Gedaan met laden. U bevindt zich op: Rechtsbescherming overheidsopdrachten Draaiboek

Rechtsbescherming overheidsopdrachten

Algemeen

De rechtsbescherming bij overheidsopdrachten betreft:

  • de informatieverplichtingen na gunning van de opdracht;
  • de eventuele toepassing van een wachttermijn;
  • de bepalingen over de verhaalprocedures.

Ook de openbaarheid van bestuur wordt nader toegelicht.

Informatieverplichtingen

De informatieverstrekking verloopt verschillend voor opdrachten waarvan het goed te keuren bedrag hoger is dan 143.000 euro (zonder BTW) en voor opdrachten die dit bedrag niet overschrijden.

Informatie bij opdrachten waarvan het goed te keuren bedrag hoger is dan 143.000 euro

Dit punt is toepasselijk op alle plaatsingsprocedures voor opdrachten waarvan het goed te keuren bedrag (op het ogenblik van de gunning) hoger is dan 143.000 euro zonder BTW.

Selectiebeslissing

Van zodra de selectiebeslissing in een tweestapsprocedure is genomen, moet de aanbesteder elke niet-geselecteerde kandidaat onmiddellijk de motivering van zijn niet-selectie toesturen in de vorm van een uittreksel van de selectiebeslissing (art. 7, § 1 Wet Rechtsbescherming).

Als de genomen selectiebeslissing een selectiebeperking inhoudt, dient evenwel de volledige selectiebeslissing aan de niet-geselecteerde kandidaat te worden toegestuurd.

De uitnodiging tot het indienen van een offerte mag niet aan de geselecteerden worden gericht vóór de verzending van bovenstaande informatie. Geselecteerde kandidaten hoeven dus niet uitdrukkelijk van hun selectie op de hoogte te worden gebracht, maar vernemen dit via de uitnodiging om een offerte in te dienen, die hen wordt verstuurd.

Gunningsbeslissing

Onmiddellijk na het nemen van de gemotiveerde gunningsbeslissing moet de aanbesteder de volgende informatie schriftelijk toesturen (art. 8, § 1, eerste lid Wet Rechtsbescherming):

  • Aan elke niet-geselecteerde inschrijver: de motieven voor zijn niet-selectie door middel van een uittreksel uit de gemotiveerde beslissing. Die niet-selectie komt doorgaans voor bij eenstapsprocedures, maar ook bij tweestapsprocedures is het mogelijk dat een inschrijver niet meer aan de selectie-eisen voldoet tijdens de tweede stap.
  • Aan elke inschrijver met een onregelmatig of niet-conform bevonden offerte: de motivering van zijn wering door middel van een uittreksel van de gunningsbeslissing.
  • Aan elke inschrijver met een niet-gekozen offerte en aan de gekozen inschrijver: de gemotiveerde gunningsbeslissing.

Deze informatie betekent voor de gekozen inschrijver geen sluiting van de opdracht. Wanneer een wachttermijn in acht wordt genomen, schorst de kennisgeving het lopen van de verbintenistermijn. Deze schorsing eindigt de laatste dag van de wachttermijn wanneer geen schorsingsvordering werd ingesteld of eindigt op het moment dat de verhaalinstantie een beslissing heeft genomen in die gevallen waarbij wel een schorsingsvordering werd ingesteld. Sowieso eindigt de schorsing ten laatste 45 dagen na de kennisgeving. (art. 8, § 2 Wet Rechtsbescherming).

