ministerie van Openbare Werken of het Rijksinstituut voor Grondmechanica, geniet de productiviteitspremie als bedoeld bij het koninklijk besluit van 14 januari 1969 betreffende productiviteitspremies ten gunste van de burgerlijke ingenieurs bij het Ministerie van Openbare Werken, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 februari 1976 en bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000;
2° het Ministerie van Volksgezondheid - Technische Diensten, geniet de bijzondere specialisatiepremie, vermeld in het koninklijk besluit van 24 september 1971.

Art. VII 114. Het personeelslid dat geniet van een overgangssalarisschaal A131, A132, A133, A125, A126, A127, A231 of A232, kan niet genieten van artikel VII 113.

Art. VII 115. Aan het personeelslid dat drukkerijactiviteiten verricht, wordt een toelage voor gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk toegekend van 1 euro per uur (100%). Die toelage kan niet worden gecumuleerd met een toelage voor drukkerijwerk die op grond van een andere reglementering wordt toegekend.

Art. VII 116. De personeelsleden van niveau C die op 1 juli 1993 de vakopleidingstoelage, vermeld in artikel VII 45 genieten, kunnen die toelage verder ontvangen, als ze voldoen aan de toekenningsvoorwaarden.

Art. VII 117. De informaticus die in dienst is op 31 mei 1994, en die de overgangssalarisschaal A131 of A132 geniet, bekomt bij bevordering in salarisschaal de overgangssalarisschalen A125 en A126, respectievelijk A 127.

Art. VII 118. § 1. De loods met de functie van chefloods die bezoldigd wordt in de schaal A145, krijgt in afwijking van artikel VII 63, een toelage van 2.874,03 euro à 100% per jaar.

§ 2. De loods met de algemene functie die in dienst is op 1 juni 1995, ontvangt de loodstoelage zoals bepaald in bijlage 8 bij dit besluit.

§ 3. In afwijking van artikel VII 60, § 1 wordt voor de kustloods met de algemene functie, in dienst op 31 mei 1995, de graadanciënniteit verbonden aan loodstoelage 3, verminderd met 3 jaar.

§ 4. In afwijking van artikel VII 60, § 1 wordt voor de rivierloods met de algemene functie, in dienst op 1 september 1985, de graadanciënniteit verbonden aan de loodstoelagen 3 en 4, verminderd met 6 maanden.

§ 5. In afwijking van artikel VII 60, § 1 wordt voor de kanaalloods met de algemene functie, in dienst op 1 oktober 1986, de graadanciënniteit verbonden aan de loodstoelagen 3 en 4, verminderd met 1 jaar.

§ 6. Voor de loods met de algemene functie die in dienst is op 31 mei 1995 dient de "vijf jaar indeling in loodstoelagegroep 4", bedoeld in artikel VII 62, laatste lid, gelezen te worden als "19 jaar graadanciënniteit".

Art. VII 119. Het personeelslid dat uiterlijk op 30 augustus 1973 in dienst is van een van de hieronder vermelde graden bij het Fonds voor Schoolgebouwen en Gebouwen in Schoolverband van het Rijk, blijft de hieronder vermelde toelage verder genieten volgens de graad die hij had op 1 augustus 1989:
1° hoofdarchitect-directeur(13/2).....3.599,50 euro à 100%;
2° hoofdarchitect (11/3).....2.839,50 euro à 100%;
3° architect (24/9 of 25/7.....2.239,50 euro à 100%.

Art. VII 120. In afwijking van artikel VII 53 genieten de personeelsleden die op 1 januari 1994 bij het Beheers- en Exploitatieteam van de Schelderadarketen in Vlissingen werken, een forfaitaire toelage van 5.950 euro à 100% per jaar.

Art. VII 121. Indien de totaliteit van de toelage voor gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk die een personeelslid op basis van één of meer reglementeringen voor het geheel van het door hem geleverde gevaarlijk, ongezond of hinderlijk werk ontving vóór 1 januari 1995, hoger is dan de toelage waarop hij krachtens dit besluit aanspraak kan maken, ontvangt hij het hoogste bedrag.

