chat-altchatcrossloginquestion-circlesearchsmileystarthumbup-downwarning
Vlaanderen
Contacteer ons
    Terug naar overzicht Stuur een e-mail

    Stuur een e-mail naar 1700, de informatiedienst voor al uw vragen aan de overheid.
    U ontvangt een kopie van uw bericht.

    Terug naar overzicht Chat met ons
    Uw chatgesprek wordt automatisch gestart zodra er een medewerker beschikbaar is.
    Even geduld, uw positie in de wachtrij wordt bepaald.

    Analyse van de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding (B.S. 7 mei 2018)

    Bespreking van de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding (B.S. 7 mei 2018).

    •  Toepassingsgebied: werkgevers en werknemers in de private en de publieke sector
    •  Uitwerking: 1 januari 2018
    •  Inhoud:

    De introductie van een mogelijkheid voor de werknemers om een bedrijfswagen in te leveren voor een mobiliteitsvergoeding die hetzelfde fiscaal en sociaal voordelig statuut kent als de bedrijfswagen. Deze regeling staat ook wel bekend als ‘cash for car’ en is niet te verwarren met het mobiliteitsbudget.

    1. Keuzevrijheid en overeenkomst

    De invoering van de mobiliteitsvergoeding behoort tot de uitsluitende beslissingsbevoegdheid van de werkgever. Indien de werkgever deze invoert, dan heeft de werknemer de mogelijkheid om een schriftelijke aanvraag tot het bekomen van een mobiliteitsvergoeding bij de werkgever in te dienen. De werkgever kan dit steeds schriftelijk weigeren. Bij aanvaarding wordt een overeenkomst opgemaakt Deze overeenkomst wordt voorafgaandelijk aan de eerste uitbetaling gesloten en vermeldt het basisbedrag van de mobiliteitsvergoeding.

    2. Termijn als voorwaarde 

    De werkgever kan een mobiliteitsvergoeding enkel invoeren indien hij reeds een ononderbroken periode van minstens 36 maanden, onmiddellijk voorafgaand aan de invoering van de mobiliteitsvergoeding, één of meerdere bedrijfswagens ter beschikking heeft gesteld van één of meerdere werknemers.

    De werknemer kan slechts een aanvraag voor een mobiliteitsvergoeding indienen indien hij op het moment van aanvraag minstens 3 maanden ononderbroken over een bedrijfswagen beschikt bij de huidige werkgever én in de 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag minstens 12 maanden over een bedrijfswagen beschikt of heeft beschikt bij de huidige werkgever.

     Voor startende werkgevers en nieuwe werknemers zijn er afwijkende regelingen voorzien.[1] 

    3. Gevolgen 

    De toekenning van de mobiliteitsvergoeding heeft tot gevolg dat het voordeel van de ingeruilde bedrijfswagen en van alle andere erop betrekking hebbende voordelen (zoals winter- en zomerbanden, verzekeringen, enz.) volledig verdwijnt voor de werknemer vanaf de eerste dag van de maand waarin de mobiliteitsvergoeding wordt toegekend.

    De werknemer die kiest voor een mobiliteitsvergoeding moet nadien zelf instaan voor de kosten van de woon-werkverplaatsing. Indien de werkgever toch zou tussenkomen in deze kosten, dan geldt er geen vrijstelling[2]. Hierop is er wel een uitzondering voorzien.[3] 

    1. Duur 

    De mobiliteitsvergoeding blijft toegekend zolang de werknemer geen beschikking heeft over een bedrijfswagen en eindigt uiterlijk de eerste dag van de maand:

    -waarin de werknemer een functie uitoefent waarvoor geen bedrijfswagen is voorzien;

    -waarin de werknemer opnieuw beschikt over een bedrijfswagen. 

    1. Geldbedrag 

    De mobiliteitsvergoeding bestaat uit een geldbedrag dat overeenstemt met de waarde op jaarbasis van het gebruiksvoordeel van de ingeleverde bedrijfswagen.

    Het gebruiksvoordeel is gelijk aan 20 procent van 6/7de van de cataloguswaarde[4]van de ingeruilde bedrijfswagen (24 i.p.v. 20 procent indien er ook gedeeltelijke of gehele tussenkomst was in de brandstofkosten). 

    Indien de werknemer een eigen bijdrage betaalde voor de ingeleverde wagen dan wordt deze bijdrage in mindering gebracht van de waarde van het gebruiksvoordeel van de bedrijfswagen.[5] 

    De cataloguswaarde waarop de mobiliteitsvergoeding wordt berekend, wordt elk jaar geïndexeerd op 1 januari en moet worden opgenomen in de overeenkomst. 