Deze mededelingen dienen te gebeuren via fax, e-mail of via de elektronische platformen bedoeld in art. 14, § 7 Wet Overheidsopdrachten. Daarnaast moet op dezelfde dag ook een aangetekende zending verstuurd worden. (art. 9/1, § 1 Wet Rechtsbescherming)

Wanneer de overheid, verplicht of vrijwillig, een wachttermijn respecteert, omvat de informatie eveneens (art. 8, § 1, tweede lid Wet Rechtsbescherming):

  • de nauwkeurige vermelding van de exacte duur van de wachttermijn;
  • de aanbeveling om de overheid binnen die termijn per fax, e-mail of via de elektronische platformen bedoeld in art. 14, § 7, Wet Overheidsopdrachten te verwittigen indien de belanghebbende een schorsingsvordering instelt;
  • het faxnummer of elektronisch adres van de overheid waarnaar deze verwittiging kan worden verzonden.

Beslissingen bij specifieke modaliteiten of procedures

Van zodra bij het instellen en het beheer van een kwalificatiesysteem een gemotiveerde kwalificatiebeslissing wordt genomen, deelt de aanbesteder aan elke niet-gekwalificeerde kandidaat de motieven van zijn niet-kwalificatie mee. (art. 7, § 2 Wet Rechtsbescherming) Dit gebeurt in de vorm van een uittreksel van de kwalificatiebeslissing. Deze mededeling moet onverwijld en uiterlijk binnen 15 dagen vanaf de datum van de beslissing gebeuren.

Voorafgaand aan een eventuele intrekking van de kwalificatie van een bepaalde gekwalificeerde kandidaat, zal deze hiervan ten minste 15 dagen voor de datum bepaald voor de intrekking op de hoogte dienen te worden gesteld. Dit gebeurt schriftelijk en de aanbesteder deelt daarbij de redenen mee die deze beslissing rechtvaardigen. De gekwalificeerde kandidaat beschikt over dezelfde termijn van vijftien dagen om zijn opmerkingen te laten kennen.

In geval van een concurrentiegerichte dialoog deelt de aanbesteder, onmiddellijk na het nemen van de beslissing over de oplossing of oplossingen die aan de behoeften en eisen kan of kunnen voldoen, de gemotiveerde beslissing voor deze keuze mee aan de deelnemers van wie de oplossing niet is gekozen. (art. 7, § 3 Wet Rechtsbescherming)

Bij het gebruik van een dynamisch aankoopsysteem doet de aanbesteder, onmiddellijk na het nemen van de gemotiveerde beslissing en door middel van een uittreksel van de gemotiveerde beslissing, kennisgeving van de gemotiveerde beslissing, aan elke niet-toegelaten deelnemer, de motieven voor zijn niet-toelating mee, in de vorm van een uittreksel van de gemotiveerde beslissing. (art. 7, § 4 Wet Rechtsbescherming)

Beslissing tot niet-plaatsing

Onmiddellijk na de beslissing tot niet-plaatsing en tot het eventueel uitschrijven van een nieuwe opdracht moet de aanbesteder die beslissing schriftelijk toesturen aan de betrokken kandidaten, deelnemers en inschrijvers. (art. 9 Wet Rechtsbescherming)

De definities van ‘betrokken kandidaat’, ‘betrokken deelnemers’ en ‘betrokken inschrijver’ staan in art. 2, 3°-5° Wet Rechtsbescherming en komen kortweg neer op alle kandidaten, deelnemers en inschrijvers die nog in de running zijn, d.w.z. dat ze niet geweerd zijn door een definitieve gemotiveerde beslissing, waarover ze geïnformeerd zijn en waartegen een verhaal niet meer mogelijk of afgewezen is.

Informatieverplichting tijdens onderhandelingen

Bij alle procedures die onderhandelingen toelaten, de concurrentiegerichte dialoog en het innovatiepartnerschap, heeft elke regelmatige inschrijver of deelnemer het recht tijdens het lopen van de procedure schriftelijk te vragen om geïnformeerd te worden over het verloop van de dialoog of de onderhandelingen. De aanbesteder informeert binnen 15 dagen. Dit alles dient te gebeuren met inachtneming van de gelijke behandeling en de vertrouwelijkheid. (art. 7/1 Wet Rechtsbescherming)

Vernietigingsmogelijkheid en -modaliteiten

De mededeling dient altijd expliciet de beschikbare rechtsmiddelen tegen de beslissing, de termijnen ervan en de bevoegde rechtsinstanties te vermelden. Dit moet gebeuren onder expliciete verwijzing naar de relevante artikels in de wet. Wanneer deze verwijzingen naar de rechtsmiddelen ontbreken, neemt de termijn voor de nietigverklaring pas een aanvang 4 maanden na mededeling van de gemotiveerde beslissing (art. 9/1, § 2 Wet Rechtsbescherming).

