chat-altchatcrossloginquestion-circlesearchsmileystarthumbup-downwarning
Vlaanderen
Contacteer ons
    Terug naar overzicht Stuur een e-mail

    Stuur een e-mail naar 1700, de informatiedienst voor al uw vragen aan de overheid.
    U ontvangt een kopie van uw bericht.

    Terug naar overzicht Chat met ons
    Uw chatgesprek wordt automatisch gestart zodra er een medewerker beschikbaar is.
    Even geduld, uw positie in de wachtrij wordt bepaald.

    WETGEVINGSTECHNIEK: Kan in een regelgevende tekst gebruikgemaakt worden van de techniek van de stilzwijgende beslissing?

    1. Standpunt afdeling Wetgeving Raad van State

    De afdeling Wetgeving van de Raad van State is geen voorstander van stilzwijgende beslissingen om de volgende redenen:

    • Een stilzwijgende beslissing is niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt. Dat kan aanleiding geven tot bewijsproblemen. Bovendien wordt een stilzwijgende beslissing in beginsel niet op dezelfde wijze meegedeeld of bekendgemaakt als een uitdrukkelijk genomen beslissing. Dat heeft gevolgen voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid ervan. Het procedé van de stilzwijgende beslissing houdt daardoor grotere risico’s in voor de belangen van derden. Die kunnen immers op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze in het gedrang komen.
    • Een stilzwijgende beslissing kan in strijd raken met het algemeen belang. Een stilzwijgende beslissing kan er mogelijk toe leiden dat impliciete beslissingen worden genomen zonder dat de belangen van alle betrokkenen zorgvuldig voorbereid en afgewogen worden.
    • Een stilzwijgende beslissing is niet formeel gemotiveerd. Dat kan de wettigheidscontrole ervan bemoeilijken.

    2. Voorbeelden uit de adviesrechtspraak van de afdeling Wetgeving van de Raad van State

    Advies 65.561/1 van 8 april 2019

    In artikel 13 van het ontwerp werd bepaald dat, als het beheer niet tijdig een bezwaarschrift indiende tegen het voornemen tot weigering van de erkenning, de beslissing van rechtswege geacht werd een weigeringsbeslissing te zijn. Op die manier werd een beroep gedaan op het procedé van de stilzwijgende beslissing.

    Dergelijke stilzwijgende beslissingen zullen uiteraard niet formeel gemotiveerd zijn, wat de wettigheidscontrole erop kan bemoeilijken. Het was aan de steller van het ontwerp om erover te oordelen in welke mate dat nadeel van die aard was om het gebruik van het procedé van de stilzwijgende beslissing te heroverwegen. ( Advies 65.561/1 van 8 april 2019 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin betreffende de uitvoering van de Vlaamse sociale bescherming, wat betreft de tegemoetkoming voor zorg in een woonzorgcentrum, centrum voor kortverblijf of dagverzorgingscentrum, p. 6, punt 11 )

    Advies 65.196/3 van 13 februari 2019

    In artikel 6 van het ontwerp werd bepaald dat als het beheer niet tijdig een bezwaarschrift indiende tegen het voornemen tot weigering van de erkenning, het voornemen geacht moest worden een weigeringsbeslissing te zijn. Op die manier werd een beroep gedaan op het procedé van de stilzwijgende beslissing.

    Aan een stilzwijgende besluitvorming zijn een aantal nadelen verbonden. Zo is een dergelijk procedé in de eerste plaats niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid, al was het maar omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt, wat tot bewijsproblemen aanleiding kan geven. In de tweede plaats zijn die beslissingen uiteraard niet formeel gemotiveerd, wat de wettigheidscontrole erop kan bemoeilijken.

    Het ontworpen artikel 6 kon dan ook het best herbekeken worden. ( Advies 65.196/3 van 13 februari 2019 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin tot uitvoering van artikel 48/10 van bijlage XII bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers betreffende de opleiding voor coördinerend en raadgevend artsen,  p. 7, punt 15 )

    Advies 63.643/3 van 13 juli 2018

    In het ontworpen artikel 4.6.1, §2, van het Energiedecreet (artikel 19, 1°, van het voorontwerp) werd gebruikgemaakt van het procedé van de stilzwijgende beslissing.

    Dat procedé kan niet geheel worden afgekeurd als de stilzwijgende beslissing in het voordeel van de betrokkene is. Toch moest worden opgemerkt dat aan een stilzwijgende besluitvorming een aantal nadelen zijn verbonden. Zo is een dergelijk procedé in de eerste plaats niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid, al was het maar omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt. Dat kan aanleiding geven tot bewijsproblemen. De stilzwijgende beslissing zal in beginsel niet op dezelfde wijze worden meegedeeld of bekendgemaakt als uitdrukkelijk genomen beslissingen, met alle gevolgen van dien voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid van dergelijke stilzwijgende beslissingen. Meer bepaald houdt het procedé van de stilzwijgende beslissing daardoor ook grotere risico’s in voor een schending van de belangen van derden die op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze in het gedrang kunnen komen. In de tweede plaats kan het procedé van de stilzwijgende beslissing in strijd komen met het algemeen belang als een dergelijk procedé tot gevolg kan hebben dat impliciet beslissingen worden genomen zonder dat daarmee een zorgvuldige voorbereiding en afweging van alle betrokken belangen gepaard gaat. Ten slotte zijn die beslissingen uiteraard niet formeel gemotiveerd, wat de wettigheidscontrole erop kan bemoeilijken.