Art. VII 122. §1. De personeelsleden die van een federaal ministerie, of van een van dat ministerie afhangend bestuur of regie, naar de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest werden overgeheveld, behouden enkel de verkeersvoordelen waarop ze op het ogenblik van hun overheveling recht hadden.

§2. De Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken stelt de praktische modaliteiten bij omzendbrief vast.

Art. VII 123. § 1. De technisch assistent die op 1 maart 1997 belast is met de functie van kok ingescheept, geniet een bedrag aan zeegeld als vermeld in artikel VII 65, § 1, voor de speciaal assistent (functie kok ingescheept en de functie matroos/stoker).

§ 2. De hoofdschipper die op 1 maart 1997 belast is met de functie van opperschipper, geniet, in afwijking van artikel VII 65, § 1, een jaarbedrag "zeegeld" van 2.320,05 euro à 100%, volgens de modaliteiten bepaald in dat artikel.

Art. VII 124. § 1. Het van Imalso overgehevelde personeelslid dat op 31 december 1998 recht heeft op een diplomabijslag van 1.033,50 euro (100%) per jaar, behoudt dit voordeel voor zover het bezit van het diploma verder nuttig is voor het uitgeoefende ambt. De toekenning van de diplomabijslag mag niet tot gevolg hebben dat de bezoldiging van de ambtenaar hoger is dan 25.625,50 euro (100%).

Het recht op die bijslag gaat verloren, als de ambtenaar wordt bevorderd tot een graad waarvoor het bezit van het diploma een aanwervingsvoorwaarde is.

§ 2. De van Imalso overgehevelde ambtenaar die wordt ingeschaald in salarisschaal C101 of D202 heeft slechts recht op twee derde van de toelage vermeld in art. VII 30 en heeft geen recht op de toelage, vermeld in artikel VII 33.

§ 3. De van Imalso overgehevelde ambtenaren ontvangen een toelage van 25% van het uurloon voor de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke werken, opgesomd in de punten 1 tot en met 3, 6, 9, 12, 16 tot en met 21, 27, 40, 43 en 45 van bijlage 7, gevoegd bij dit statuut.

§ 4. Voor de van Imalso overgehevelde ambtenaar van rang A2, die in de periode van 1 januari 1995 tot 31 december 1998 belast was met de leiding van een afdeling, wordt deze periode in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel XIII 11, § 3.

Art. VII 125. § 1. Het personeelslid dat voor 1 januari 2000 in dienst getreden is en dat uit hoofde van zijn functie over een privéaansluiting op het telefoonnet moet beschikken, ontvangt een forfaitaire vergoeding van 300 euro per jaar (100%).

§ 2. In afwijking van § 1 ontvangen de bos- en natuurwachters en de adjuncten-houtvester zowel een telefoonvergoeding van 300 euro (aan 100%) en een gsm-toestel zolang de informaticamogelijkheden niet voorhanden zijn om een rechtstreekse netwerkverbinding met het hoofdbestuur te installeren.

§ 3. De vergoeding vermeld in § 1, dekt alle kosten van telefoonaansluiting, abonnement en gesprekken en wordt maandelijks en na vervallen termijn betaald.

§ 4. Overeenkomstig artikel II 27, § 3, 5° stelt de lijnmanager jaarlijks de lijst vast van de in § 1 bedoelde ambtenaren. De betrokken lijnmanager beslist in welke mate het gsm-gebruik dient beperkt te worden.

Art. VII 126. § 1. De van het Ministerie van Openbare Werken, Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, Landbouw, Tewerkstelling en Arbeid of Economische Zaken, naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap of een Vlaamse openbare instelling overgehevelde personeelslid heeft recht op een toelage voor het uitblijven van ongevallen, als vermeld in § 2.

§ 2. De toelage voor het uitblijven van ongevallen bedraagt 92 euro (100%) per jaar. Die toelage wordt jaarlijks uitbetaald, enkel aan het personeelslid dat tijdens het afgelopen jaar ten minste 80 uren toevallig met het besturen van een dienstvoertuig was belast, en dat tijdens dat jaar geen ongeval heeft gehad waarvoor hij aansprakelijk was.