Informatie bij opdrachten waarvan het goed te keuren bedrag niet hoger is dan 143.000 euro

Dit punt is toepasselijk op alle gunningsprocedures voor opdrachten waarvan het goed te keuren bedrag (op het ogenblik van de gunning) lager is dan of gelijk is aan 143.000 euro zonder BTW.

Het beperkt zich bijgevolg niet tot de onderhandelingsprocedures zonder voorafgaande bekendmaking, hoewel het toch doorgaans daarover zal gaan.

Voor de overheidsopdrachten van beperkte waarde bestaat er geen informatieverplichting. (art. 29/1, § 7 Wet Rechtsbescherming)

Reguliere beslissingen

De aanbesteder deelt volgende informatie schriftelijk mee (art. 29/1 Wet Rechtsbescherming):

  • Van zodra de selectiebeslissing in een tweestapsprocedure is genomen licht hij elke niet-geselecteerde kandidaat onmiddellijk over dat feit in.
  • Onmiddellijk na de gunningsbeslissing licht hij elke niet-geselecteerde kandidaat of inschrijver over dat feit in. Die niet-selectie komt doorgaans voor bij eenstapsprocedures, maar ook bij tweestapsprocedures is het mogelijk dat een inschrijver niet meer aan de selectie-eisen voldoet tijdens de tweede stap.
  • Onmiddellijk na de gunningsbeslissing licht hij elke inschrijver met een geweerde of niet-gekozen offerte en de gekozen inschrijver over het overeenkomstige feit in. Die informatie betekent voor de gekozen inschrijver geen sluiting van de opdracht. Voor deze opdrachten kan men aan de gekozen inschrijver met dezelfde brief informatie verschaffen over de gunning en tegelijk de sluiting betekenen. De dubbele bedoeling moet dan wel duidelijk blijken uit de gebruikte bewoordingen en de verwijzing naar de corresponderende artikels uit de regelgeving).
  • Onmiddellijk na de beslissing tot niet-plaatsing en tot het eventueel uitschrijven van een nieuwe opdracht licht hij elke betrokken kandidaat of inschrijver over dat feit in.
  • Onmiddellijk na het nemen van de beslissing over de kwalificatie of de intrekking van de kwalificatie in het kader van een kwalificatiesysteem deelt de aanbesteder deze kwalificatie of intrekking mee aan elke betrokken kandidaat.
  • Onmiddellijk na het nemen van de beslissing, in het kader van de concurrentiegerichte dialoog, over de oplossing of de oplossingen die aan de behoeften en eisen kan of kunnen voldoen deelt de aanbestedende instantie ze mee aan elke betrokken deelnemer.
  • Onmiddellijk na het nemen van de beslissing om, in het kader van een concurrentiegerichte dialoog, de dialoog te sluiten deelt de aanbesteder ze mee aan elke betrokken deelnemer.
  • Onmiddellijk na het nemen van de beslissing om een deelnemer niet toe te laten tot een dynamisch aankoopsysteem deelt de aanbesteder ze mee aan elke betrokken deelnemer.

Deze mededelingen dienen te gebeuren via fax, e-mail of via de elektronische platformen bedoeld in art. 14, § 7 Wet Overheidsopdrachten. Daarnaast moet op dezelfde dag ook een aangetekende zending verstuurd worden.