    Het ontworpen artikel 4.6.1, §2, eerste lid, van het Energiedecreet kon op dit punt dan ook het best worden herzien. ( Advies 63.643/3 van 13 juli 2018 over een ontwerpdecreet houdende diverse bepalingen inzake energie, p. 32, punt 24 )

    Advies 63.467/3 van 4 juni 2018

    In artikel 13 van het ontwerp werd de procedure vastgesteld om een aantakkingstraject te herroepen dat niet langer voldoet aan de minimale voorwaarden of dat niet langer geschikt is. Het Agentschap Wegen en Verkeer maakt de intentie om het aantakkingstraject te herroepen minstens twee maanden op voorhand bekend via het LZV-portaal. Binnen vijftien dagen na die bekendmaking konden de gebruikers van dat aantakkingstraject een alternatief traject indienen. In artikel 13, vierde lid, van het ontwerp werd bepaald dat een aangevraagde wijziging binnen een maand na de ontvangst ervan werd goedgekeurd of afgekeurd en dat bij gebrek aan een tijdige goedkeuring de wijziging geacht werd te zijn afgekeurd en het traject wordt herroepen.

    Toen hem daarover een nadere toelichting werd gevraagd, verduidelijkte de gemachtigde:

    Het gaat niet om een stilzwijgende herroeping. Elke herroeping gaat gepaard met een herroepingsbeslissing en een publicatie van deze herroepingsbeslissing in het Belgisch Staatsblad alsook een aanpassing op het LZV portaal. Een herroeping kan enkel gebeuren indien niet meer voldaan is aan de minimale voorwaarden conform artikel 9 van het BVR of niet langer geschikt is conform artikel 10. De redenen van herroeping zullen verduidelijkt worden in het kader van het LZV portaal. De gebruikers van de aantakkingstrajecten kunnen bovendien een alternatief traject voorstellen. De definitieve beslissing wordt tevens gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

    Er kan met de gemachtigde worden aangenomen dat er geen sprake is van een stilzwijgende beslissing om het aantakkingstraject te herroepen. Dat neemt evenwel niet weg dat de beslissing om de aangevraagde wijziging van het aantakkingstraject af te keuren, wel stilzwijgend wordt genomen.

    Een dergelijke stilzwijgende afkeuringsbeslissing – die dus in het nadeel zou zijn van de aanvrager – moet ten stelligste worden afgeraden.

    Zo is een dergelijk procedé in de eerste plaats niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid, al was het maar omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt, wat aanleiding kan geven tot bewijsproblemen, en de stilzwijgende beslissing in beginsel niet op dezelfde wijze zal worden meegedeeld of bekendgemaakt als uitdrukkelijk genomen beslissing, met alle gevolgen van dien voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid van dergelijke stilzwijgende beslissingen. De gebruiker die een wijziging van het aantakkingstraject heeft aangevraagd, zal immers uit het gegeven dat de herroeping van het aantakkingstraject wordt bekendgemaakt, moeten afleiden dat zijn aangevraagde wijziging werd afgekeurd.

    In de tweede plaats kan het procedé van de stilzwijgende beslissing in strijd komen met het algemeen belang, in zoverre een dergelijk procedé tot gevolg kan hebben dat impliciet beslissingen worden genomen zonder dat daarmee een zorgvuldige voorbereiding en afweging van alle betrokken belangen gepaard gaan.

    Ten slotte zijn die beslissingen uiteraard niet formeel gemotiveerd, wat de wettigheidscontrole erop kan bemoeilijken.

    De tweede zin van het vierde lid van artikel 13 van het ontwerp moest dan ook worden weggelaten.

    Hetzelfde gold a fortiori voor artikel 14, tweede lid, tweede zin, van het ontwerp. In dat geval zou er immers geen herroepingsbeslissing worden bekendgemaakt aan de hand waarvan de aanvrager kon opmaken dat zijn aanvraag tot wijziging werd afgewezen. ( Advies 63.467/3 van 4 juni 2018 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn betreffende het basisnetwerk, de voertuigen, de aantakkingstrajecten en de vergunningen voor LZV in het kader van het tweede proefproject, p.7-8, punt 10.1  )

    Advies 62.979/1 van 20 maart 2018

    In het ontworpen artikel 5.4.6, §2, van het Onroerenderfgoeddecreet werd bepaald dat een aanvraag tot toelating om een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem uit te voeren, geacht werd te zijn goedgekeurd bij gebrek aan een tijdige beslissing over die aanvraag. Aldus werd een beroep gedaan op het procedé van de impliciete goedkeuring.

    Al kan dat procedé niet geheel worden afgekeurd wanneer de stilzwijgende beslissing in het voordeel van de betrokkene is, toch moest worden opgemerkt dat aan een stilzwijgende besluitvorming een aantal nadelen zijn verbonden. Zo is een dergelijk procedé niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid, al was het maar omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt. Dat kan aanleiding geven tot bewijsproblemen. De stilzwijgende beslissing zal in beginsel niet op dezelfde wijze worden meegedeeld of bekendgemaakt als uitdrukkelijk genomen beslissingen, met alle gevolgen van dien voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid van dergelijke stilzwijgende beslissingen. Meer bepaald houdt het procedé van de stilzwijgende beslissing daardoor ook grotere risico’s in voor een schending van de belangen van derden die op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze in het gedrang kunnen komen. Bovendien kan het procedé van de stilzwijgende beslissing in strijd komen met het algemeen belang als een dergelijk procedé tot gevolg kan hebben dat impliciet beslissingen worden genomen zonder dat daarmee een zorgvuldige voorbereiding en afweging van alle betrokken belangen gepaard gaat. Ten slotte zijn die beslissingen uiteraard niet formeel gemotiveerd, wat de wettigheidscontrole erop kan bemoeilijken.

