chat-altchatcrossloginquestion-circlesearchsmileystarthumbup-downwarning
Vlaanderen
Contacteer ons
    Terug naar overzicht Stuur een e-mail

    Stuur een e-mail naar 1700, de informatiedienst voor al uw vragen aan de overheid.
    U ontvangt een kopie van uw bericht.

    Terug naar overzicht Chat met ons
    Uw chatgesprek wordt automatisch gestart zodra er een medewerker beschikbaar is.
    Even geduld, uw positie in de wachtrij wordt bepaald.

    WETGEVINGSTECHNIEK: Rechtsgrond(en) voor een besluit: wat? waar? hoe?

    1. Inleiding

    A) Algemeen

    a) Definitie: Rechtsgronden = de bepalingen van (normaal gesproken) hogere regels van intern recht die de auteur van de tekst de bevoegdheid verlenen om de betrokken regeling uit te vaardigen.

    b) Juridische achtergrond: het legaliteitsbeginsel, waardoor de decreetgever minstens de eerste aanzet moet geven en vervolgens kan overgaan tot het verlenen van een machtiging aan de Vlaamse Regering, die op haar beurt eventueel individuele minister(s) kan machtigen.

    c) Gevolgen: besluiten van de uitvoerende macht moeten een juridische grondslag vinden in hogere rechtsnormen. Voor de beoordeling van de wettigheid van besluiten is het belangrijk dat de rechtsgrond moet worden vermeld in de aanhef. Indien die juridische grondslag ontbreekt of ondeugdelijk is, kan de rechter immers het besluit buiten toepassing laten (art. 159 G.W.) of vernietigen (art. 14 R.v.St.- wet).

    B) Regeling bij besluit: algemene regels

    1. Is er een rechtsgrond? Indien reeds een wettelijke of decretale regeling bestaat die het te regelen onderwerp regelt, kan overwogen worden om bij besluit te regelen. In dat geval moet worden nagegaan of wel een voldoende rechtsgrond voor de voorgenomen regeling bestaat. 

    a) Er bestaat een uitdrukkelijke en voldoende delegatiebepaling: indien er een uitdrukkelijke delegatiebepaling bestaat die bovendien zo is geformuleerd dat de voorgenomen regeling er kan worden ingepast, dan kan worden geregeld bij besluit. De Regering moet dan wel de voorwaarden (inhoudelijk of formeel) die aan de delegatie gekoppeld zijn, naleven. Indien de regeling niet volledig kan worden ingepast in die uitdrukkelijke delegatiebepaling, zal moeten worden onderzocht of beroep kan worden gedaan op de algemene uitvoeringsbevoegdheid.

    b) Er bestaat geen uitdrukkelijke delegatiebepaling: in dat geval moet worden nagegaan of een beroep kan worden gedaan op artikel 20 B.W.H.I.

    2. Overeenstemming met de hogere rechtsnormen? Zelfs indien er een voldoende rechtsgrond bestaat, dan nog moet de Regering ervoor zorgen dat de regeling niet in strijd is met andere decretale bepalingen. De Regering kan immers slechts van decretale bepalingen afwijken indien daartoe een uitdrukkelijke machtiging bestaat.

    2. Uitvoering van een delegatie

    Het meest voorkomende geval van een rechtsgrond is een uitdrukkelijke machtiging van de uitvoerende macht door de wetgevende macht. In dat geval moet in de aanhef uiteraard worden verwezen naar de wetsbepaling(en)/decreetsbepalingen die die machtiging bevat(ten). Als die verwijzing kan worden gepreciseerd, bijvoorbeeld door alleen de paragraaf of het lid te vermelden waarin de machtiging voorkomt, dan moet je dit ook doen. Die precisering kan onder meer nuttig zijn wanneer er verscheidene machtigingen in één artikel voorkomen en er slechts van één machtiging gebruik wordt gemaakt. Het is niet toegelaten om te verwijzen naar de wet of het decreet, zonder nadere precisering van de bepalingen die specifiek rechtsgrond bieden.

    3. Algemene uitvoeringsbevoegdheid (artikel 20 BWHI)

    Overeenkomstig artikel 20 BWHI kan de uitvoerende macht besluiten uitvaardigen die nodig zijn voor de uitvoering van de wetgevende normen, zonder dat zij die normen mogen schorsen of vrijstelling van hun toepassing mogen verlenen. Die besluiten kunnen zowel normatief als individueel zijn. De normatieve besluiten kunnen de betrokken wetgevende normen nader uitwerken, zolang zij binnen het algemene kader blijven dat door de wetgever werd uitgewerkt en de geest van die wetsbepalingen eerbiedigen.

    Er zijn 2 mogelijkheden:

    a) Als het besluit een decreet uitvoert zonder dat daarvoor een bijzondere machtiging in dat decreet is opgenomen, verwijst u naar het decreet in zijn geheel (en de eventuele wijzigingen ervan) en ook naar artikel 20 BWHI, aangezien dat artikel de uitvoerende macht de algemene bevoegdheid verleent voor het uitvoeren van decreten. Indien voor andere bepalingen van hetzelfde uitvoeringsbesluit wordt verwezen naar specifieke delegatiebepalingen in het decreet, moet er uiteraard niet bovenop worden verwezen naar het decreet, dan volstaat de vermelding ervan die wordt gevolgd door die verwijzingen naar specifieke bepalingen.

    b) Als het besluit niet volledig op een uitdrukkelijke decretale delegatie is gesteund, moet u verwijzen naar de decretale bepalingen die het besluit beoogt uit te voeren (en de eventuele wijzigingen ervan), en naar artikel 20 BWHI. Dat is het geval als er een decretale basis is, maar geen uitdrukkelijke delegatie, met andere woorden als het besluit wel verenigbaar is met het decreet en er de uitvoering van kan vormen, maar zonder dat het decreet uitdrukkelijk een opdracht geeft.