Binnen 30 dagen na de hoger aangehaalde informatie kan schriftelijk:

  • elke niet-geselecteerde kandidaat of inschrijver de motivering van zijn niet-selectie opvragen (uittreksel van de beslissing);
  • elke inschrijver met een geweerde offerte de motivering van de wering opvragen (uittreksel van de beslissing);
  • elke inschrijver met een niet-gekozen offerte en de begunstigde de gemotiveerde gunningsbeslissing opvragen;
  • elke betrokken kandidaat of inschrijver de beslissing tot niet-plaatsing opvragen.
  • elke betrokken kandidaat de motieven van de beslissing tot kwalificatie of de intrekking ervan opvragen (uittreksel van de beslissing);
  • elke betrokken deelnemer de gemotiveerde beslissing over de oplossing of de oplossingen die aan haar behoeften en eisen kan of kunnen voldoen in het kader van een concurrentiedialoog;
  • elke betrokken deelnemer de gemotiveerde beslissing over de afsluiting van de dialoog in het kader van een concurrentiedialoog;
  • elke betrokken deelnemer de motieven van de beslissing om hem niet toe te laten tot een dynamisch aankoopsysteem opvragen (uittreksel van de beslissing)

De overheid moet deze informatie versturen binnen 15 dagen na ontvangst van het verzoek.

De mededelingen moeten altijd expliciet de beschikbare rechtsmiddelen tegen de beslissing, de termijnen ervan en de bevoegde rechtsinstanties te vermelden. Dit moet gebeuren onder expliciete verwijzing naar de relevante artikels in de wet. Wanneer deze verwijzingen naar de rechtsmiddelen ontbreken, neemt de termijn voor de nietigverklaring pas een aanvang 4 maanden na de mededeling van de motivering (art. 29/1, § 6 Wet Rechtsbescherming).

Uitzonderingen bij informatie

De Wet Rechtsbescherming stelt dat bepaalde gegevens in het raam van deze informatieverplichtingen niet mogen worden meegedeeld als het openbaar maken ervan (art. 10 en art. 29/1 § 8 Wet Rechtsbescherming):

  • de toepassing van een wet zou belemmeren;
  • in strijd zou zijn met het openbaar belang;
  • nadelig zou zijn voor de rechtmatige commerciële belangen van overheidsbedrijven of particuliere ondernemingen;
  • de eerlijke mededinging tussen de ondernemingen zou kunnen schaden.

Concreet gaat het bijvoorbeeld over de raming van het opdrachtbedrag en de geboden eenheids- of totale prijzen voor de posten van de samenvattende opmeting of de inventaris (dus niet de totale offertebedragen).

Om de informatie (en ook de openbaarheid van bestuur) voor het overige te garanderen, is het aangewezen om de desbetreffende passages in de gunningsbeslissing en het gunningsverslag onleesbaar te maken.

Wachttermijn

Onder wachttermijn wordt verstaan de termijn van non-actie die de aanbesteder moet in acht nemen tussen de gunning met daarbij horende informatieverstrekking en de sluiting van de opdracht.

De bedoeling is om niet onmiddellijk na de gunning het contract te doen ontstaan, zodat de niet-geselecteerde, geweerde of niet-gekozen inschrijvers in tussentijd een verhaalprocedure kunnen instellen om de schorsing te verkrijgen van de gunningsbeslissing. (art. 11, Wet Rechtsbescherming)

De aanbesteder moet een wachttermijn naleven (art. 11, art. 12, 1° en art. 30, §1 Wet Rechtsbescherming):

  • voor alle opdrachten vanaf de Europese drempels;
  • voor de opdrachten voor werken met een goed te keuren bedrag vanaf de helft van de Europese drempel.