Art. VII 127. § 1. Het personeelslid van het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust dat vóór 1 september 1999 in Vlissingen werkt, ontvangt een expatriatievergoeding die overeenstemt met het bedrag van de vergoeding voor verblijf in het buitenland dat het genoot op 31 augustus 1999. Bij wijziging van het nettosalaris en/of de kinderbijslag wordt de vergoeding evenwel bepaald op 70% van het nettosalaris en van de kinderbijslag.

§ 2. Het personeelslid ontvangt de vergoeding, vermeld in § 1 alleen als het kan bewijzen dat hij/zij en zijn/haar kinderen over een verblijfplaats in Nederland beschikken. Daartoe moeten de bewijsstukken van verblijfskosten voorgelegd worden. Deze kunnen bewezen worden met alle rechtsmiddelen, waaronder een eigendomsakte, een huurcontract en betalingsbewijs van de huursom.

§ 3. De bewijzen worden voorgelegd aan de bevoegde lijnmanager die zal oordelen over de bewijskracht van de voorgelegde documenten en die tevens aanvullende bewijsstukken kan eisen.

§ 4. Het personeelslid dat moedwillig valse verklaringen aflegt en/of valse bewijzen voorlegt, kan strafrechtelijk worden vervolgd, onverminderd de toepassing van Deel VIII van dit statuut.

§ 5. Het personeelslid dat zich om dienstredenen terug in België vestigt, of dat zich binnen twaalf maanden na zijn pensionering opnieuw in België vestigt, geniet de terugbetaling van de werkelijk gemaakte verhuiskosten.

Art. VII 128. § 1. Het naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap of een Vlaamse openbare instelling overgehevelde personeelslid dat op respectievelijk 31 augustus 1999 of 31 maart 2002 een kantoorvergoeding ontving, behoudt deze vergoeding voor zover betrokkene nog steeds aan de toekenningsvoorwaarden vermeld in § 2 beantwoordt.

§ 2. Het in § 1 bedoelde personeelslid dat geen kantoor heeft in een gebouw van de werkgever en bijgevolg wegens zijn functie zelf een lokaal als kantoor dat voor het publiek toegankelijk is, dient in te richten, krijgt een forfaitaire vergoeding van 375 euro per jaar (100%).

§ 3. Als het kantoor niet voor het publiek toegankelijk is, wordt de vergoeding, vermeld in § 2, teruggebracht tot 89,50 euro per jaar (100%).

§ 4. De vergoeding, vermeld in § 2 en § 3 wordt maandelijks uitbetaald na vervallen termijn. De vergoeding volgt de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Art. VII 129. § 1. Het personeelslid van de afdeling Gemeenschapsinstellingen, van de afdeling Elektriciteit en Mechanica Gent en van de afdeling Vloot, dat op de datum van inwerkingtreding van dit besluit het gebruik van een woning, ter beschikking gesteld door de werkgever geniet, behoudt dit voordeel. Op het salaris wordt maandelijks een bedrag ingehouden overeenkomstig artikel VII 56, § 3, van dit statuut.

§ 2. Het personeelslid van de afdeling Gemeenschapsinstellingen en van de afdeling Electriciteit en Mechanica Gent en Antwerpen dat op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit niet over een woning beschikt en een vervangende toelage ontvangt, behoudt dit voordeel. De vervangende toelage bedraagt 10% van het brutobedrag van het gemiddelde salaris.

Art. VII 130. Het personeelslid van niveau D dat de functie van terreinwerkman uitoefent, en dat belast is met het verrichten van boringen en sonderingen, geniet een rendementstoelage, volgens de modaliteiten en voorwaarden, vastgesteld in het koninklijk besluit van 8 oktober 1974 houdende toekenning van een toelage voor bewaring van materieel en van een rendementstoelage aan sommige personeelsleden van het Rijksinstituut voor Grondmechanica.

Art. VII 131. Het personeelslid dat belast is met het innen van scheepvaartrechten ontvangt, tot op het ogenblik dat hij de aan die functie verbonden verantwoordelijkheden niet langer draagt, de overeenstemmende toelage overeenkomstig de modaliteiten en voorwaarden, bepaald in het koninklijk besluit van 27 november 1957 tot regeling van de toekenning van toelagen en beloningen voor het innen van scheepvaartrechten.