    De stellers van het voorontwerp moesten nakijken of de regeling die op dat punt is vervat in het ontworpen artikel 5.4.6, §2, van het Onroerenderfgoeddecreet, niet het best kon worden aangepast in het licht van hetgeen voorafgaat. ( Advies 62.979/1 van 20 maart 2018 over een ontwerpdecreet houdende de wijziging van het onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013 naar aanleiding van de ex-postevaluatie, p. 4, punt 5 )

    Advies 62.607/1 van 24 januari 2018

    In het ontworpen artikel 178, vierde lid, van de Codex Secundair Onderwijs werd, bij de regeling van de goedkeuring van de programmatie, gebruikgemaakt van het procedé van de stilzwijgende goedkeuring. Als de Vlaamse Regering niet tijdig besliste, werd de programmatie van rechtswege geacht te zijn goedgekeurd.

    Al kan het procedé van de stilzwijgende beslissing niet geheel worden afgekeurd als de beslissing in het voordeel van de betrokkene (zie onder meer Advies R.vST. 47/765/3 van 3 februari 2009) is, toch moest worden opgemerkt dat aan een stilzwijgende besluitvorming een aantal nadelen zijn verbonden. Zo is een dergelijk procedé niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid, al was het maar omdat een schriftelijk besluit ontbreekt. Dat kan aanleiding geven tot bewijsproblemen. De stilzwijgende beslissing wordt in beginsel niet op dezelfde wijze meegedeeld of bekendgemaakt als gewone beslissingen, met alle gevolgen van dien voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid van dergelijke stilzwijgende beslissingen. Meer bepaald houdt het procedé van de stilzwijgende beslissing hierdoor ook grotere risico’s in voor een schending van de belangen van derden die, op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze, in het gedrang kunnen komen. Bovendien kan het procedé van de stilzwijgende beslissing in strijd komen met het algemeen belang als een dergelijk procedé tot gevolg kan hebben dat impliciet beslissingen worden genomen zonder dat alle betrokken belangen zorgvuldig voorbereid en afgewogen worden. Daarenboven ontbreekt bij die beslissingen een formele motivering. ( Advies 62.607/1 van 24 januari 2018 over een ontwerpdecreet tot wijziging van de codex secundair onderwijs van 17 december 2010, wat betreft de modernisering van de structuur en de organisatie van het secundair onderwijs, p. 12, punt 17 )

    Advies 61.300/3 van 17 mei 2017

    In artikel 7, zesde lid, 9, §1, achtste lid, 14, §3, zesde lid, 17, §3, zesde lid, en 26, vijfde lid, van het ontwerp werd bepaald dat als een advies niet tijdig werd verleend of een beslissing niet tijdig werd genomen of betekend, dat advies of die beslissing wordt geacht gunstig te zijn. Aldus werd gebruik gemaakt van het procedé van de impliciete goedkeuring.

    Al kan dat procedé niet geheel worden afgekeurd als de stilzwijgende handeling in het voordeel is van de betrokkene, moest toch worden opgemerkt dat aan een stilzwijgende besluitvorming een aantal nadelen zijn verbonden, zelfs al wordt, zoals in dit geval, voorzien in een mededeling van de handeling op dezelfde wijze als bij een uitdrukkelijk gestelde handeling. Zo houdt het procedé van de stilzwijgende handeling grotere risico’s in voor een schending van de belangen van derden die op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze, in het gedrang kunnen komen. In de tweede plaats kan dat procedé in strijd komen met het algemeen belang, in zoverre het tot gevolg kan hebben dat impliciet handelingen worden gesteld zonder dat daarmee een zorgvuldige voorbereiding en afweging van alle betrokken belangen gepaard gaat. Ten slotte zijn die handelingen uiteraard niet formeel gemotiveerd, wat de wettigheidscontrole erop kan bemoeilijken.

    De voormelde bepalingen van het ontwerp konden dan ook op dit punt het best worden herzien. ( Advies 61.300/3 van 17 mei 2017 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende de procedure voor de planning, de programmatie en de realisatie van woonprojecten en houdende wijziging van diverse bepalingen van het financieringsbesluit van 21 december 2012, p. 8-9, punt 6)

    Advies 61.051/3 van 4 april 2017

    In artikel 13, tweede lid, van het ontwerp werd bepaald dat als de minister binnen de gestelde termijn geen beslissing nam, de erkenning voor dat frequentiepakket niet werd toegekend. Aldus wordt een beroep gedaan op het procedé van de stilzwijgende beslissing.