Beneden die gevallen kan de aanbesteder vrijwillig een wachttermijn naleven voor een bepaalde opdracht (in het bestek of uiterlijk in de informatie op te nemen). Het gehele wachttermijnregime wordt dan toepasselijk, zij het dat in die gevallen de opdracht, na sluiting, niet vatbaar zal zijn voor schorsing of onverbindendverklaring. (art. 30, § 1 tweede lid Wet Rechtsbescherming)

De naleving van een wachttermijn is niet vereist (art. 12 Wet Rechtsbescherming):

  • In het geval de opdracht niet onderworpen is aan een voorafgaande Europese bekendmaking;
  • In het geval dat de gekozen inschrijver de enige betrokken inschrijver is en er geen betrokken kandidaten zijn;
  • bij opdrachten die gebaseerd zijn op raamovereenkomsten (de raamovereenkomsten zelf geven uiteraard wel aanleiding tot het in acht nemen van een wachttermijn).

De duur van de wachttermijn is bepaald op 15 dagen en gaat in de dag nadat de informatie over de gunningsbeslissing aan de betrokken kandidaten en inschrijvers is verzonden. Deze termijn is een nettotermijn.

Indien de elektronische en aangetekende verzendingen niet op dezelfde dag gebeuren, telt de laatste verzendingsdatum.

Als een schorsingsvordering wordt ingediend binnen de wachttermijn, mag de aanbesteder de opdracht niet sluiten voordat de verhaalinstantie, in voorkomend geval van eerste aanleg, uitspraak heeft gedaan, hetzij over een vordering tot voorlopige maatregelen, hetzij over de schorsingsvordering. Daarom wordt de indiener van een schorsingsvordering verzocht om de aanbesteder binnen deze wachttermijn per fax, e-mail of via de elektronische platformen bedoeld in art. 14, § 7, Wet Overheidsopdrachten te verwittigen van de indiening van zijn vordering (art. 11, derde lid Wet Rechtsbescherming).

Dit verbod strekt enkel tot voordeel van de indiener van een schorsingsvordering (art. 11, vijfde lid Wet Rechtsbescherming).

Als er geen schorsingsvordering wordt ingediend binnen de wachttermijn, mag de aanbesteder de opdracht sluiten na afloop van de termijn (dus ten vroegste de 16e dag).

De schorsing van de gunningsbeslissing door de verhaalinstantie leidt van rechtswege tot de schorsing van de uitvoering van de opdracht die in strijd met de wachttermijnregeling zou zijn gesloten. (art. 13 Wet Rechtsbescherming) De aanbesteder informeert de opdrachtnemer onverwijld over deze schorsing en geeft hem het bevel om de uitvoering van de opdracht niet te beginnen of stop te zetten.

Wanneer daarna geen enkele vordering tot nietigverklaring van de gunningsbeslissing of tot onverbindendverklaring van de opdracht tijdig wordt ingediend, volgt van rechtswege de opheffing van de schorsing van de gunningsbeslissing èn van de opdracht (art. 13, derde lid Wet Rechtsbescherming).

Openbaarheid van bestuur

Het principe van de bestuurlijke openbaarheid is vanzelfsprekend ook van toepassing op overheidsopdrachten.

In Vlaanderen wordt de openbaarheid van bestuur geregeld in het Bestuursdecreet(opent in nieuw venster).

Het eerlijke verloop van de mededinging vereist wel dat de openbaarheid pas begint te gelden vanaf de definitieve beslissing over de selectie of de gunning. (art. 13, § 1 Wet Overheidsopdrachten)

Op het openbaarheidsbeginsel bestaan nochtans uitzonderingen, zoals voor documenten die vertrouwelijke commerciële of industriële informatie bevatten. In de overheidsopdrachtenregelgeving zijn deze uitzonderingen nog gedetailleerder omschreven, zoals de vertrouwelijkheid van commerciële of industriële informatie en en de persoonsgegevens die werden verkregen met het oog op de verwerking van de facturen (art. 13, §2 en §4 Wet Overheidsopdrachten).

Deze uitzonderingen zijn zowel van toepassing bij het geven van informatie als bij het verlenen van inzage in bestuursdocumenten.