Art. VII 132. Het personeelslid dat overgeplaatst is van het BIPT naar het ministerie en dat belast blijft met de controle op de inning van gemeenschaps- of gewestbelastingen, geniet een toelage van 1.240 euro (100%) per jaar.

Art. VII 133. De overgehevelde ambtenaar die na de overhevelingsdatum bevorderd wordt in uitvoering van een bevorderingsprocedure die gestart is vóór de overhevelingsdatum, wordt op de datum van de bevordering heringeschaald.

Art. VII 134. De ambtenaren die op 30 september 2002 de functie van landbouwraad uitoefenden bij de federale overheid en die overgeheveld werden van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, hebben recht op de vergoedingen vermeld in artikel VII 92 voor zover zij het mandaat van landbouwraad blijven uitoefenen.

Art. VII 135. De opdrachthouder, vermeld in artikel II26 van het Stambesluit Vlaamse Openbare Instellingen, geniet tot de datum van de aanwijzing van de nieuwe opdrachthouders de salarisschaal A281 of de salarisschaal A280 (als hij vastbenoemd is in loopbaan A12). Bij een nieuwe aanwijzing tot opdrachthouder daarna behoudt hij de salarisschaal A281, respectievelijk A280.

Art. VII 136. De ambtenaar die op 1 januari 1994 bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap in dienst was, behoudt het salaris dat hij genoot vóór zijn vrijwillige terugzetting tot hij op basis van de nieuwe salarisschaal een salaris krijgt dat ten minste daaraan gelijk is.

Art. VII 137. § 1. Voor het contractuele personeelslid dat op 1 oktober 1997 een bijkomende of specifieke opdracht uitoefende bij het secretariaat van de Vlaamse Milieu- en Natuurraad, worden de periodes van tewerkstelling bij een kabinet of een erkende politieke groep, tijdens de tewerkstelling bij het secretariaat van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gelijkgesteld met prestaties die in aanmerking worden genomen voor de overgang naar de volgende salarisschaal in de geldelijke loopbaan.

§ 2. Voor het contractuele personeelslid dat bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap met ingang van 1 januari 1999 in dienst werd genomen als deskundige (gezondheidsmedewerker of verpleegkundige) bij het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, administratie Gezondheidszorg, onmiddellijk aansluitend op prestaties bij de Vlaamse Vereniging voor respiratieve Gezondheidszorg (VRGT), wordt de geldelijke anciënniteit bij die vereniging berekend overeenkomstig de regels die gelden voor personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid, in aanmerking genomen voor de overgang naar de volgende salarisschaal in de geldelijke loopbaan.

Art. VII 138. Het contractuele personeelslid dat met ingang van 1 oktober 2002 werd overgeheveld naar het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap vanuit het Ministerie van Middenstand en Landbouw, na voorgaande prestaties bij het Instituut tot Aanmoediging van het Wetenschappelijke Onderzoek in Nijverheid en landbouw (I.W.O.N.L.), behoudt de loonwaarborg bij ziekte of ongeval die contractueel van toepassing was op 30 september 2002.

Art. VII 139. Het contractuele personeelslid dat bij de diensten van de Vlaamse Regering in dienst genomen werd ingevolge de uitvoering van het Lambermontakkoord als assistent, met een bezoldiging in salarisschaal A 166 waarvan het bedrag op een salaristrap lager ligt dan het bedrag dat het genoot op dezelfde salaristrap in de federale schaal 1003, behoudt het federale bedrag tot het bedrag in schaal A 166 hoger wordt.

