chat-altchatcrossloginquestion-circlesearchsmileystarthumbup-downwarning
Vlaanderen
Contacteer ons
    Terug naar overzicht Stuur een e-mail

    Stuur een e-mail naar 1700, de informatiedienst voor al uw vragen aan de overheid.
    U ontvangt een kopie van uw bericht.

    Terug naar overzicht Chat met ons
    Uw chatgesprek wordt automatisch gestart zodra er een medewerker beschikbaar is.
    Even geduld, uw positie in de wachtrij wordt bepaald.

    WETGEVINGSTECHNIEK: Regeling bij besluit van de Vlaamse Regering

    I. SOORTEN BEVOEGDHEDEN

    Er zijn 2 gevallen te onderscheiden:

     de afgeleide bevoegdheden van de Vlaamse Regering

     de autonome bevoegdheid van de Vlaamse Regering

    1°  De afgeleide bevoegdheden van de Vlaamse Regering: de algemene reglementaire uitvoeringsbevoegdheid (artikel 20 BWHI) en de bijkomende reglementaire bevoegdheid (artikel 78 BWHI)

    1) Wanneer

    Als al een wettelijke of decretale regeling bestaat die bepalingen over het onderwerp vastlegt, kan je overwegen om bij besluit te regelen. Ga dan na of er een voldoende rechtsgrond voor de voorgenomen regeling bestaat.

    De Vlaamse Regering beschikt over een dubbele regelgevende bevoegdheid: de gewone reglementaire uitvoeringsbevoegdheid die opgedragen is in de Bijzondere Wet (artikel 20 BWHI) en een bijkomende reglementaire bevoegdheid die uitdrukkelijk opgedragen is door de Grondwet of door de wetten en decreten die krachtens de Grondwet uitgevaardigd zijn (artikel 78 BWHI).

    Artikel 20 B.W.H.I: “De Regering  maakt de verordeningen en neemt de besluiten die voor de uitvoering van de decreten nodig zijn, zonder ooit de decreten zelf te mogen schorsen of vrijstelling van hun uitvoering te mogen verlenen."

     Artikel 78 B.W.H.I: ”De Regering heeft geen andere macht dan die welke de Grondwet en de wetten en decreten krachtens de Grondwet uitgevaardigd, haar uitdrukkelijk toekennen."

    In beide gevallen is een wettelijke bepaling nodig voor de regering verordenend kan optreden. In het eerste geval is dat de voorwaarde voor het optreden van de regering, in het tweede geval de grondslag. In de praktijk is het echter meestal niet duidelijk of de Vlaamse Regering een reglementaire bevoegdheid uitoefent op grond van artikel 20 BWHI dan wel op grond van artikel 78 BWHI. Zodra er een delegatiebepaling voorhanden is, wordt er vaak van uitgegaan dat het om een verordenende bevoegdheid gaat die gebaseerd is op artikel 78 BWHI.

    Als er een uitdrukkelijke delegatiebepaling bestaat die bovendien zo geformuleerd is dat de voorgenomen regeling er kan worden ingepast, kan worden geregeld bij besluit. De regering moet dan wel de inhoudelijke of formele voorwaarden die aan de delegatie gekoppeld zijn, naleven. Als de regeling niet volledig kan worden ingepast in die uitdrukkelijke delegatiebepaling, zal moeten worden onderzocht of beroep kan worden gedaan op de algemene uitvoeringsbevoegdheid (artikel 20 BWHI).

    Als er geen uitdrukkelijke delegatiebepaling bestaat moet worden nagegaan of een beroep kan worden gedaan op artikel 20 BWHI.

    Om elke twijfel uit te sluiten omtrent de bevoegdheid van de uitvoerende macht bij de uitvoering van de wet, wordt vaak voorzien in machtigingen van de wetgever aan de uitvoerende macht. Het onderscheid tussen machtigingen door de wetgevende aan de uitvoerende macht en de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de uitvoerende macht is niet altijd even scherp. Het is ook mogelijk dat een uitvoeringsbesluit tegelijkertijd gebaseerd is op wettelijke machtigingsbepalingen en op de algemene uitvoeringsbevoegdheid. In dat geval worden in de aanhef van het besluit zowel de grondwets- of bijzondere wetsbepaling met betrekking tot de algemene uitvoeringsbevoegdheid als de toepasselijke machtigingsbepalingen in de wet vermeld.