Verhaalprocedures, -termijnen en instanties

De verschillende verhaalprocedures zijn opgenomen in de artikels 14 - 22 Wet Rechtsbescherming. Artikel 23 en 24 van deze wet vermelden de verhaaltermijnen en de verhaalinstanties.

Vernietiging

Tegen een beslissing van een aanbestedende overheid kan bij de bevoegde verhaalsinstantie een vordering tot vernietiging worden ingeleid. Elke belanghebbende die een opdracht is misglopen of dreigt mis te lopen, kan een dergelijke vordering inleiden (art. 14 Wet Rechtsbescherming). Dit is mogelijk voor zowel beslissingen bij opdrachten beneden als boven de Europese drempels (art. 31 Wet Rechtsbescherming).

De verhaalinstantie kan beslissingen vernietigen die:

  • ofwel berusten op discriminerende technische, economische en financiële specificaties;
  • ofwel een machtsafwending inhouden;
  • ofwel een inbreuk vormen op de plaatsingsregels, de algemene rechtsbeginselen of de opdrachtdocumenten.

Schorsing en voorlopige maatregelen

De vordering tot schorsing en de vordering tot voorlopige maatregelen (art. 15 en art. 30 Wet Rechtsbescherming) zijn mogelijk in dezelfde situaties als hierboven omschreven. Het bewijs van een spoedeisendheid is niet vereist.

De vordering tot voorlopige maatregelen kan men afzonderlijk indienen of samen met een schorsings- of vernietigingsverzoek. Eventueel op straf van een dwangsom kan de verhaalinstantie de uitvoering van de betwiste beslissingen schorsen. Daarnaast kan ze de voorlopige maatregelen bevelen om de aangevoerde schending ongedaan te maken of om belangenschade te voorkomen of de voorlopige maatregelen bevelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van haar uitspraak. Dit laatste punt geldt ook voor de Raad van State zolang het vernietigingsverzoek bij hem aanhangig is.

De verhaalinstantie kan, ambtshalve of op verzoek van één van de partijen, rekening houden met de vermoedelijke gevolgen van haar uitspraak voor alle belangen, ook het openbaar belang, die schade kunnen oplopen. Ze kan beslissen om de schorsing of de voorlopige maatregelen niet toe te staan wanneer de negatieve gevolgen groter zouden zijn dan de voordelen.

Schadevergoeding

De verhaalinstantie kent een schadevergoeding toe aan de persoon die benadeeld is door één van de betwiste beslissingen (schendingen in de zin van artikel 14 Wet Rechtsbescherming), die voorafgaan aan de sluiting van de opdracht, op voorwaarde dat de verhaalinstantie zowel de schade als het oorzakelijk verband tussen de schade en de aangevoerde schending bewezen acht. (art. 16 en en art. 31 Wet Rechtsbescherming)

Er geldt een uitzonderingsregime voor het geval wanneer bij een openbare of niet-openbare procedure de prijs het enige gunningscriterium was en er toch niet aan de goedkoopste gegund werd. In voorkomend geval wordt de schadevergoeding aan de goedkoopste inschrijver vastgelegd op 10% van het offertebedrag zonder BTW. Wanneer deze beslissing echter voortvloeit uit een daad van corruptie zoals bepaald door het Burgerlijk Verdrag ter zake kan de verhaalinstantie aanvullen tot aan de werkelijk geleden schade.

Een schadevergoeding kan ook gevorderd worden bij de gewone rechter zelfs als de aanbesteder een overheid is in de zin van de bevoegdheid van de Raad van State. Omdat beide procedures niet cumuleerbaar zijn, mag de benadeelde, eens hij een procedure heeft gekozen, geen herstel meer vorderen bij een andere instantie voor dezelfde geleden schade.

