chat-altchatcrossloginquestion-circlesearchsmileystarthumbup-downwarning
Vlaanderen
Contacteer ons
    Terug naar overzicht Stuur een e-mail

    Stuur een e-mail naar 1700, de informatiedienst voor al uw vragen aan de overheid.
    U ontvangt een kopie van uw bericht.

    Terug naar overzicht Chat met ons
    Uw chatgesprek wordt automatisch gestart zodra er een medewerker beschikbaar is.
    Even geduld, uw positie in de wachtrij wordt bepaald.

    Decreet van 22 november 2013 betreffende deugdelijk bestuur in de Vlaamse publieke sector

    DE VLAAMSE REGERING,

    Op voorstel van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand;

    Na beraadslaging,

    BESLUIT:

    De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand is ermee belast, in naam van de Vlaamse Regering, bij het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt:

    Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

    Artikel 1.

    Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.

    Art. 2.

    §1 Dit decreet is van toepassing op:

    1. de departementen en intern verzelfstandigde agentschappen zonder rechtspersoonlijkheid;
    2. de intern verzelfstandigde agentschappen met rechtspersoonlijkheid;
    3. de publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen;
    4. de privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigde agentschappen;
    5. de secretariaten van de strategische adviesraden;
    6. de Vlaamse openbare instellingen De Watergroep, het Universitair Ziekenhuis Gent, de Vlaamse Radio- en Televisieomroep en het Vlaams Fonds voor de Letteren;
    7. het Ondersteunend Centrum van het Agentschap voor Natuur en Bos, het Eigen Vermogen van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek, het Eigen Vermogen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek en het Eigen Vermogen Flanders Hydraulics.
    8. de vzw’s, voor zover het openbare instellingen betreft in de zin van artikel 9 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en die, in overeenstemming met het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen, vermeld in verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende het Europees systeem van de nationale en regionale rekeningen in de gemeenschap, deel uitmaken van de Vlaamse deelstaatoverheid door onder sectorale code 13.12 te ressorteren, met uitsluiting van de universitaire instellingen, met inbegrip van hun patrimonium, en de hogescholen;
    9. de handelsvennootschappen die, in overeenstemming met het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen, vermeld in verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende het Europees systeem van de nationale en regionale rekeningen in de gemeenschap, deel uitmaken van de Vlaamse deelstaatoverheid door onder sectorale code 13.12 te ressorteren;

    §2 De vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid in de algemene vergadering van onderstaande entiteiten zijn ertoe gehouden om hun houding en stemgedrag te conformeren aan de bepalingen van dit decreet, onverminderd de in dit decreet voorziene uitzonderingsmogelijkheden waartoe de Vlaamse Regering kan beslissen: de handelsvennootschappen die, in overeenstemming met het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen, vermeld in verordening (EG) nr. 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996 betreffende het Europees systeem van de nationale en regionale rekeningen in de gemeenschap, in handen zijn van de Vlaamse deelstaatoverheid door onder sectorale code 11001 te ressorteren.

    Art. 3.

    In dit decreet wordt verstaan onder:

    1. raad van bestuur: het bestuursorgaan van een entiteit als vermeld in artikel 2 §1, 3°, 4°, 6° , 8° en 9° dat over de bevoegdheden beschikt die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de opdracht of het maatschappelijk doel van de voormelde entiteit;
    2. regeringscommissaris: de persoon die de Vlaamse Regering aanwijst, ongeacht de benaming van zijn mandaat, om opdrachten uit te oefenen inzake informatieverstrekking en controle over de wettelijkheid en het algemeen belang in een entiteit als vermeld in artikel 2 §1, 3°, 4°, 6°, 8° en 9°;
    3. jaarlijkse bezoldiging: het geïndexeerde jaarsalaris, inclusief toelagen en bonussen, maar uitgezonderd de sociale voordelen, voordelen van alle aard en onkostenvergoedingen;
    4. jaarsalaris: het geïndexeerde jaarsalaris, exclusief toelagen en bonussen;
    5. bonus: de aan de lijnmanager toegekende extra-bezoldiging, bovenop de jaarlijkse bezoldiging, ingevolge het behalen van de vooraf afgesproken doelstellingen.

    naar boven

    Hoofdstuk 2. Raden van bestuur

    Art. 4.