    Al kan dat procedé niet geheel worden afgekeurd wanneer de stilzwijgende beslissing in het voordeel van de betrokkene is, moet toch worden opgemerkt dat aan een stilzwijgende besluitvorming een aantal nadelen zijn verbonden. Zo is een dergelijk procedé in de eerste plaats niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid, al was het maar omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt, wat tot bewijsproblemen aanleiding kan geven, en de stilzwijgende beslissing in beginsel niet op dezelfde wijze zal worden meegedeeld of bekendgemaakt als uitdrukkelijk genomen beslissingen, met alle gevolgen van dien voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid van dergelijke stilzwijgende beslissingen. Meer bepaald houdt het procedé van de stilzwijgende beslissing hierdoor ook grotere risico’s in voor een schending van de belangen van derden die op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze, in het gedrang kunnen komen. In de tweede plaats kan het procedé van de stilzwijgende beslissing in strijd komen met het algemeen belang, in zoverre een dergelijk procedé tot gevolg kan hebben dat impliciet beslissingen worden genomen zonder dat daarmee een zorgvuldige voorbereiding en afweging van alle betrokken belangen gepaard gaat. Ten slotte zijn die beslissingen uiteraard niet formeel gemotiveerd, wat de wettigheidscontrole erop kan bemoeilijken. ( Advies 61.051/3 van 4 april 2017 over een ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering houdende diverse uitvoeringsbepalingen over de netwerk- en lokale radioomroeporganisaties en houdende wijziging van diverse besluiten over radio-omroep, p. 8, punt 10)

    Advies 61.027/1 van 27 maart 2017

    Het ontworpen artikel 7, §4, van het koninklijk besluit van 24 september 2006, luidt: “Het gemeentelijk reglement bepaalt de modaliteiten voor stilzwijgende toestemming.

    Vraag was of het de bedoeling was om het procedé van de stilzwijgende toestemming alleen toe te passen als de toestemming werd gegeven door de burgemeester of zijn afgevaardigde en bijvoorbeeld niet als het om een toestemming door de minister ging. Daarenboven werd in het ontwerp geen termijn vermeld voor het verlenen van de toestemming.

    Er moest duidelijker uit de tekst van het ontwerp blijken welke overheden gebruik konden maken van het procedé van de stilzwijgende toestemming. Nu viel uitsluitend en op een onrechtstreekse wijze uit het ontworpen artikel 7, §4, af te leiden dat een stilzwijgende toestemming mogelijk was op gemeentelijk niveau aangezien het gemeentelijk reglement er de “modaliteiten” (lees: nadere regels) voor moest bepalen.

    De door de gemachtigde verstrekte toelichting vermeldde een aantal praktische redenen waarom voor het in het ontwerp beoogde procedé van stilzwijgende toestemming werd geopteerd. Niettemin mocht niet uit het oog worden verloren dat aan dat procedé toch een aantal nadelen zijn verbonden, al kan dergelijk procedé niet geheel worden afgekeurd wanneer de stilzwijgende beslissing in het voordeel van de betrokkene is.

    Zo’n procedé in de eerste plaats niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid, al was het maar omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt, wat tot bewijsproblemen aanleiding kan geven, en de stilzwijgende beslissing in beginsel niet op dezelfde wijze zal worden meegedeeld of bekendgemaakt als uitdrukkelijk genomen beslissingen, met alle gevolgen van dien voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid van dergelijke stilzwijgende beslissingen. Meer bepaald houdt het procedé van de stilzwijgende beslissing hierdoor ook grotere risico’s in voor een schending van de belangen van derden die op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze, in het gedrang kunnen komen. In de tweede plaats kan het procedé van de stilzwijgende beslissing in strijd komen met het algemeen belang, in zoverre een dergelijk procedé tot gevolg kan hebben dat impliciet beslissingen worden genomen zonder dat daarmee een zorgvuldige voorbereiding en afweging van alle betrokken belangen gepaard gaat. Ten slotte zijn die beslissingen uiteraard niet formeel gemotiveerd, wat de wettigheidscontrole erop kan bemoeilijken.

    De stellers van het ontwerp moesten erover oordelen of de praktische gegevens die de gemachtigde in haar antwoord had aangereikt inderdaad van aard zijn om op te wegen tegen de opgesomde nadelen die aan het procedé van de stilzwijgende toestemming zijn verbonden. ( Advies 61.027/1 van 27 maart 2017 over een ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van diverse bepalingen van het koninklijk besluit van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante activiteiten, p. 5-6, punt 10)

    Advies 60.566/1 van 2 februari 2017

    De ontworpen wijzigingen aan artikel 99, §1, van het decreet van 25 juni 2014, bepaalden onder meer dat bij ontstentenis van een beslissing van de overheid uiterlijk de dag van het verstrijken van de oorspronkelijke vervaltermijn van twee jaar, de verlenging van de termijn, vermeld in artikel 99, §1, eerste lid, 1°, werd geacht te zijn goedgekeurd. Het betreft de termijn van twee jaar, door de ontworpen wijzigingen bepaald op vijf jaar na het verlenen van de definitieve omgevingsvergunning, waarbinnen met de verwezenlijking van de vergunde stedenbouwkundige handelingen moet worden gestart op straffe van verval van rechtswege van de omgevingsvergunning.

    Aldus werd een beroep gedaan op het procedé van de stilzwijgende beslissing, waaraan een aantal nadelen zijn verbonden. De omstandigheid dat een schriftelijke beslissing ontbreekt, kan tot bewijsproblemen aanleiding geven, en de stilzwijgende beslissing zal in beginsel niet op dezelfde wijze worden meegedeeld of bekendgemaakt als uitdrukkelijk genomen beslissingen, met alle gevolgen van dien voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid van dergelijke stilzwijgende beslissingen. Het procedé van de stilzwijgende beslissing houdt hierdoor ook grotere risico’s in voor een schending van de belangen van derden die op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze, in het gedrang kunnen komen.