Onverbindendverklaring

Deze verhaalprocedure is toepasselijk (art. 17 - 20 en art. 32, Wet Rechtsbescherming):

  • voor alle opdrachten vanaf de Europese drempels;
  • voor de opdrachten voor werken met een goed te keuren bedrag vanaf de helft van de Europese drempel.

Deze vordering tot onverbindendverklaring kan afzonderlijk ingediend worden of samen met een vernietigingsvordering. Elke belanghebbende kan de verhaalinstantie verzoeken om een gesloten opdracht onverbindend te verklaren wanneer ze is gesloten (art. 17 Wet Rechtsbescherming):

  • zonder voorafgaande Europese bekendmaking, terwijl die verplicht is;
  • zonder een wachttermijn na te leven of zonder te wachten tot de verhaalinstantie, in voorkomend geval van eerste aanleg, uitspraak heeft gedaan over de schorsingsvordering of de vordering tot voorlopige maatregelen èn de belanghebbende daardoor geen schorsingsvordering heeft kunnen instellen of voleindigen en zijn kansen om de opdracht te verkrijgen nadelig zijn beïnvloed door nog een andere schending van de gunningsregels;
  • zonder inachtname van de voorgeschreven procedureregels, wanneer de aanbesteder deze opdracht heeft gebaseerd op een raamovereenkomst waarin niet alle voorwaarden zijn bepaald.

De verhaalinstantie betrekt de overheid en de begunstigde in de procedure.

De onverbindendverklaring is niet toepasselijk wanneer de overheid, onmiddellijk voorafgaand aan de sluiting van de opdracht, een Europese bekendmaking van vrijwillige transparantie ex ante publiceert, onverschillig of een initiële (voorafgaande) Europese bekendmaking nu verplicht is of niet. Wel gaat er daags na deze bekendmaking ex ante een wachttermijn van 10 dagen in en mag de sluiting pas daarna plaatsvinden (art. 18 Wet Rechtsbescherming).

Indien de verhaalinstantie beslist tot onverbindendverklaring van de opdracht, moet ze (art. 19 Wet Rechtsbescherming):

  • hetzij alle contractuele verbintenissen met terugwerkende kracht vernietigen;
  • hetzij de werking van de vernietiging beperken tot de nog uit te voeren verbintenissen. In deze hypothese legt ze bovendien een boete op bij wijze van alternatieve sanctie.

De verhaalinstantie kan beslissen de opdracht niet onverbindend te verklaren als ze van oordeel is dat dwingende redenen van algemeen belang zulks noodzakelijk maken. In dat geval legt ze alternatieve sancties op. Economische belangen mogen alleen als dwingende redenen van algemeen belang worden beschouwd wanneer, in uitzonderlijke omstandigheden, de onverbindendheid onevenredig grote gevolgen zou hebben. Die economische belangen mogen evenwel in geen geval rechtstreeks verband houden met de opdracht in kwestie (zoals o.m. de kosten die voortvloeien uit de vertraging van de uitvoering, de kosten van een nieuwe procedure, de kosten veroorzaakt doordat een ander bedrijf de opdracht moet uitvoeren, de kosten van wettelijke verplichtingen ingevolge de onverbindendheid).

Alternatieve sancties

De alternatieve sancties zijn toepasselijk (art. 22 en art. 32 Wet Rechtsbescherming):

  • voor al de opdrachten vanaf de Europese drempel;
  • voor de opdrachten voor werken met een goed te keuren bedrag vanaf de helft van de Europese drempel.

Ze worden door de verhaalinstantie ambtshalve opgelegd of door een belanghebbende gevorderd. De verhaalinstantie betrekt desgevallend de overheid en de begunstigde in de procedure.

De opgelegde sanctie moet doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De verhaalinstantie kan daarbij alle relevante factoren in aanmerking nemen, zoals de ernst van de schending, de houding van de overheid en de mate waarin de opdracht verbindend blijft. De toekenning van een schadevergoeding komt niet als sanctie in aanmerking. Er bestaan twee soorten alternatieve sancties:

  • de looptijd van de opdracht inkorten;
  • het opleggen van een boete. De boete bedraagt maximum 10% van het gegunde opdrachtbedrag zonder BTW. Ze wordt gestort aan de Schatkist.