    Minimaal een derde van het aantal stemgerechtigde leden van de raad van bestuur is een onafhankelijke bestuurder.

    De Vlaamse Regering kan op gemotiveerd verzoek van de entiteit, om gegronde redenen, een uitzondering toestaan op de bepaling van het eerste lid.

    Art. 5.

    De raad van bestuur stelt de vereisten vast waaraan kandidaten voor het mandaat van onafhankelijk bestuurder moeten voldoen op het vlak van bekwaamheden, kennis en ervaring.

    De raad van bestuur doet een open oproep tot kandidaatstelling voor een mandaat van onafhankelijk bestuurder. De oproep bevat een weergave van de vereisten waaraan kandidaten moeten voldoen en regelt de  wijze van kandidaatstelling, waarbij minstens een curriculum vitae wordt voorgelegd.

    De raad van bestuur vergelijkt de respectieve verdiensten van de kandidaten.

    De onafhankelijke bestuurders worden uit lijsten van twee kandidaten per te begeven mandaat door de Vlaamse Regering aangesteld, op voordracht van de raad van bestuur.

    Indien de entiteiten, vermeld in artikel 2 §1, 4°, 6°, 8° en 9° onder wettelijke bepalingen vallen die de algemene vergadering bevoegd maken voor de aanstelling van de bestuurders, worden de onafhankelijke bestuurders aangesteld door de algemene vergadering, op voordracht van de raad van bestuur.

    Art. 6.

    §1. De onafhankelijke bestuurder wordt aangesteld op grond van zijn deskundigheid inzake het algemeen bestuur van de entiteit, zijn specifieke deskundigheid inzake de inhoudelijke materie en het beleidsveld waarin de entiteit actief is, alsook zijn onafhankelijkheid ten aanzien van de deelgenoten en het dagelijks bestuur van de entiteit.

    Onder deelgenoten als vermeld in het eerste lid, wordt verstaan : het Vlaamse Gewest, de Vlaamse Gemeenschap en de andere personen die participeren of vertegenwoordigd zijn in de entiteit.

    §2. Voor het bepalen van de onafhankelijkheid, vermeld  in paragraaf 1, zijn de criteria uit de corporate governance code voor beursgenoteerde bedrijven richtinggevend.

    Art. 7.

    §1. In geval van ernstige redenen kunnen de onafhankelijke bestuurders te allen tijde worden ontslagen door de Vlaamse Regering, op voordracht van de raad van bestuur.

    Indien de entiteiten, vermeld in artikel 2 §1, 4°, 6°, 8° en 9° onder wettelijke bepalingen vallen die de algemene vergadering bevoegd maken voor het ontslag van de bestuurders, worden de onafhankelijke bestuurders ontslagen door de algemene vergadering, op voordracht van de raad van bestuur.

    §2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op de Vlaamse Regulator van de Electriciteits- en Gasmarkt.

    Art. 8.

    §1. Om belangenvermenging te voorkomen leggen de leden van de raad van bestuur bij hun aanstelling een overzicht van hun andere lopende mandaten en activiteiten voor aan de voor de aanstelling bevoegde overheid.

    Latere wijzigingen in mandaten of activiteiten worden eveneens voorgelegd.

    §2. Als een bestuurder, rechtstreeks of onrechtstreeks, een belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met een beslissing of een verrichting die tot de bevoegdheid behoort van de raad van bestuur, mag hij niet deelnemen aan de beraadslagingen van de raad van bestuur over deze verrichtingen of beslissingen, noch aan de stemming in dat verband.

    Art. 9.

    De raad van bestuur stelt een deontologische code op voor haar leden.

    naar boven

    Hoofdstuk 3. Statuut regeringscommissaris

    Art. 10.