    Voorts kan het procedé van de stilzwijgende beslissing in strijd komen met het algemeen belang, in zoverre een dergelijk procedé tot gevolg kan hebben dat impliciet beslissingen worden genomen zonder dat daarmee een zorgvuldige voorbereiding en afweging van alle betrokken belangen gepaard gaat.

    Ten slotte zijn die beslissingen uiteraard niet formeel gemotiveerd, wat de wettigheidscontrole erop kan bemoeilijken.

    Het ontwerp kon op dit punt dan ook het best worden herzien. ( Advies 60.566/1 van 2 februari 2017 over een Ontwerpdecreet houdende diverse bepalingen inzake ruimtelijke ordening, milieu en omgeving, p.17-18, art.129)

    Advies 60.778/1 van 2 februari 2017

    In het tweede lid van artikel 14 van het ontwerp werd toepassing gemaakt van het procedé van de stilzwijgende beslissing.

    Al kan dat procedé niet geheel worden afgekeurd wanneer de stilzwijgende beslissing in het voordeel van de betrokkene is, moet toch worden opgemerkt dat aan een stilzwijgende besluitvorming een aantal nadelen zijn verbonden. Zo is een dergelijk procedé in de eerste plaats niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid, al was het maar omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt, wat tot bewijsproblemen aanleiding kan geven, en de stilzwijgende beslissing in beginsel niet op dezelfde wijze zal worden meegedeeld of bekendgemaakt als uitdrukkelijk genomen beslissingen, met alle gevolgen van dien voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid van dergelijke stilzwijgende beslissingen. Meer bepaald houdt het procedé van de stilzwijgende beslissing hierdoor ook grotere risico’s in voor een schending van de belangen van derden die op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze, in het gedrang kunnen komen. In de tweede plaats kan het procedé van de stilzwijgende beslissing in strijd komen met het algemeen belang, in zoverre een dergelijk procedé tot gevolg kan hebben dat impliciet beslissingen worden genomen zonder dat daarmee een zorgvuldige voorbereiding en afweging van alle betrokken belangen gepaard gaat. Ten slotte zijn die beslissingen uiteraard niet formeel gemotiveerd, wat de wettigheidscontrole erop kan bemoeilijken.

    In casu moest bovendien opgemerkt worden dat de gehanteerde werkwijze op gespannen voet staat met het uitdrukkelijke vereiste in artikel 4 van het decreet van 5 februari 2016 dat een toeristisch logies alleen mag worden uitgebaat als het voldoet aan de specifieke brandveiligheidsnormen. ( Advies 60.778/1 van 2 februari 2017 over ene ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan het toeristische logies moet voldoen, p.9, punt 13)

    Advies 60.777/1 van 1 februari 2017

    In artikel 18, vierde en negende lid, 20, tweede lid, 24, vijfde lid, en 26, §3, eerste lid, van het ontwerp, werd gebruik gemaakt van het procedé van de stilzwijgende beslissing.

    Al kan dat procedé niet geheel worden afgekeurd wanneer de stilzwijgende beslissing in het voordeel van de betrokkene is, moet toch worden opgemerkt dat aan een stilzwijgende besluitvorming een aantal nadelen zijn verbonden.

    Zo is een dergelijk procedé in de eerste plaats niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid, al was het maar omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt, wat tot bewijsproblemen aanleiding kan geven, en de stilzwijgende beslissing in beginsel niet op dezelfde wijze zal worden meegedeeld of bekendgemaakt als uitdrukkelijk genomen beslissingen, met alle gevolgen van dien voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid van dergelijke stilzwijgende beslissingen. Meer bepaald houdt het procedé van de stilzwijgende beslissing hierdoor ook grotere risico’s in voor een schending van de belangen van derden die op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze, in het gedrang kunnen komen.

    In de tweede plaats kan het procedé van de stilzwijgende beslissing in strijd komen met het algemeen belang, in zoverre een dergelijk procedé tot gevolg kan hebben dat impliciet beslissingen worden genomen zonder dat daarmee een zorgvuldige voorbereiding en afweging van alle betrokken belangen gepaard gaat.

    Ten slotte zijn die beslissingen uiteraard niet formeel gemotiveerd, wat de wettigheidscontrole erop kan bemoeilijken. ( Advies 60.777/1 van 1 februari 2017 over een ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 5 februari 2016 houdende het toeristische logies, p. 7, punt 6)

    Advies 60.569.3 van 22 december 2016

    In artikel 5, vierde lid, van het ontwerp werd bepaald dat de aanvraag tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de specifieke inhaalbeweging werd geacht goedgekeurd te zijn als de minister geen beslissing nam binnen de termijn vermeld in het derde lid van die bepaling.

    Aldus werd een beroep gedaan op het procedé van de stilzwijgende beslissing.