    Er is een regeling voorzien voor werknemers met opeenvolgende werkgevers.[6] 

    1. Statuut 

    De mobiliteitsvergoeding is een vervanging van de bedrijfswagen in de mate dat die door de werknemer voor zijn privébehoeften mag gebruikt worden, o.a. voor zijn woon-werkverplaatsingen. Maar de bedrijfswagen is een loonvoordeel dat slechts op een beperkt aantal nuttige manieren bruikbaar is. De mobiliteitsvergoeding daarentegen is op een eindeloos aantal manieren bruikbaar en heeft dan ook een veel grotere impact op de loonverplichtingen van de werkgever. Om die reden bepaalt artikel 13 dan ook dat de toekenning van de mobiliteitsvergoeding geen recht toekent aan de werknemer, behalve de uitbetaling ervan door de werkgever en de gelijke behandeling van de mobiliteitsvergoeding met het voordeel van het privégebruik van de bedrijfswagen.[7] 

    Om misbruiken te vermijden kan de toekenning van de bedrijfswagen die werd ingeruild voor een mobiliteitsvergoeding niet gekoppeld geweest mag zijn aan een gehele of gedeeltelijke vervanging of omzetting van bestaande voordelen.[8] 

    Indien de werkgever naast en bovenop de mobiliteitsvergoeding toch nog het voordeel van een bedrijfswagen (voor privévervoer) blijft toekennen, of opnieuw toekent, dan verliest de mobiliteitsvergoeding zijn gunstig sociaal en fiscaal statuut (zie ook verder).[9] 

    1. Arbeidsrechtelijke behandeling 

    Zoals reeds in punt 1 besproken, maakt de overeenkomst inzake de mobiliteitsvergoeding deel uit van de arbeidsovereenkomst. De overeenkomst wordt ook gelijkgesteld met een sociaal document in het kader van het KB 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten. 

    Het oneigenlijk gebruik van de mobiliteitsvergoeding kan bestraft worden. 

    1. Sociaalrechtelijke behandeling 

    De mobiliteitsvergoeding is niet onderworpen aan gewone socialezekerheidsbijdragen omdat het is uitgesloten uit het loonbegrip. De werkgever dient wel een solidariteitsbijdrage te betalen gelijk aan het bedrag van de solidariteitsbijdrage verschuldigd voor de ingeleverde bedrijfswagen. Deze solidariteitsbijdrage is fiscaal integraal aftrekbaar als beroepskost bij de werkgever. Het statuut dat de mobiliteitsvergoeding in de sociale zekerheid krijgt, is dan ook een weerspiegeling van het statuut van de ingeleverde bedrijfswagen. 

    Er is een regeling voorzien indien de werknemer verschillende bedrijfswagens heeft. 

    1. Fiscaal 

    Het jaarlijks belastbaar voordeel voor de werknemer is gelijk aan 4 procent van 6/7de van de cataloguswaarde[10] van de ingeruilde bedrijfswagen. Het jaarlijks belastbaar gedeelte mag nooit lager zijn dan 820 euro.[11]Het belastbaar voordeel blijft ongewijzigd tijdens de volledige duur van de mobiliteitsvergoeding. 

    1. Meerdere bedrijfswagens 

    Er is een regeling voorzien voor werknemers met meerdere bedrijfswagens en dit voor wat betreft de gevolgen[12] (punt 3), de duur[13] (punt 4) en het geldbedrag[14] (punt5). 

     

    [1] Artikel 4, §3 voor de startende werkgever, artikel 5, §3 voor de nieuwe werknemer.

    [2] De werkgever kan dan geen beroep meer doen op de RSZ-vrijstelling voor verplaatsingskosten, de vrijstelling van de kilometervergoeding voor fietsverkeer en de vrijstelling voor een ter beschikking gestelde bedrijfsfiets.

    [3] Artikel 9, §3: Een uitzondering is voorzien voor werknemers die voorheen beschikten over een bedrijfswagen én daar bovenop tegelijkertijd, gedurende minstens drie maanden voorafgaand aan de aanvraag van de mobiliteitsvergoeding, van hun werkgever een vergoeding en/of voordeel ontvingen voor woon-werkverkeer.

    [4] = de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en werkelijk betaalde BTW, zonder rekening te houden met enige korting

    [5] De eigen bijdrage betaald gedurende de laatste maand voor de inlevering van de bedrijfswagen en geprorateerd op jaarbasis wordt in mindering gebracht van de waarde van het gebruiksvoordeel.

    [6] Artikel 11, §2

    [7] Voor meer info zie de Wet artikel 13 en het ontwerp pagina 29-31.

    [8] Voor meer info zie de Wet artikel 14 en het ontwerp pagina 31-32.

    [9] Voor meer info zie de Wet artikel 15 en het ontwerp pagina 33-34.

    [10] = de catalogusprijs van het voertuig in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en werkelijk betaalde BTW, zonder rekening te houden met enige korting

    [11] Het geïndexeerd bedrag voor het aanslagjaar 2019 bedraagt 1.310 euro.

    [12] Artikel 8, §2-3

    [13] Artikel 10, §2

    [14] Artikel 11, §1 lid 5-7