    §1. In het geval krachtens de reglementering tot oprichting van een entiteit, vermeld in artikel 2 §1, 3°, 4°, 6° , 8° en 9°, een regeringscommissaris wordt aangesteld bij deze entiteit, is de Vlaamse Regering bevoegd voor zijn aanstelling. Voor de aanstelling gaat de Vlaamse Regering na:

    1. of de kandidaat voldoende beschikbaar is om zijn functie uit te oefenen;
    2. via de voorlegging van een curriculum vitae, of de kandidaat over ervaring en kennis van het bestuur en de werking van de Vlaamse overheid en van de beslissingsprocessen en –procedures beschikt;
    3. of de kandidaat geen enkele strafrechtelijke veroordeling heeft opgelopen die onverenigbaar zou zijn met het mandaat van regeringscommissaris:
      - voor de kandidaat met de Belgische nationaliteit door de voorlegging van een recent uittreksel uit het strafregister en een verklaring op erewoord dat hij geen dergelijke veroordeling heeft opgelopen;
      - voor de kandidaat die niet beschikt over de Belgische nationaliteit: door  een verklaring op erewoord dat hij geen dergelijke veroordeling heeft opgelopen.
    4. of er bij de kandidaat geen rechtstreeks of onrechtstreeks functioneel of persoonlijk belangenconflict bestaat.

    Naast de vereiste ervaring en kennis van het bestuur en de werking van de Vlaamse overheid en van de beslissingsprocessen en –procedures, vermeld in het eerste lid, 2°, geldt voor de functie van inhoudelijke commissaris die de minister onder wie de entiteit ressorteert vertegenwoordigt tevens de vereiste van een specifieke kennis van de inhoudelijke materie en van het beleidsveld waarin de betrokken entiteit actief is.

    Naast de vereiste ervaring en kennis van het bestuur en de werking van de Vlaamse overheid en van de beslissingsprocessen en –procedures, vermeld in het eerste lid, 2°, geldt voor de functie van commissaris die de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen vertegenwoordigt tevens de vereiste van inzicht en kennis inzake financiële en budgettaire aangelegenheden.

    §2. Bij ontslag of overlijden van de regeringscommissaris of als hij een onverenigbaar ambt uitoefent, vervangt de Vlaamse Regering hem zo spoedig mogelijk conform de bepalingen, vermeld in paragraaf 1.

    De Vlaamse Regering kan een plaatsvervanger aanstellen voor het geval de regeringscommissaris verhinderd is.

    Art. 11.

    De Vlaamse Regering bepaalt bij de aanvang van de aanstelling tot regeringscommissaris, de omvang en inhoud van zijn functie.

    Art. 12.

    Met behoud van de toepassing van andere onverenigbaarheden bepaald bij of krachtens een wet, een decreet, een besluit of de statuten is de opdracht van de regeringscommissaris onverenigbaar met het mandaat of ambt van:

    1. lid van de Commissie van de Europese Unie;
    2. lid van het Europees Parlement, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement;
    3. minister of staatssecretaris;
    4. provinciegouverneur of lid van de deputatie van de provincieraad;
    5. burgemeester, schepen of  lid van het districtscollege;
    6. voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
    7. bestuurder of personeelslid van de entiteit.

    Als de regeringscommissaris in de loop van zijn mandaat aanvaardt om een ambt of mandaat als vermeld in het eerste lid uit te oefenen, wordt zijn mandaat van rechtswege beëindigd. Hij wordt vervangen door een regeringscommissaris die aangesteld wordt conform artikel 10, §1.

    Art. 13.

    Met behoud van de toepassing van de verplichtingen bepaald bij of krachtens een wet of decreet, kan de regeringscommissaris inlichtingen waarvan hij in het kader van zijn opdrachten kennis gekregen heeft niet gebruiken of verspreiden, als het gebruik of de verspreiding van aard is om de belangen van de entiteit schade te berokkenen.

    In toepassing van de uitzonderingsgronden in het decreet openbaarheid van bestuur van 26 maart 2004 wordt de briefwisseling tussen de  regeringscommissaris  en de minister die hem heeft voorgedragen voor aanstelling door de Vlaamse Regering als vertrouwelijk beschouwd.

    Art. 14.