    Al kan dat procedé niet geheel worden afgekeurd wanneer de stilzwijgende beslissing in het voordeel van de betrokkene is, moet toch worden opgemerkt dat aan een stilzwijgende besluitvorming een aantal nadelen zijn verbonden. Zo is een dergelijk procedé in de eerste plaats niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid, al was het maar omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt, wat tot bewijsproblemen aanleiding kan geven, en de stilzwijgende beslissing in beginsel niet op dezelfde wijze zal worden meegedeeld of bekendgemaakt als uitdrukkelijk genomen beslissingen, met alle gevolgen van dien voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid van dergelijke stilzwijgende beslissingen. Meer bepaald houdt het procedé van de stilzwijgende beslissing hierdoor ook grotere risico’s in voor een schending van de belangen van derden die op een impliciete, doch daarom niet minder verstrekkende wijze, in het gedrang kunnen komen. In de tweede plaats kan het procedé van de stilzwijgende beslissing in strijd komen met het algemeen belang, in zoverre een dergelijk procedé tot gevolg kan hebben dat impliciet beslissingen worden genomen zonder dat daarmee een zorgvuldige voorbereiding en afweging van alle betrokken belangen gepaard gaat. Ten slotte zijn die beslissingen uiteraard niet formeel gemotiveerd, wat de wettigheidscontrole erop kan bemoeilijken. ( Advies 60.569.3 van 22 december 2016 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels voor de gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de specifieke inhaalbeweging, vermeld in artikel 4.1.4, §2, derde lid, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, p.5-6, punt 6.2)

    Advies 60.481/3 van 16 december 2016

    In het ontworpen artikel 30, §2, vierde lid, en §3, zesde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 werd het procedé van de stilzwijgende beslissing gebruikt.

    De Raad van State oordeelde dat een stilzwijgende beslissing niet helemaal kan worden afgekeurd als ze in het voordeel van de betrokkene is, maar merkte ook op dat aan een stilzwijgende besluitvorming een aantal nadelen verbonden zijn.

    Een stilzwijgende beslissing is niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt. Dat kan aanleiding geven tot bewijsproblemen. Bovendien wordt een stilzwijgende beslissing in beginsel niet op dezelfde wijze meegedeeld of bekendgemaakt als een uitdrukkelijk genomen beslissing. Dat heeft gevolgen voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid ervan. Het procedé van de stilzwijgende beslissing houdt daardoor grotere risico’s in voor de belangen van derden. Die kunnen immers op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze in het gedrang komen.

    Bovendien kan een stilzwijgende beslissing in strijd raken met het algemeen belang. Een stilzwijgende beslissing kan er mogelijk toe leiden dat impliciete beslissingen worden genomen zonder dat de belangen van alle betrokkenen zorgvuldig voorbereid en afgewogen worden.

    Ten slotte is een stilzwijgende beslissing niet formeel gemotiveerd. Dat kan de wettigheidscontrole ervan bemoeilijken.

    In het kader daarvan moesten de voormelde bepalingen opnieuw worden overwogen. (Advies 60.481/3 van 16 december 2016 over een ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelstel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode, p.11, punt 10.)

    Advies 59.795/1 van 3 oktober 2016

    In artikel 9.4.6.3, §2, van het ontwerp was een regeling voorzien waarbij de erkenning als mestvervoerder in beroep stilzwijgend werd verleend. Artikel 9.5.5.2 voorzag een regeling waarbij de registratie als grensboer in eerste aanleg stilzwijgend wordt verleend.

    Er werd dus een beroep gedaan op het procedé van de stilzwijgende beslissing. De Raad van State oordeelde dat daar een aantal nadelen aan verbonden zijn. Er kunnen bewijsproblemen ontstaan omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt. Bovendien wordt een stilzwijgende beslissing in beginsel niet op dezelfde wijze meegedeeld of bekendgemaakt als een uitdrukkelijk genomen beslissing. In artikel 9.4.6.3, §2, tweede lid, wordt niet uitdrukkelijk bepaald dat als de inwilliging van het beroep stilzwijgend tot stand komt, de ‘beslissing’ in minimaal twee vakbladen wordt bekendgemaakt.  Dat heeft gevolgen voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid ervan.

    Het procedé van de stilzwijgende beslissing houdt daardoor grotere risico’s in voor de belangen van derden. Die kunnen immers op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze in het gedrang komen. (Advies 59.795/1 van 3 oktober 2016 ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het mestdecreet van 22 december 2006, p. 5-6, punt 8.)

    Advies 59.197/3 van 13 mei 2016

    Volgens het ontworpen artikel 35, §4, tweede lid, van het decreet van 22 december 1995 werd het verzoek tot schrapping geacht te zijn ingewilligd als de inventarisbeheerder zijn beslissing niet meedeelde binnen drie maanden nadat het verzoek was ingediend.

    Er werd dus een beroep gedaan op het procedé van de stilzwijgende beslissing.

    De Raad van State oordeelde dat een stilzwijgende beslissing niet helemaal kan worden afgekeurd als ze in het voordeel van de betrokkene is, maar merkte ook op dat aan een stilzwijgende besluitvorming een aantal nadelen verbonden zijn.

    Een stilzwijgende beslissing is niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt. Dat kan aanleiding geven tot bewijsproblemen. Bovendien wordt een stilzwijgende beslissing in beginsel niet op dezelfde wijze meegedeeld of bekendgemaakt als een uitdrukkelijk genomen beslissing. Dat heeft gevolgen voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid ervan. Het procedé van de stilzwijgende beslissing houdt daardoor grotere risico’s in voor de belangen van derden. Die kunnen immers op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze in het gedrang komen.

    Bovendien kan een stilzwijgende beslissing in strijd raken met het algemeen belang. Een stilzwijgende beslissing kan er mogelijk toe leiden dat impliciete beslissingen worden genomen zonder dat de belangen van alle betrokkenen zorgvuldig voorbereid en afgewogen worden.

    Ten slotte is een stilzwijgende beslissing niet formeel gemotiveerd. Dat kan de wettigheidscontrole ervan bemoeilijken.

    Het ontworpen artikel 35, § 4, tweede lid, van het decreet van 22 december 1995 kon in dat kader dus het best herzien worden.