    2) Inhoud ? 

    a) “De nadere regels”

    In het algemeen kan worden gesteld dat de voornaamste onderdelen van de regeling bij decreet worden geregeld en dat in de besluiten van de Vlaamse Regering de nadere regels worden bepaald voor de tenuitvoerlegging van die voornaamste onderdelen. Een decreet beperkt zich tot de essentie van de beoogde regulering. De aspecten die voor het onderwerp of de formulering niet essentieel zijn, mag de decreetgever aan de Vlaamse Regering overlaten.

    b)  Artikel 20 en 78 BWHI

    De Vlaamse Regering beschikt over een dubbele regelgevende bevoegdheid: de gewone reglementaire uitvoeringsbevoegdheid opgedragen in de Bijzondere Wet (artikel 20 BWHI) en een bijkomende reglementaire bevoegdheid uitdrukkelijk opgedragen in een opdrachtwet (artikel 78 BWH.). In beide gevallen is een wettelijke bepaling nodig vooraleer de regering regelend kan optreden. In het eerste geval is dat de voorwaarde voor het optreden van de regering, in het tweede geval de grondslag.

    1) artikel 20 BWHI: de algemene reglementaire bevoegdheid

    Het begrip uitvoeren wordt in artikel 20 BWHI inhoudelijk niet nader omschreven. Dat heeft tot gevolg dat de uitvoerende macht uitvoeringsreglementen kan uitvaardigen op alle mogelijke inhoudelijke terreinen of beleidsdomeinen, óók op de terreinen die aan de wetgever zijn voorbehouden. De regering kan dus alle maatregelen, reglementen inbegrepen, vaststellen die nodig zijn om de bepalingen uit de wet uitvoerbaar te maken.

    De uitvoeringsbevoegdheid is echter ook op een dubbele manier beperkt.

    i) Het is verboden voor de uitvoerende macht om op eigen initiatief af te wijken van decretale bepalingen. Dat is de draagwijdte van het tweede zinsdeel van artikel 20 BWHI  waaruit het verbod voortvloeit om de decreten te schorsen en vrijstelling van hun uitvoering te verlenen.

    ii) De rechtspraak heeft de beperkte inhoudelijke betekenis van het begrip uitvoeren nader omschreven. Uitvoeren is "uit de algemene economie van het decreet de gevolgtrekkingen afleiden die daaruit op natuurlijke wijze voortvloeien volgens de geest die aan de opvatting van het decreet ten grondslag heeft gelegen en volgens de doelstellingen die het nastreeft". De algemene uitvoeringsbevoegdheid houdt evenwel niet in dat de regering op grond daarvan de draagwijdte van het decreet zou kunnen verruimen of beperken. Aan hetgeen in een decreet is bepaald kan de regering geen nieuwe regel toevoegen. Daarom dat het noodzakelijk is om, tenzij in het decreet alles zou geregeld zijn – wat moeilijk doenbaar is, een bepaling in het decreet op te nemen, waarbij de regering met de nadere regeling van de aangelegenheid belast wordt.

    De omschrijving die door de rechtspraak wordt gegeven is vrij vaag. De rechtsleer leidt er uit af dat de uitvoeringsbevoegdheid niet al te beperkend moet worden geïnterpreteerd.

    De omvang van die uitvoeringsbevoegdheid varieert naargelang het voorafgaande optreden van de decreetgever. Hoe gedetailleerder de wettelijke regeling is, hoe minder ruimte de uitvoerende macht zal hebben om zelf accenten te leggen. De grens is hoe dan ook dat de Vlaamse Regering de draagwijdte van de voorafgaande wettelijke regeling niet mag beperken of uitbreiden.

    2) artikel 78 BWHI: de bijkomende reglementaire bevoegdheid

    Er is een verschil naargelang we te maken hebben met:

    *  voorbehouden bevoegdheden van de wetgever.

    *  residuaire bevoegdheden van de wetgever

    * voorbehouden bevoegdheden:

    In voorbehouden aangelegenheden heeft de decreetgever reguleringsplicht. Hij moet de essentiële elementen van de regelgeving vaststellen zodat de regering de nodige gevolgen eruit kan afleiden. De decreetgever heeft dus een delegatiebeperking. Hij heeft een beperkte ruimte om regelgevende bevoegdheden te delegeren.

    De rechtspraak stelt dat delegaties mogelijk zijn op voorwaarde dat er geen essentiële elementen worden gedelegeerd, dat de delegaties alleen betrekking hebben op de uitvoering van de beginselen die de decreetgever zelf heeft vastgesteld, en dat ze niet toelaten de onnauwkeurigheid van de beginselen op te vangen of onvoldoende omstandige beleidskeuzes te verfijnen. Dat houdt in dat delegatiebepalingen niet meer kunnen delegeren dan de bepalingen die al aan de uitvoerende macht toekomen op grond van de normale reglementaire uitvoeringsbevoegdheid.