    De regeringscommissaris informeert zich over alle evoluties van de regelgeving betreffende zijn functie en de opdracht of het maatschappelijk doel van de entiteit waarbij hij is aangesteld.

    Indien nodig kan de entiteit ten behoeve van de regeringscommissaris
    informatievergaderingen of vormingscursussen organiseren of financieren om de regeringscommissaris in de mogelijkheid te stellen om zijn permanente vorming te waarborgen.

    Art. 15.

    De regeringscommissaris brengt over de toevertrouwde taken verslag uit bij de minister die hem heeft voorgedragen voor aanstelling door de Vlaamse Regering.

    Art. 16.

    Het mandaat van regeringscommissaris vereist een vertrouwensrelatie met de Vlaamse Regering. Bij ontstentenis van deze vertrouwensrelatie kan de Vlaamse Regering het mandaat te allen tijde beëindigen.

    Art. 17.

    De minister die hem heeft voorgedragen voor aanstelling door de Vlaamse Regering evalueert het werk van de regeringscommissaris. De Vlaamse Regering  stelt hiervoor de evaluatieprocedure vast.

    De evaluatie vindt minstens om de twee jaar plaats, op basis van een functiebeschrijving en competentieprofiel vastgesteld door de in het eerste lid vermelde minister bij de aanstelling van de regeringscommissaris. Van de evaluatie wordt een schriftelijke weerslag bijgehouden.

    naar boven

    Hoofdstuk 4. Deontologie personeel

    Art. 18.

    De entiteiten, vermeld in artikel 2 §1, 3°, 4°, 5°, 6°, 7° , 8° en 9° stellen een deontologische code op voor hun personeelsleden.

    De entiteiten, vermeld in artikel 2 §1, 3°, 4°, 5° en 6° stellen een regeling op voor de bescherming van klokkenluiders.

    Onder klokkenluiders als vermeld in het tweede lid, wordt verstaan: de personeelsleden die in de uitoefening van hun ambt nalatigheden, misbruiken of misdrijven binnen de entiteit waar ze zijn tewerkgesteld hebben vastgesteld en gemeld.

    naar boven

    Hoofdstuk 5. Geldelijke bepalingen

    Afdeling 1. Verloning

    Art. 19.

    De jaarlijkse bezoldiging van de personeelsleden en de leden van de raad van bestuur van de entiteiten, vermeld in artikel 2 §1, mag niet meer bedragen dan de jaarlijkse bezoldiging van de minister-president van de Vlaamse Regering.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de artsen tewerkgesteld bij het UZ Gent.

    De Vlaamse Regering kan, op advies van het Remuneratiecomité van de Vlaamse overheid, toestaan dat afgeweken wordt van de maximumbezoldiging, vermeld in het eerste lid.

    Art. 20.

    Het is verboden om de jaarlijkse bezoldiging, sociale voordelen, voordelen van alle aard, onkostenvergoedingen en eventuele andere bezoldigingselementen geheel of gedeeltelijk toe te kennen in aandelen of aandelenopties.

    Het is verboden de bezoldiging van personeelsleden, vermeld in het eerste lid, te betalen aan een managementsvennootschap.

    Afdeling 2. Vertrekpremie

    Art. 21.

    Als de arbeidsovereenkomst een vertrekpremie vaststelt, kan die premie, hoogstens het bedrag van één vast jaarsalaris bedragen.

    In afwijking van het eerste lid, wordt een hogere premie toegekend indien de wettelijke bepalingen inzake het arbeidsrecht hiertoe aanleiding geven.

    De vertrekpremie omvat de opzegvergoeding, de eventuele vergoeding wegens concurrentiebeding, voordelen in natura of stortingen in een pensioenfonds die betrokkene ontvangt na beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

    Bij vrijwillig vertrek is er geen recht op een vertrekpremie.

    Afdeling 3. Pensioenregeling

    Art. 22.

    De pensioenregeling mag niet voordeliger zijn dan die van een minister van de Vlaamse Regering.

    Het verbod, vermeld in het eerste lid, betreft zowel het te ontvangen bedrag, de persoonlijke bijdrage als de instapvoorwaarden in de aanvullende pensioenregeling.