Art. VII 140. § 1. De ambtenaar die geslaagd is voor een vergelijkend examen of voor een vergelijkende bekwaamheidsproef naar het andere niveau waarvan het proces-verbaal van het vergelijkende examen of de vergelijkende bekwaamheidsproef dateert van voor 1 oktober 2004 en die twee jaar na de datum van het proces-verbaal van dat examen niet bevorderd is in de graad waarvoor hij het examen heeft afgelegd, krijgt de volgende examentoelage:

vergelijkend examen

bedrag tegen 100 % per jaar

niveau A

1.120 euro

niveau B en C

500 euro

§ 2. De toekenning van de examentoelage mag niet tot gevolg hebben dat de bezoldiging van betrokkene hoger is dan het bedrag dat hij zou genieten als hij bevorderd werd in de graad waarvoor hij het examen heeft afgelegd. Met bezoldiging wordt hier bedoeld het salaris, en elke andere toelage of elk ander salariscomplement.

§ 3. De ambtenaar die de bevordering naar de graad, vermeld in artikel VII 142, weigert, verliest onmiddellijk de examentoelage.

Art. VII 141. Als het salaris à 100% die de speciaal assistent (functie matroos of stoker) genoot in de salarisschaal vóór de upgrading, vermeerderd met 2.235 euro à 100%, meer bedraagt dan het salaris dat de ambtenaar geniet in de salarisschaal na de upgrading, vermeerderd met de bevorderingspremie en met een bedrag van 1.120 euro (100%), bedraagt de toelage 1/1976e van 1.615 euro (100%) op jaarbasis per uur werkelijke prestatie.

Art. VII 142. Het contractuele personeelslid dat bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap op 15 mei 1995 in dienst werd genomen in de betrekking van commercieel adviseur luchthavens wordt ingeschaald in schaal B111.

Art. VII 143. De groenbedienden van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (afdelingen Bos en Groen en Natuur) die vanaf 1 juli 1999 onder de bepalingen van het statuut van het Ministerie werden ondergebracht, behouden minstens het normale brutomaandsalaris van juni 1999 overeenkomstig de cao van het Aanvullend Paritair Comité voor Bedienden die dan op hen van toepassing was.

Art. VII 144. § 1. De van de federale overheid overgedragen personeelsleden behouden hun geldelijke anciënniteit. De ambtenaar die vanuit een andere instelling is overgegaan naar de instelling, behoudt de salarisschaal waarop hij recht had volgens de bestaande reglementering op het ogenblik van zijn overplaatsing en in de graad, die hij op dat ogenblik bekleedde, indien deze gunstiger is dan de salarisschaal van de instelling die op hem van toepassing zou zijn. De latere wijzigingen aan deze reglementering zijn op hem niet meer van toepassing.

Zij behouden ook de toelagen, vergoedingen en premies en andere voordelen waarop zij in het ministerie of de instelling van herkomst aanspraak konden maken overeenkomstig de reglementering die op hen van toepassing was. Zij behouden de voordelen verbonden aan een functie slechts in zoverre de voorwaarden voor toekenning ervan blijven bestaan.

§ 2. Onder reglementering vermeld in § 1, 1° dient minstens een ministerieel besluit te worden verstaan.

§ 3. In geen geval kunnen de voordelen vermeld in § 1 van de dienst van oorsprong worden samengevoegd met die in de instelling. De meest gunstige regeling is van toepassing op de ambtenaar.

Art. VII 145. Het contractuele personeelslid dat op of na 1 januari 2002 werd geüpgraded naar een contractuele betrekking met een salarisschaal van niveau D, heeft steeds een bezoldiging die ten minste 620 euro hoger is dan het salaris in de salarisschaal die het onmiddellijk voorafgaand aan deze inschaling genoot.

Onder "bezoldiging" wordt in het eerste lid begrepen: het salaris in de betrekking met een salarisschaal van niveau D en de upgradingspremie samen. De upgradingspremie bedraagt maximaal 620 euro (100 %).

Art. VII 146. Het contractuele personeelslid dat bij de diensten van de Vlaamse Regering in dienst genomen werd ingevolge de uitvoering van het Lambermontakkoord in de graad van hoofddeskundige of deskundige en dat bij het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek of bij het Centrum voor Landbouweconomie titularis was van de graad van technisch ingenieur met een bezoldiging in de weddeschaal 20.700,65 – 30.857,72 of gespecialiseerd technicus der vorsing met weddeschaal 26N wordt respectievelijk bezoldigd in salarisschaal B222 en B122.