    Hetzelfde gold voor artikel 102bis, §5, vijfde lid, van de Vlaamse Wooncode (artikel 44, 4°, van het ontwerp). ( PDF-pictogram Advies 59.197/3 van 13 mei 2016 over een ontwerp van decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen p.26-27, punt 12.2.)

    Advies 58.759/1 van 21 januari 2016

    Uit artikel 5, derde lid, 6, derde lid, 9, derde lid, en 12, zevende lid, van het ontwerp volgde dat bij gebrek aan een beslissing van de WaterRegulator, respectievelijk de minister, binnen de gestelde termijn, het voorstel van de exploitant over het tariefpad en de geïndexeerde maximumtarieven als goedgekeurd werd beschouwd. Er werd dus gebruikgemaakt van een impliciete goedkeuring.

    De Raad van State oordeelde dat een stilzwijgende beslissing niet helemaal kan worden afgekeurd als ze in het voordeel van de betrokkene is, maar merkte ook op dat aan een stilzwijgende besluitvorming een aantal nadelen verbonden zijn.

    Een stilzwijgende beslissing is niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt. Dat kan aanleiding geven tot bewijsproblemen. Bovendien wordt een stilzwijgende beslissing in beginsel niet op dezelfde wijze meegedeeld of bekendgemaakt als een uitdrukkelijk genomen beslissing. Dat heeft gevolgen voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid ervan. Het procedé van de stilzwijgende beslissing houdt daardoor grotere risico’s in voor de belangen van derden. Die kunnen immers op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze in het gedrang komen.

    Bovendien kan een stilzwijgende beslissing in strijd raken met het algemeen belang. Een stilzwijgende beslissing kan er mogelijk toe leiden dat impliciete beslissingen worden genomen zonder dat de belangen van alle betrokkenen zorgvuldig voorbereid en afgewogen worden.

    Ten slotte is een stilzwijgende beslissing niet formeel gemotiveerd. Dat kan de wettigheidscontrole ervan bemoeilijken.

    De artikelen konden in dat kader dus het best herzien worden. ( Advies 58.759/1 van 21 januari 2016 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende tariefregulering van de integrale drinkwaterfactuur, p. 4, punt 6.)

    DOSSIER:

    Advies 58.282/3 van 10 november 2015

    In artikel 14, derde lid (stilzwijgende weigering van de toelating om beschermd varend erfgoed tijdelijk buiten de Vlaamse Gemeenschap te brengen), 17, tweede lid (stilzwijgende weigering van de toelating om beschermd varend erfgoed definitief buiten de Vlaamse Gemeenschap te brengen), en 22, §3 (stilzwijgende afkeuring van het door de eigenaar voorgestelde beheersprogramma), van het ontwerp werd het procedé van de stilzwijgende beslissing gehanteerd.

    De Raad van State oordeelde dat een dergelijk procedé beter een uitzondering kon blijven omdat er ernstige bezwaren aan zijn verbonden op het vlak van de rechtszekerheid en de waarborgen voor de rechtzoekende. Dergelijke impliciete beslissingen zijn onder meer niet formeel gemotiveerd en worden niet bekendgemaakt of betekend. Bovendien is de invoering van een stilzwijgende beslissing moeilijk verzoenbaar met de beginselen van behoorlijk bestuur. Een stilzwijgende beslissing is immers mogelijk tot stand gekomen zonder reëel onderzoek. ( Advies 58.282/3 van 10 november 2015 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende de uitvoering van het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van varend erfgoed, p. 9-10, punt 5.)

    Advies 57.704/3 van 14 juli 2015

    In het ontworpen artikel 52 van het Procedurebesluit werd het procedé van de stilzwijgende beslissing gehanteerd.

    De Raad van State oordeelde dat een stilzwijgende beslissing niet helemaal kan worden afgekeurd als ze in het voordeel van de betrokkene is, maar merkte ook op dat aan een stilzwijgende besluitvorming een aantal nadelen verbonden zijn.

    Een stilzwijgende beslissing is niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt. Dat kan aanleiding geven tot bewijsproblemen. Bovendien wordt een stilzwijgende beslissing in beginsel niet op dezelfde wijze meegedeeld of bekendgemaakt als een uitdrukkelijk genomen beslissing. Dat heeft gevolgen voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid ervan.  Het procedé van de stilzwijgende beslissing houdt daardoor grotere risico’s in voor de belangen van derden. Die kunnen immers op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze in het gedrang komen.

    Bovendien kan een stilzwijgende beslissing in strijd raken met het algemeen belang. Een stilzwijgende beslissing kan er mogelijk toe leiden dat impliciete beslissingen worden genomen zonder dat de belangen van alle betrokkenen zorgvuldig voorbereid en afgewogen worden.

    Ten slotte is een stilzwijgende beslissing niet formeel gemotiveerd. Dat kan de wettigheidscontrole ervan bemoeilijken. (Advies 57.704/3 van 14 juli 2015 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, het Subsidiebesluit van 22 november 2013 en het Procedurebesluit van 9 mei 2014, p.11, punt 20.)

    Advies 57.371/VR/3 van 15 juni 2015

    Het ontworpen artikel 11 van het koninklijk besluit van 29 juni 2003 betreffende de opleiding van bestuurders van transporteenheden die andere gevaarlijke goederen dan radioactieve stoffen over de weg vervoeren (artikel 178 van het ontwerp) regelde de intrekking en de schorsing van de erkenning van een instelling die de cursussen en opleidingen, vermeld in artikel 6 en 22 van hetzelfde koninklijk besluit, verstrekt.