    Afdeling 4. Variabele verloning

    Art. 23.

    Het bevoegde orgaan van de entiteit bepaalt het bedrag van de variabele verloning en houdt voor het bepalen van de omvang van het bedrag rekening met het langetermijnperspectief en de realisatie van financiële en niet-financiële doelstellingen.

    Art. 24.

    Het bedrag van de variabele verloning is beperkt tot 20% van het jaarsalaris, inclusief mandaattoelage.

    Afdeling 5.Transparantie

    Art. 25.

    Het bedrag van de jaarlijkse bezoldiging, opgesplitst in vast en variabel gedeelte, de eventuele vertrekpremies, de zitpenningen en vergoedingen van de leden van de raad van bestuur, worden openbaar gemaakt door publicatie in het jaarverslag van de betrokken entiteit.

    Het jaarverslag, vermeld in het eerste lid, wordt bekendgemaakt op de website van de entiteit.

    Art. 26.

    De toekenningsmodaliteiten van de bedragen, vermeld in artikel 25, worden voor de entiteiten vermeld in artikel 2 §1, 1° tot en met 6°, jaarlijks door de entiteiten aan de Vlaamse minister bevoegd voor de Bestuurszaken toegestuurd, die ze op zijn beurt bezorgt aan de Vlaamse Regering.

    Afdeling 6. Verruiming van het werkingsgebied van het Remuneratiecomité

    Art. 27.

    De entiteiten, vermeld in artikel 2 §1, winnen voor strategische beloningskwesties het advies in van hetzij het Remuneratiecomité van de Vlaamse overheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot oprichting van het remuneratiecomité van de Vlaamse overheid en tot regeling van de presentiegelden en vergoedingen van de leden, hetzij van het eigen remuneratiecomité.

    Art. 28.

    De Remuneratiecomités bezorgen hun adviezen ter informatie aan de minister-president en de ministers-vicepresidenten van de Vlaamse Regering.

    naar boven

    Hoofdstuk 6. Wijzigingsbepalingen

    Art. 29.

    In artikel 18 van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003 worden  de volgende wijzigingen aangebracht:

    1. in paragraaf 1 wordt de zinsnede ", de onafhankelijke leden uitgezonderd," opgeheven;
    2. paragraaf 2 wordt opgeheven;
    3. in paragraaf 3 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "In geval van ernstige redenen kunnen de onafhankelijke bestuurders te allen tijde worden ontslagen door de Vlaamse Regering, op voordracht van de raad van bestuur.".

    Art. 30.

    In artikel 23, §1, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 27 april 2007, wordt het laatste lid opgeheven.

    naar boven

    Hoofdstuk 7. Slot- en overgangsbepalingen

    Art. 31.

    De Vlaamse Regering zendt binnen de 3 jaar na de inwerkingtreding van het decreet, en vervolgens om de drie jaar, aan het Vlaams Parlement een rapport over de wijze waarop het decreet is toegepast en doet eventueel de nodige voorstellen tot aanpassing van het decreet.

    De entiteiten vermeld in artikel 2 §1 bezorgen hiertoe een rapport over de uitvoering van het decreet aan de Vlaamse minister bevoegd voor de Bestuurszaken.

    Art. 32.

    De samenstelling van de raden van bestuur wordt aangepast aan de bepaling van artikel 4, bij de eerstvolgende hernieuwing van de mandaten. Uiterlijk op 1 juli 2018 moet de samenstelling van de raden van bestuur aangepast zijn aan de bepaling, vermeld in artikel 4.

    Art. 33.

    Ten aanzien van de beperkingen die in hoofdstuk 5 van dit decreet zijn opgenomen, genieten de personeelsleden of titularissen in dienst of aangesteld op de datum van inwerkingtreding van dit decreet en bij de verlenging van een mandaat na de inwerkingtreding van dit decreet, ten minste van de geldelijke arbeidsvoorwaarden die zij genoten op de datum van inwerkingtreding van dit decreet.

    Brussel, 22 november 2013

    De minister-president van de Vlaamse Regering,

     


    Kris PEETERS

    De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand,

     


    Geert BOURGEOIS

    naar boven