Art. VII 147. In afwijking van artikel VII 20, § 4, worden het vakantiegeld en de eindejaarstoelage niet vooruitbetaald maar betaald door de nieuwe werkgever op de normale betaaldatum, in geval van uitdiensttreding met toepassing van:

- het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2005 houdende toewijzing van de personeelsleden van de diensten, instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap en/of van het Vlaamse Gewest, aan de departementen en de verzelfstandigde agentschappen;

- het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 houdende toewijzing van de personeelsleden van de diensten, instellingen en rechtspersonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap en/of van het Vlaamse Gewest, aan de strategische adviesraden;

- het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2005 houdende overdracht van sommige personeelsleden van de administratie Waterwegen en Zeewezen aan de verzelfstandigde agentschappen Waterwegen en Zeekanaal en De Scheepvaart, samen met alle goederen die aan die personeelsleden verbonden zijn.

Art. VII 148. § 1. De ambtenaar van rang A1 of A2 die in december 1993 het salariscomplement genoot vermeld in artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 1992 tot vaststelling van de weddeschalen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, ontvangt een toelage van 20% van het geïndexeerde salaris voor zover hij de taken van informaticus daadwerkelijk en uitsluitend in een informaticadienst blijft uitoefenen.

§ 2. Het recht op die toelage vervalt als de ambtenaar bevorderd wordt in rang of in salarisschaal. In voorkomend geval wordt voor de toepassing van artikel VII 3 dit salariscomplement samen met het salaris in de berekening opgenomen. De toelage wordt maandelijks en na verlopen termijn betaald; zij wordt verminderd overeenkomstig artikel VII 6.

Art. VII 149. Als de bezoldiging van het contractuele personeelslid na de vaststelling overeenkomstig de bepalingen vermeld in dit besluit lager is dan de bezoldiging die het contractuele personeelslid vóór de wijziging van de benaming van zijn functie genoot, blijft de oorspronkelijke contractueel overeengekomen bezoldigingsregeling van toepassing.

Art. VII 150. Voor de toekenning van de salarisverhoging worden de werkelijke en volledige prestaties die het contractuele personeelslid als tewerkgestelde werkloze heeft verricht ten belope van maximaal 6 jaar mee in aanmerking genomen.

De periodes van afwezigheid gedurende een tewerkstelling als tewerkgestelde werkloze die overeenstemmen met de administratieve toestand dienstactiviteit waarin een ambtenaar zijn aanspraak op salarisverhoging behoudt, worden eveneens als werkelijke en volledige prestaties beschouwd.

Art. VII 151. § 1. Het personeelslid dat ter uitvoering van het migratiebesluit van 20 mei 2005 migreerde van een Vlaamse openbare instelling, waar het het genot had van een maaltijdchequeregeling, naar een entiteit waar geen dergelijke regeling bestaat, ontvangt per arbeidsdag met effectieve prestaties een maaltijdcheque van 5 euro (2,5 euro werkgeversbijdrage en 2,5 euro werknemersbijdrage).

§ 2. Deze regeling geldt voor de periode van 1 oktober 2006 tot 30 juni 2007.

Art. VII 152. De voorzitter en ondervoorzitter van de Sociale Dienst van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap die hun mandaat uitoefenen bij het IVA Overheidspersoneel behouden tot de herstructurering naar de vzw Sociale Dienst voor het Vlaamse Overheidspersoneel de toelage van 2.590,50 euro (100%) op jaarbasis.”

Art. 59. In artikel VIII 8, van hetzelfde besluit wordt § 1 vervangen door wat volgt:

"§ 1. Als de tuchtstraf werd voorgesteld door het hoofd van een entiteit, raad of instelling, wordt ze uitgesproken door het managementorgaan van het beleidsdomein.

Als de tuchtstraf in eerste instantie is uitgesproken door het hoofd van een entiteit, raad of instelling, wordt ze definitief uitgesproken door het managementorgaan van het beleidsdomein.

Als de tuchtstraf in eerste instantie is uitgesproken door het managementorgaan van het beleidsdomein, wordt ze definitief uitgesproken door de functioneel bevoegde Vlaamse ministers."