    Zie ook punt 68 Omzendbrief Wetgevingstechniek

    4. Autonome verordeningsbevoegdheid

    Naast de uitvoering van wetten of wettelijke machtigingen, kan de uitvoerende macht welbepaalde aangelegenheden zelf en alleen regelen, zonder dat de wetgevende macht eerst moet optreden. In dit geval moeten de betrokken grondwets- of bijzondere wetsbepalingen, die deze bevoegdheden rechtstreeks aan de uitvoerende macht toekennen, in de aanhef worden vermelden.

    De Vlaamse Regering beschikt krachtens artikel 68, 69 en 87 B.W.H.I. over een (inhoudelijk) beperkte zelfstandige reglementaire bevoegdheid, m.a.w. een regelgevende bevoegdheid die hij kan uitoefenen zonder voorafgaand optreden van de decreetgever.

    Meer nog, de aangelegenheid is aan de uitvoerende macht voorbehouden en het is de decreetgever in beginsel verboden om zich op dit terrein te begeven. Beide afdelingen van de Raad van State hebben dit uitdrukkelijk bevestigd, en het Grondwettelijk Hof heeft dit beklemtoond voor wat de gelijkaardige bevoegdheid op het federale niveau betreft, verankerd in de artikelen 37, 96, eerste lid en 107, tweede lid G.W.

    De zelfstandige reglementaire bevoegdheid van de Vlaamse Regering omvat het regelen van de werking en de organisatie van de regering en de werking en organisatie van de eigen administratie, diensten en personeel.

    Zie ook punt 127 Omzendbrief Wetgevingstechniek

    5. Rechtsgrond in rechtsnormen van andere overheden?

    In beginsel kan enkel de wetgevende macht van één bepaalde overheid een machtiging verlenen aan de uitvoerende macht van dezelfde overheid om op te treden. De opdeling van bevoegdheden tussen de wetgevende en de uitvoerende macht wordt binnen elke overheid afzonderlijk geregeld.

    Europese richtlijnen en verordeningen kunnen op zich beschouwd geen rechtsgrond bieden voor besluiten. Voor de omzetting of uitvoering van die teksten moet worden aangesloten op de internrechtelijke bevoegdheidsverdeling tussen de wetgevende en de uitvoerende macht. Dit betekent dat eerst een wetgevend optreden vereist is dat eventueel een deel van de omzetting of uitvoering zelf realiseert (of die zelfs volledig kan realiseren) en dat vervolgens door de uitvoerende macht nader kan worden uitgewerkt, hetzij op grond van de algemene uitvoeringsbevoegdheid, hetzij (wat het meest voorkomt) op basis van een uitdrukkelijke machtiging. In de besluiten moet dan naar die wetsbepalingen worden verwezen en dus niet naar de Europese regelgeving.

    Besluiten van Vlaamse Regering kunnen geen rechtsgrond vinden in de bepalingen met betrekking tot de bevoegdheidsverdeling in de Grondwet en in de wetten op de staatshervorming (buiten het geval van de autonome verordeningsbevoegdheid, zie punt 4 hierboven). Die bevoegdheidsbepalingen worden in principe dus niet vermeld in de aanhef.

    6. Ministeriële besluiten

    Ministeriële besluiten zullen doorgaans rechtsgrond vinden in een uitdrukkelijke machtiging in besluiten van de Vlaamse Regering. In de aanhef worden die besluiten of de specifieke bepalingen van die besluiten vermeld die als rechtsgrond fungeren, alsook de wets of decreetsbepalingen waarin die besluiten zelf rechtsgrond vinden.

    Let op! Artikel 83, §3 BWHI bepaalt dat de bevoegdheden die bij wet, decreet of koninklijk besluit worden toegewezen aan een minister, uitgeoefend worden door de gemeenschaps- of gewestregering telkens als het om een zaak gaat die tot hun bevoegdheid behoort. Uit deze laatste bepaling volgt aldus dat een vroegere ministeriële bevoegdheid in principe, behoudens nieuwe delegatie overeenkomstig artikel 69 BWHI, een zaak van de regering is geworden.

    Een delegatie van de wetgever aan een minister wordt als ongrondwettig beschouwd, omdat de wetgever zich niet met de organisatie van de uitvoerende macht behoort in te laten. Toch komt een dergelijke delegatie regelmatig voor. In dat geval moet uiteraard de wetsbepaling worden vermeld in de aanhef (Zie ook punt 126 Omzendbrief Wetgevingstechniek)

    ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

    (BRON: J. VAN NIEUWENHOVE “De rechtsgrond van besluiten”, T.v.W, 2006 (2), p.235-237)

    CONTACT

    Steketee Björn (bjorn.steketee@vlaanderen.be) (Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken) of wetgevingstechniek@vlaanderen.be