Elke belanghebbende kan de verhaalinstantie verzoeken om een alternatieve sanctie op te leggen wanneer de opdracht is gesloten zonder de wachttermijn geheel na te leven, maar waarbij:

  • dit voor hem geen belemmering vormde om een schorsingsvordering in te stellen;
  • en zijn kansen om de opdracht te verkrijgen niet nadelig zijn beïnvloed door een andere schending van de plaatsingsregels.

Verhaaltermijnen

Men moet de verhaalprocedures binnen vaste uiterste termijnen instellen, zijnde vanaf de bekendmaking, de kennisgeving of de kennisneming van de rechtshandeling, al naargelang het geval. De termijn begint pas te lopen nadat de laatste van de verplichte zendingen verstuurd is. (art. 23 en art. 33 Wet Rechtsbescherming) De berekening van deze termijnen gebeurt in kalenderdagen (art. 68 Wet Rechtsbescherming):

  • de vernietigingsvordering: binnen 60 dagen.
  • de schorsingsvordering: binnen 15 dagen of 10 dagen (bij gebruik van de bekendmaking van vrijwillige transparantie ex ante). Deze termijn geldt ongeacht of er een wachttermijn toepasselijk is of niet.
  • de schadevergoedingsvordering: binnen vijf jaar.
  • de vordering tot onverbindendverklaring: hetzij binnen 30 dagen daags na ofwel de bekendmaking van gesloten opdracht (aankondiging van gegunde opdracht) indien er geen voorafgaande bekendmaking is gebeurd en de verantwoording daarvan in deze bekendmaking is opgenomen, ofwel de kennisgeving aan de betrokken kandidaten en inschrijvers van het sluiten van de opdracht, samen met de gemotiveerde beslissing die op hen betrekking heeft. Hetzij binnen zes maanden daags na het sluiten van de opdracht, wanneer de overheid de voorgaande termijn van 30 dagen niet respecteert.
  • de vordering tot alternatieve sancties: binnen zes maanden.

Verhaalinstanties

Art. 24 en art. 33 Wet Rechtsbescherming behandelen dit item. Voor de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaamse Gewest en de andere administratieve overheden die onder de rechtsmacht van de Raad van State vallen, zijn de verhaalinstanties (Art. 14, § 1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State):

  • de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State voor de vernietigingsvordering, de schorsingsvordering en de vordering tot voorlopige maatregelen;
  • de gewone rechter voor de andere verhaalprocedures.

Voor de aanbesteders die niet onder de rechtsmacht van de Raad van State vallen, is de gewone rechter in alle gevallen bevoegd. De schorsingsvordering wordt ingediend volgens een procedure bij uiterst dringende noodzakelijkheid bij de Raad van State en in kort geding bij de gewone rechter. Op dit vlak:

  • krijgen deze uitzonderingsprocedures een standaardkarakter;
  • gelden ze ongeacht of er een wachttermijn toepasselijk is of niet;
  • gelden ze zowel voor de opdrachten vanaf de Europese drempels als beneden deze drempels.

Wanneer de verhaalinstantie een schorsingsvordering ontvangt, deelt zij dit onmiddellijk mee aan de overheid. Voor de vordering tot onverbindendverklaring en tot alternatieve sancties zetelt de rechter zoals in kort geding.

In geval van een tergende en roekeloze verhaalprocedure kan de overheid of de begunstigde aan de verhaalinstantie vragen om de verzoeker te veroordelen om aan hen een passende schadevergoeding te betalen. De totale schadevergoeding mag in geen geval 5% van het gegunde opdrachtbedrag zonder BTW overschrijden (art. 27 Wet Rechtsbescherming).