Art. 60. In artikel X 2, § 1, van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:

"Het recht op bevordering in graad wordt voor het contractuele personeelslid vervangen door het recht op mededinging voor een vaste betrekking in een gelijkwaardige functie via de horizontale mobiliteit."

Art. 61. In artikel X 9, § 1, van hetzelfde besluit wordt het vierde lid opgeheven.

Art. 62. In artikel X 10 van hetzelfde besluit worden tussen het woord "neerlegt," en het woord "wordt" de woorden "bij de diensten van de Vlaamse overheid," ingevoegd.

Art. 63. Aan artikel X 12, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende woorden toegevoegd "en de eventueel hierop aansluitende herstelperiode".

Art. 64. In artikel X 14 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:

"De periode dat bevallingsverlof voor de ambtenaar bezoldigd wordt, mag niet meer dan vijftien weken bedragen bij één kind, en niet meer dan negentien weken bij een meerling, tenzij
1° de bevalling plaatsvindt na de vermoedelijke bevallingsdatum;
2° de verlenging van het bevallingsverlof met 1 week, ingevolge 6 of 8 weken ononderbroken arbeidongeschiktheid voor de werkelijke bevallingsdatum, tot gevolg heeft dat de periode van 15 of 19 weken wordt overschreden."

Art. 65. In artikel X 15, § 2, eerste lid van hetzelfde besluit wordt het woord "dagen" vervangen door het woord "kalenderdagen".

Art. 66. In artikel X 23, § 3, van hetzelfde besluit worden de woorden "het hoofd van de entiteit, van het secretariaatspersoneel van de strategische adviesraad of van het Gemeenschapsonderwijs" vervangen door de woorden "De lijnmanager".

Art. 67. In artikel X 25 van hetzelfde besluit wordt §2 vervangen door wat volgt:

"§ 2. De nadere regelen voor de opname van het verlof voor deeltijdse prestaties worden bepaald in overleg met de lijnmanager en de ambtenaar."

Art. 68. Aan artikel X 26 van hetzelfde besluit wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt:

"§ 3. Het verlof voor deeltijdse prestaties wordt opgeschort zodra de ambtenaar verlof krijgt:
1° voor bevalling, adoptie en pleegvoogdij, ouderschap en het voorbereiden van zijn kandidatuur voor de wetgevende, provinciale, Europese en gemeentelijke verkiezingen;
2° voor het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd, van diensten bij de civiele bescherming of van taken van openbaar nut, als vermeld in de gecoördineerde wetten van 20 februari 1980 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden."

Art. 69. Aan artikel X 29 van hetzelfde besluit wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt:

"§ 4. De nadere regelen voor de opname van de halftijdse loopbaanonderbreking worden bepaald in overleg met de lijnmanager en de ambtenaar."

Art. 70. In artikel X 62 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° aan § 1 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De nadere regelen voor de opname van een contingent onbetaald verlof worden bepaald in overleg met de lijnmanager en de ambtenaar;

in § 2 worden de woorden "voor maximaal de duur van" vervangen door de woorden "voor de duur van de contractuele betrekking,".

Art. 71. In artikel X 63 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1° in het eerste lid worden punt 1° en 3° vervangen door wat volgt:
"1° 20 werkdagen per jaar, te nemen in volledige of halve dagen en al dan niet aaneensluitende periodes;";
"3° één maand per verkiezing om zijn kandidatuur voor wetgevende, provinciale, Europese en gemeentelijke verkiezingen en rechtstreekse verkiezingen voor OCMW-raden voor te bereiden.";

2° een derde lid wordt toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De nadere regelen voor de opname van de contingenten, vermeld in 1° en 2° worden bepaald in overleg met de lijnmanager en het personeelslid."

Art. 72. Aan artikel X 75, tweede streepje, van hetzelfde besluit worden de volgende woorden toegevoegd:

", mits afgezien wordt van het presentiegeld."

Art. 73. In artikel X 76, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit worden tussen het woord “topsporter” en het woord “is” de woorden “of hun begeleider” ingevoegd.