    Toch hebben het Grondwettelijk Hof en de afdeling wetgeving van de Raad van State onder de volgende strikte voorwaarden verregaande delegaties van essentiële elementen van een regelgeving aanvaard.

    a) De machtiging is uitdrukkelijk en ondubbelzinnig;

    b) De machtigingswet voorziet in een bekrachtiging, binnen een relatief korte termijn, van de besluiten die op grond van die machtiging zijn uitgevaardigd;

    c) Als de besluiten niet binnen de gestelde termijn zijn bekrachtigd door de wetgever, worden ze geacht  nooit uitwerking te hebben gehad.

    d) Het is voor de decreetgever onmogelijk om de regelingen zelf uit te werken met inachtneming van de parlementaire procedure

    e) De machtiging is beperkt in de tijd.

    => Zie ook punt 125 Omzendbrief Wetgevingstechniek

    * residuaire bevoegdheden:

    De decreetgever kan overeenkomstig artikel 78 BWHI de regeling van die aangelegenheid opdragen aan de uitvoerende macht. In dit geval moet de decreetgever echter de voornaamste onderdelen of elementaire aspecten van de aangelegenheid zelf regelen.

    In residuaire aangelegenheden bestaat er een ruimere delegatiemogelijkheid (dan bij voorbehouden aangelegenheden). Aan de uitvoerende macht worden opdrachten verleend die ruimer zijn dan de gewone uitvoeringsbevoegdheid. Er zijn echter ook beperkende voorwaarden die in acht moeten worden genomen: de decreetgever moet de essentiële aspecten van een aangelegenheid zelf hebben geregeld en de delegatie moet uitdrukkelijk (nauwkeurig en ondubbelzinnig) geformuleerd moet zijn. 

    Als de wetgever aldus de essentiële aspecten van een aangelegenheid zelf heeft geregeld, kan hij de verdere regeling aan de uitvoerende macht opdragen. In het meest verregaande geval, als hij dat doet voor een substantiële aangelegenheid, spreekt men vaak van een kaderwet/decreetEen kaderdecreet verschilt van een gewoon opdrachtdecreet doordat het er zich toe beperkt enkele algemene lijnen voor te schrijven.

    2° De autonome verordenende bevoegdheid

    De reglementaire uitvoeringsbevoegdheid en de bijkomende verordende bevoegdheid zijn afgeleide bevoegdheden omdat ze altijd een voorafgaand optreden van de decreetgever vergen. Daarnaast beschikt de Vlaamse Regering krachtens artikel 87 BWHI en artikel 21 en 22 Bijzonder decreet van 7 juli 2006 over de Vlaamse instellingen over een (inhoudelijk) beperkte zelfstandige reglementaire bevoegdheid. Die regelgevende bevoegdheid kan ze uitoefenen zonder voorafgaand optreden van de decreetgever (zie ook punt 127 Omzendbrief Wetgevingstechniek). Meer nog, de aangelegenheid is aan de uitvoerende macht voorbehouden en het is de decreetgever in beginsel verboden om zich op dit terrein te begeven.

    Beide afdelingen van de Raad van State hebben dit uitdrukkelijk bevestigd. Het Grondwettelijk Hof heeft dat beklemtoond voor de vergelijkbare bevoegdheid op het federale niveau die vastgelegd is in artikel 37, 96, eerste lid, en artikel 107, tweede lid, GW.

    De zelfstandige reglementaire bevoegdheid van de Vlaamse Regering omvat het regelen van de werking en de organisatie van de regering en de werking en organisatie van de eigen administratie, de eigen diensten en het eigen personeel. De regering van elk deelgebied is alleen bevoegd om:

    - het statuut van de personeelsleden van haar diensten vast te stellen (art. 87, §3, BWHI )

    - delegaties te verlenen aan een van haar ministers (art. 21 bijzonder decreet van 7 juli 2006 over de Vlaamse instellingen)

     - ministeriële departementen, ministeriële kabinetten en een adviesorgaan voor handelingen die onder haar bevoegdheid vallen, op te richten, te organiseren en af te schaffen, (art. 87, § 1, BWHI).

    II. DELEGATIE

    In een besluit van de Vlaamse Regering kan er verordenende bevoegheid gedelegeerd worden aan:

    1° een minister: zie Regeling bij ministerieel besluit

    2° een leidend ambtenaar/overheindsinstelling: zie Regeling bij besluit van een leidend ambtenaar of overheidsinstelling

    CONTACT

    Steketee Björn (bjorn.steketee@vlaanderen.be) (Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken) of wetgevingstechniek@vlaanderen.be