    Volgens het ontworpen artikel 11, §2, eerste lid, van het voormelde koninklijk besluit (artikel 178, 2°, van het ontwerp) brengt ‘[d]e minister (".) de instelling, met een aangetekende brief op de hoogte van zijn intentie van schorsing van de erkenning voor de duur die hij vermeldt’. Binnen dertig dagen bezorgt de instelling met een aangetekende brief een eventuele motivering waarom de erkenning niet moet worden geschorst, of vraagt ze om gehoord te worden door de minister (artikel 11, §2, tweede lid,  van  het koninklijk besluit van 29 juni 2003). Het ontworpen artikel 11, §2, vierde lid, van het voormelde koninklijk besluit (artikel 178, 3°, van het ontwerp) bepaalde vervolgens:

    ‘Binnen dertig dagen die volgen op de ontvangst van de argumenten van rechtvaardiging of het horen van de instelling, maakt de minister, met een aangetekende brief, zijn akkoord met de rechtvaardiging van de instelling kenbaar of bevestigt hij de schorsingsmaatregel. Het ontbreken van een kennisgeving binnen de voormelde termijn houdt een aanvaarding van de verweerargumenten van de instelling in.’

    Er werd dus een beroep gedaan op het procedé van de stilzwijgende beslissing in het voordeel van de verweerder.

    De Raad van State oordeelde dat een stilzwijgende beslissing niet helemaal kan worden afgekeurd als ze in het voordeel van de betrokkene is, maar merkte ook op dat aan een stilzwijgende besluitvorming een aantal nadelen verbonden zijn.

    Een stilzwijgende beslissing is niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt. Dat kan aanleiding geven tot bewijsproblemen. Bovendien wordt een stilzwijgende beslissing in beginsel niet op dezelfde wijze meegedeeld of bekendgemaakt als een uitdrukkelijk genomen beslissing. Dat heeft gevolgen voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid ervan.  Het procedé van de stilzwijgende beslissing houdt daardoor grotere risico’s in voor de belangen van derden. Die kunnen immers op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze in het gedrang komen.

    Bovendien kan een stilzwijgende beslissing in strijd raken met het algemeen belang. Een stilzwijgende beslissing kan er mogelijk toe leiden dat impliciete beslissingen worden genomen zonder dat de belangen van alle betrokkenen zorgvuldig voorbereid en afgewogen worden.

    Ten slotte is een stilzwijgende beslissing niet formeel gemotiveerd. Dat kan de wettigheidscontrole ervan bemoeilijken.

    Het  ontworpen  artikel 11, §2, vierde lid, van het koninklijk besluit van 29 juni 2003 kon dus best herzien worden. ( Advies 57.371/VR/3 van 15 juni 2015 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van regelgeving met betrekking tot de reglementering inzake het vervoer van gevaarlijke goederen en uitzonderlijk vervoer over de weg, wat betreft bevoegdheden, overgedragen in het kader van de zesde staatshervorming, p.59-60, punt 27)

    Advies 57.436/1/3 van 20 mei 2015

    Uit het ontworpen artikel 93, vierde lid, van het decreet van 25 april 2014 volgde dat het beroep van de vergunninghouder of de exploitant tegen de beslissing tot schorsing of opheffing van de omgevingsvergunning voor de exploitatie van een ingedeelde inrichting of activiteit, waarover geen beslissing is genomen binnen de vastgestelde termijn, vermeld in het derde lid van dat artikel, werd geacht te zijn ingewilligd. Daardoor vervalt de met dat beroep bestreden schorsings- of opheffingsbeslissing. Het procedé van de impliciete goedkeuring leidt dus in dit geval tot het verval van de bestreden beslissing.

    De Raad van State oordeelde dat een stilzwijgende beslissing niet helemaal kan worden afgekeurd als ze in het voordeel van de betrokkene is, maar merkte ook op dat aan een stilzwijgende besluitvorming een aantal nadelen verbonden zijn.

    Een stilzwijgende beslissing is niet bevorderlijk voor de rechtszekerheid omdat een schriftelijke beslissing ontbreekt. Dat kan aanleiding geven tot bewijsproblemen. Bovendien wordt een stilzwijgende beslissing in beginsel niet op dezelfde wijze meegedeeld of bekendgemaakt als een uitdrukkelijk genomen beslissing. Dat heeft gevolgen voor de kenbaarheid en de aanvechtbaarheid ervan.  Het procedé van de stilzwijgende beslissing houdt daardoor grotere risico’s in voor de belangen van derden. Die kunnen immers op een impliciete, maar daarom niet minder verstrekkende wijze in het gedrang komen.

    Een stilzwijgende beslissing kan in strijd raken met het algemeen belang. Een stilzwijgende beslissing kan er mogelijk toe leiden dat impliciete beslissingen worden genomen zonder dat de belangen van alle betrokkenen zorgvuldig voorbereid en afgewogen worden.

    Een stilzwijgende beslissing is niet formeel gemotiveerd. Dat kan de wettigheidscontrole ervan bemoeilijken. (PDF-pictogram Advies 57.436/1/3 van 20 mei 2015 over een ontwerpdecreet houdende diverse bepalingen inzake omgeving, natuur en landbouw en energie, p.21, punt 11)

    CONTACT

    Steketee Björn (bjorn.steketee@vlaanderen.be) (Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken) of wetgevingstechniek@vlaanderen.be