Art. 74. In artikel XI 1 van hetzelfde besluit wordt § 2 vervangen door wat volgt:

" § 2. Ambtshalve wordt een einde gemaakt aan de hoedanigheid van ambtenaar op de 65ste verjaardag, behalve in geval van schorsing in het belang van de dienst van de ambtenaar of als een tuchtprocedure tegen de ambtenaar loopt. In die gevallen wordt ambtshalve een einde gemaakt aan de hoedanigheid van ambtenaar na afloop van de schorsing in het belang van de dienst en eventueel van de tuchtprocedure."

Art. 75. In artikel XI 11 van hetzelfde besluit worden de woorden "in toepassing van artikel IV 1, § 2, tweede lid," geschrapt.

Art. 76. In artikel XII 1 van hetzelfde besluit worden de woorden ", met uitzondering van de artikelen die de administratieve loopbaan en het geldelijk statuut regelen" geschrapt.

Art. 77. In artikel XII 2, § 1, eerste gedachtestreep van hetzelfde besluit worden de woorden ", met uitzondering van de artikelen die de administratieve loopbaan en het geldelijk statuut regelen" vervangen door de woorden "voor de entiteiten, raden en instelling, die reeds in werking zijn getreden op de datum van inwerkingtreding van dit besluit en op de datum dat de entiteit of raad in werking treedt voor de entiteiten en raden die na de datum van inwerkingtreding van dit besluit in werking treden".

Art. 78. In artikel XII 3 van hetzelfde besluit worden de woorden ", met uitzondering van de artikelen die de administratieve loopbaan en het geldelijk statuut regelen" geschrapt.

Art. 79. In hetzelfde besluit worden bijlage 1 en 2 vervangen door bijlage 1 en 2 gevoegd bij dit besluit.

Art. 80. Aan hetzelfde besluit worden bijlage 3 tot en met 9 toegevoegd, die bij dit besluit zijn gevoegd.

Art. 81. Dit besluit treedt in werking op de datum van goedkeuring ervan voor de entiteiten, raden en instelling die op deze datum reeds in werking zijn getreden en op de datum dat de entiteit of raad in werking treedt, voor de entiteiten en raden die na deze datum in werking treden, met uitzondering van:

artikel 59, dat uitwerking heeft op de datum van inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering van 13 januari 2006 houdende vaststelling van de rechtspositie van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid;

artikel VI 109, § 1, 5°, wat betreft de overgang van de salarisschaal B231 naar B232, die uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2006;

artikel VII 12, § 1 wat betreft de salarisschalen voor de maritiem verkeersleiders, dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2006;

artikel VII 50, wat betreft de gezagvoerderstoelage voor de leidinggevend hoofdassistent (functie hoofdschipper), dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2006;

artikel VII 65, § 1, wat betreft het zeegeld voor de leidinggevend hoofdassistent (functie opperschipper), de leidinggevend hoofdmedewerker (functie hoofdscheepstechnicus), de leidinggevend hoofdassistent (functie hoofdschipper -– gezagvoerder), de leidinggevend hoofdassistent (functie officier werktuigkundige) en de leidinggevend hoofdassistent (functie motorist), dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2006;

artikel VII 70, § 1 wat betreft de toelageregeling Tender – Kotter voor de leidinggevend hoofdassistent (functie hoofdschipper), dat uitwerking heeft met ingang van 1 juli 2006;

artikel 54, 1°, dat uitwerking heeft met ingang van 1 augustus 2006;

artikel 40 en 54, 2°, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2006;

artikel V 47, dat uitwerking heeft met ingang van 1 december 2006;

10°

artikel VII 108 en artikel 64, die uitwerking hebben met ingang van 1 september 2006 voor bevallingen vanaf 1 september 2006;

11°

artikel VII 151, dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 2006;

12°

de invoeging van de vermelding “vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering in het buitenland” in artikel VII 12, 1°, in punt I van bijlage 3 en in bijlage 4, dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 2006;

13°

artikel 23, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2007;

14°

artikel 32, dat in werking treedt op 1 januari 2008.

Art. 82. De Vlaamse minister bevoegd voor de bestuurszaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 maart 2007

De minister-president van de Vlaamse Regering,

Yves LETERME

De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid,
Media en Toerisme,

Geert BOURGEOIS